Leesfragment: Armada 65: Transatlantische ontmoetingen. Amerikaanse dichters en Europa

14 december 2011 , door Bart Eeckhout
| | | | | | |

22 december verschijnt het nieuwe nummer van Armada, nummer 65, met als thema 'Transatlantische ontmoetingen. Amerikaanse dichters en Europa'. Wij mogen Bart Eeckhouts bijdrage voorpubliceren, 'Dertien manieren om naar Wallace Stevens en Europa te kijken'.

 

Inhoud

  • Diederik Oostdijk, Transatlantische ontmoetingen in vogelvlucht. Een introductie
  • Bart Eeckhout, Dertien manieren om naar Wallace Stevens en Europa te kijken
  • Sophie Levie en Puck Wildschut, Gertrude Stein, Sylvia Beach en Marguerite Caetani. Drie Amerikaanse vrouwen in literair Parijs
  • Jaap van der Bent, Van Lawrence Ferlinghetti tot Bob Dylan. De invloed van Jacques Prévert op Amerikaanse poëzie en cultuur
  • Usha Wilbers, ‘Wanting to king it in that perfect land.’ Europese poëzie in The Paris Review, 1953–’61 43
  • Paola Colombo, Vertaalde ontmoetingen, herschreven vrouwen. Van Eugenio Montales Dora Markus tot Robert Lowells Elizabeth Bishop
  • Marian Janssen, ‘The Four of Us and The Monkey.’ Noodlottige liefde in Europa
  • Maarten Steenmeijer, Uit de fles: de Amerikaanse en de Nederlandse Lorca
  • Diederik Oostdijk, Haring happen met Frank O’Hara. Transantlantische uitwisseling of veramerikanisering?
  • Evelyn Austin, Met andere ogen. John Ashbery in het Parijs van Caillebotte en Haussmann
  • Willem G. Weststeijn, Brodsky in Nederland
  • H. C. ten Berge, Niet horig aan de Engelse traditie en evenmin Amerikaans geworden. De poëzie van Christopher Middleton
  • & verboden aan te plakken! Martijn Knol, Een poëtica in dertien stellingen

Dertien manieren om naar Wallace Stevens en Europa te kijken

  1. De makkelijkste, kortste, letterlijke manier: hij is er gewoon nooit geweest. Tegen een student die hem kwam uithoren over zijn poëzie grapte hij: ‘Ik ben nooit dichter bij Europa geweest dan Staten Island.’ De enige buitenlandse reizen die Wallace Stevens (Reading, Pennsylvania 1879–Hartford, Connecticut 1955) maakte, waren naar Canada (een zomervakantie als jongeman), prerevolutionair Cuba (op middelbare leeftijd) en die ene cruise door het Caraïbische gebied samen met zijn vrouw Elsie Kachel – de reis waarop hun dochter Holly waarschijnlijk werd verwekt. Op het eerste gezicht schrijft Stevens dus gewoon in de Amerikaanse traditie van Henry David Thoreau en Emily Dickinson, ook notoire thuisblijvers en literaire kluizenaars, de ene in Concord, de andere in Amherst. Maar bij Stevens is er behalve op het eerste gezicht ook altijd minstens op het tweede gezicht. Soms zijn er zelfs dertien perspectieven mogelijk, zoals in zijn bekende gedicht ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird’.
  2. Voor hij er nooit was geweest, had hij er eerst gedurende lange tijd wíllen gaan. Als twintiger hunkert hij nog doorlopend naar de overkant van de Atlantische Oceaan. Zo schrijft hij tijdens zijn New Yorkse jaren (1900–’16) een brief aan Elsie Kachel, dan nog zijn verloofde: het bericht dat de Londense theaters een nieuw stuk van George Bernard Shaw brengen doet hem verzuchten dat hij in het hiernamaals flink zal zitten mopperen als hij nooit in Londen zal zijn geraakt. In zijn fantasie heeft hij ook al uren in Berlijn en Parijs doorgebracht, en hij mijmert over de stoomboten die aan het eind van zijn straat klaarliggen om hem op te pikken.
    Gaandeweg, als hij zich heeft gesetteld in het stadje Hartford in de naburige staat Connecticut, waar hij opklimt tot vicevoorzitter van een nationale verzekeringsmaatschappij en de rest van zijn leven in aanzienlijke luxe blijft wonen, gaat hij zich echter neerleggen bij het feit dat het Grote Bezoek aan Europa er nooit zal komen. In een gedicht als ‘Autumn Refrain’ (1932) schrijft hij over de nachtegaal, een literair beladen vogel die door Britse romantische dichters als John Keats werd bezongen maar die in de Verenigde Staten niet voorkomt. Hij noemt hem ‘not a bird for me/ But the name of a bird and the name of a nameless air/ I have never – shall never hear’. Nog later zal zijn dochter Holly speculeren dat haar vader wellicht heel lang van plan was naar Europa te gaan, maar dat hij getrouwd bleek met iemand die doorlopend wagenziek en zeeziek werd, en dat hij na de oorlog waarschijnlijk te bang was om een heel ander, gehavend Europa aan te treffen. Bovendien had hij tegen die tijd al een poosje zijn eigen Europa geconstrueerd.
    Stevens was inderdaad gehecht geraakt aan het Europa van zijn verbeelding. In de zomer van 1950 schrijft hij aan zijn gefortuneerde vriendin Barbara Church, die lustig pendelt tussen beide kanten van de oceaan, dat hij uitkijkt naar een behoorlijk drukke zomer rondlopend door Europa in andermans schoenen. Bij een andere gelegenheid laat hij haar weten: ‘I survive on postcards from Europe.’ Zo wordt hij bij uitstek een reiziger in de verbeelding. Europa wordt een voorbeeld van zijn obsessie voor aanwezige afwezigheden – een afwezige plaats die soms meer aanwezig is dan zijn dagelijkse omgeving.
  3. Stevens hield van epigrammen. Een bekende verzuchting in zijn boekje met probeersels luidt: ‘Life is an affair of people, not of places. But for me life is an affair of places, and that is the trouble.’ Voor een man die geobsedeerd is door plaatsen hoeft het niet te verwonderen dat zijn poëzie de indruk wekt alsof hij ondanks alles een ervaren Europavaarder is, een Amerikaans schrijver die net als Henry James, Edith Wharton, Ernest Hemingway, F. Scott Fitzgerald, T. S. Eliot, Gertrude Stein of Hart Crane aanzienlijke periodes van zijn leven in Europa heeft doorgebracht. In elk geval verwijzen zijn gedichten losjes uit de pols naar Engeland, Frankrijk, Ierland, Zwitserland, Nederland, Duitsland, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Italië, Spanje, Polen, Bulgarije – zelfs Belgische druiven komen erin aan bod, als vette pastiche. Namen van steden vallen net zo makkelijk. Parijs, Fontainebleau, Aix, Arras, Le Havre, Avignon, Bordeaux: zijn Frankrijk is duidelijk gevuld met diverse associaties. Genève, Basel, Zürich: hij kent de verschillen tussen Zwitserse steden. Florence, Venetië, Rome, Bergamo en Napels: in zijn verbeelding heeft hij het Italiaanse schiereiland afgewandeld. Madrid, Sevilla, Segovia passeren de Spaanse revue, en hij wandelt vrolijk verwijzend van Stockholm via Hamburg en Leiden naar Wenen, Salzburg en Athene, of de Noordzee over, naar Londen, Bath en Glasgow. Hij wendt graag voor dat hij langs de Donau, Rhône, Moldau of Tiber heeft gekuierd of de Alpen heeft beklommen. Maar het valt op: de verwijzingen naar zulke plaatsen komen bij uitstek voor vanaf de jaren dertig, op het moment dat hij is gaan beseffen dat zulke plaatsen misschien voorgoed virtueel zouden blijven.
  4. In een notitieboekje dat hij ‘From Pieces of Paper’ noemt, schrijft Stevens op zekere dag een titel voor een gedicht: ‘Poetry As The Switzerland Of The Mind’. Zijn laatste notitie in hetzelfde boekje luidt al even veelzeggend: ‘One Must Sit Still To Discover The World.’ Het is de stem van Stevens de leunstoelreiziger, de imaginaire ballonvaarder, de huiselijke, autochtone kosmopoliet.
  5. De virtuele Europese reizen die Stevens onderneemt zijn niet alleen ontdekkingstochten van een poëtisch avonturier. Soms zijn het indirecte pogingen tot een thuiskomst. Zoals veel Amerikanen raakt Stevens geobsedeerd door zijn afkomst. In de jaren veertig huurt hij professionelen in om zijn stamboom zo grondig mogelijk na te trekken. Aan vaderszijde is hij hoofdzakelijk van Nederlandse afkomst. Door het onderzoek van een genealoog leeft hij zelfs twee jaar in de waan dat zijn oudste voorvader op Amerikaanse bodem nog tijdens het tijdperk van Nieuw Nederland en Nieuw Amsterdam is gearriveerd. Tot zijn ontzetting moet dat bijgestuurd worden en blijft hij uiteindelijk steken bij een zekere Michiel Stevens die ergens halfweg de zeventiende eeuw vanuit de Pruisische Hanzestad Danzig aankwam. Stevens interesseert zich sterk in de culturele betekenissen en stereotypen die aan zulke historische identiteiten kleven en hanteert ze soms onverschrokken deterministisch. Als hij een zware ruzie met zijn dochter probeert bij te leggen, schrijft hij haar een brief waarin hij zegt dat zijn koppigheid en periodes van zwijgzaamheid rechtstreeks uit Holland komen en dat hij ze net zo min kan veranderen als hij zijn huid kan afstropen.
    Verder is Stevens van overwegend Duitse afkomst – hij groeit op onder de Pennsylvania Dutch (een bedrieglijke verbastering van het woord Deutsch) – en hij weet ook al langer dat hij aan moederszijde Frans bloed in de aderen heeft (al dan niet aristocratisch blauw). De genealogische speurtocht levert tot zijn verrassing nog een Schotse lijn op. Vandaag zou een onderzoek van zijn dna-profiel ongetwijfeld een variatie aan Europese (en niet-Europese) voorouders detecteren.
  6. Van zo’n overtuigd (hoewel niet ruimtelijk praktiserend) transatlanticus kun je verwachten dat hij er op taalkundig-literair vlak al even hybride of syncretische opvattingen op nahoudt. Het Engels dat hij spreekt en schrijft komt hoe dan ook uit Europa, maar aan het cultuurimperialisme dat die taal sindsdien wordt aangewreven doet hij niet mee. Een van zijn bekendste aforismen verkondigt doodleuk: ‘French and English constitute a single language’; Stevens is gallofiel. Maar hij is niet het soort modernistische dichter dat doet als Eliot of Pound: bij hem geen hele stukken citaat uit vreemde talen die rechtstreeks in de tekst worden geparachuteerd, zoals in The Waste Land of The Cantos. Dat is de knip-en-lijmtechniek. Hij verkiest om zijn eigen polyglottische taaltje te fabriceren: ‘Natives of poverty, children of malheur,/The gaiety of language is our seigneur.’ Of zoals hij in zijn bekendste lange gedicht, ‘Notes Toward a Supreme Fiction’ (1942), aangeeft, streeft hij ernaar ‘To compound the imagination’s Latin with/ The lingua franca et jocundissima’.
  7. Zie hem daar staan in zijn woonplaats Hartford. Het jaar is 1939, hij is zestig. Hij schrijft een gedicht over het verglijdende licht om hem heen, ‘Of Hartford in a Purple Light’, dat zo begint:

    A long time you have been making the trip
    From Havre to Hartford, Master Soleil,
    Bringing the lights of Norway and all that.

    A long time the ocean has come with you,
    Shaking the water off, like a poodle,
    That splatters incessant thousands of drops,

    Each drop a petty tricolor.

  8. Er komen meer dingen uit Le Havre dan ongrijpbaar Noors licht en regenbuien als Franse poedels die de driekleur van hun nationale vlag uitschudden. Uit de havenstad komen ook letterlijk (per pakketboot) de schilderijen die Stevens zich op gevorderde leeftijd laat opsturen. Bij zijn Parijse boekhandelaar Anatole Vidal (en na de Tweede Wereldoorlog diens dochter Paule) bestelt hij af en toe een schilderij, meestal werkjes in de traditie van Cézanne gecomponeerd door schilders die op het tweede plan staan maar over wie Stevens leest in de vele tijdschriften en catalogen die hij zich laat toezenden. De bestelling van de schilderijen gebeurt op een toepasselijke manier voor een dichter die zich specialiseert in de constructie van een virtueel Europa. Stevens stuurt gewoon wat geld op naar zijn boekhandelaar, vraagt Vidal père of fille op speurtocht te gaan en daarover aan hem te rapporteren. Louter afgaand op de verbale beschrijvingen van de schilderijen die zijn boekhandelaars in het Frans opsturen, beslist hij vervolgens om een werk al dan niet te kopen. Hij krijgt het schilderij pas te zien als hij het in Hartford uit zijn verpakking haalt. Tot dan is het een volstrekt talig en imaginair stukje Europa. Nadien wordt het een materiële getuigenis van de artistieke transformaties van Europa door de ogen van een collega-kunstenaar. Zijn verzameling wordt zo het private pendant voor de vele grote Europese schilders die hem een leven lang inspireren en die hij in eindeloze bezoeken aan galerijen en musea leert kennen: moderne meesters als Cézanne, Picasso, Mondriaan, Klee. De enige van die schilders die hij ook persoonlijk beter leert kennen is Marcel Duchamp, maar Stevens is niet echt geïnteresseerd in coterieën, artistieke netwerken of biografische inspiraties: het gaat hem om de individuele, solitaire meditaties die schilderijen mogelijk maken, met name over de werking van de verbeelding – en om de transformaties in de eigen poëtische verbeelding waartoe ze uitnodigen.
  9. Op een soortgelijke manier gaat Stevens met zijn poëtische voorouders om. Twee Europese lijnen (naast één Amerikaanse) zijn hierbij doorslaggevend: die van de Britse romantiek (voornamelijk Wordsworth, Shelley, Keats, Tennyson) en die van het Franse symbolisme (Baudelaire, Mallarmé en in het verlengde een eigentijdsere figuur als Valéry). Het dichtwerk van Stevens is een echokamer waarin zulke voorouders doorlopend weerklinken, niet als citaat, niet als opzichtige verwijzing, maar in een ongrijpbaar intertekstueel netwerk dat tot ons komt in de meest moderne, verrassende transformaties.
    En net zo speels transformerend gaat Stevens om met de Europese filosofische tradities die hem inspireren: van de oude Griekse filosofen via de Duitse kantiaanse traditie (vooral Nietzsche) tot allerlei vroeg twintigste-eeuwse denkers. Hij is de meest filosofische onder de Engelstalige modernistische dichters en zijn werk blijft appelleren aan wie er latere denkkaders op los wil laten – van Derrida of Wittgenstein tot Deleuze.
  10. Er zijn tientallen manieren waarop Wallace Stevens de Nederlandse poëzie komt binnengewaaid. Een ervan heet ‘Tien manieren om P.B. Shelley te zien’ en is van de hand van Hugo Claus. Het is een typisch staaltje Clausiaanse bricolage, met drie in elkaar gevlochten tekstlagen. Het elliptische portret van de romantische dichter Shelley, in afwisselende golven van retorische deflatie en inflatie, haalt Claus uit biografische studies. Daarnaast duiken flarden tekst op die bij nader inzicht citaten blijken te zijn uit Shelleys beroemde gedicht ‘Ode to the West Wind’ (1819). Maar de titel, de indeling in korte lyrische stukjes en vooral een aantal listig getransformeerde beelden en woorden haalt Claus bij Stevens’ ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird’ (1917). Zo fabriceert Claus op zijn onnavolgbare manier een schoolvoorbeeld van wereldliteratuur: vanuit zijn Vlaams-Nederlandse culturele context laat hij zijn verbeelding los als de merel in Stevens’ gedicht – fladderend naar Amerika en via Amerika naar Japan (waar Stevens zijn poëtische mosterd haalde), om vervolgens via het Engeland van Shelley met de romanticus mee op reis te trekken naar het Italië waarin de dichter verdronk – en vervolgens weer als een feniks herrijst in de lustig rondfladderende postmoderne tekst van Claus.
  11. In zijn postmoderne spel toont Claus zich een waardig opvolger van Stevens, wiens poëtische identiteit ook op een speelse manier complex is. Ze is complex in de etymologische betekenis van het woord: een zaak van over en in elkaar gevlochten en gevouwen lagen. Het ideaal van de culturele zuiverheid interesseert Stevens minder dan de creatieve mogelijkheden die culturen aanreiken.
  12. Wie die tekstuele weefsels uit elkaar wil rafelen, mag zich met de monkelende goedkeuring van de dichter een Franse geleerde wanen. Aan het eind van zijn lange reeks ‘Notes Toward a Supreme Fiction’ merkt Stevens laconiek op: ‘They will get it straight one day at the Sorbonne.’
  13. Of heeft Stevens ons misschien toch in de maling genomen en is hij op zijn oude dag alsnog stiekem naar zijn geliefde Parijs getrokken? Je zou het gaan geloven als je het brievengedicht ‘Even in Paris’ van de dichter, vertaler en essayist Richard Howard leest. Daarin laat hij een van zijn poëtische correspondenten, Richard (klaarblijkelijk een alter ego van Howard zelf als jonge dichter en bewonderaar van Stevens), vol enthousiasme rapporteren over een toevallige ontmoeting met Stevens tijdens de nieuwjaarsdagen van 1953 in de Sainte Chapelle in Parijs. Stevens is overweldigd door het licht en de kleuren van de glasramen en praat met Richard in woorden die zo geloofwaardig klinken dat één ding duidelijk wordt: in de transformerende verbeelding van zijn poëtische erfgenamen is hij er uiteindelijk dan toch in geslaagd een bezoek aan het hart van het oude Europa te brengen.

Uitgeverij Wereldbibliotheek

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum