Leesfragment: Kristalman. Multatuli-oefeningen

12 februari 2012 , door Atte Jongstra
| | | | |

16 februari verschijnt Kristalman. Multatuli-oefeningen van Atte Jongstra, vanavond kunt u op de website al een uitgebreid fragment uit het boek lezen, en natuurlijk uw eigen exemplaar reserveren.

Na 25 jaar schrijverschap en 35 jaar lezen in Multatuli wilde Atte Jongstra zich eens grondig met Multatuli verstaan. Uit een baaierd van gegevens schildert hij een onontkoombaar beeld van de auteur van Max Havelaar, en al doende ook van zichzelf; hij is dan wel geen Multatuli, navolger of multatuliaan, hij is wel een schrijver en dat helpt enorm. Kristalman. Multatuli-oefeningen is een boek waarin Atte Jongstra ingaat op beroepsangsten, zogeheten 'blocks' en worstelingen met het publiek. Hij doet dit met humor, een groot inlevingsvermogen en in een stijl die van Kristalman. Multatuli-oefeningen een feest om te lezen maakt.

  • Een volslagen nieuw beeld van de grootste Nederlandse negentiende-eeuwse schrijver.
  • Atte Jongstra herleest Multatuli van a tot z en komt tot een nieuw beeld waarin worst, kunstgebitten en kachels net zo belangrijk zijn als de Max Havelaar, Minnebrieven en Millioenen-Studiën.
  • Een bont, erudiet en inlevend boek over de onbekende Multatuli.

N.B. lees ook de voorpublicatie die wij begin 2010 plaatsten van Jongstra's roman De heldeninspecteur, en lees meer over Multatuli via de tags.

Tot de hoofden van de lezers

En waarschuw me als je klaar bent met die toespraak.
Multatuli

Publiek! Men belde mij met het verzoek een favoriet stuk uit het werk van Multatuli voor te lezen. Ik heb dat nooit eerder gedaan. Alvorens los te barsten dus maar enkele spieroefeningen met mijn stroeve spreektuig gedaan, om de boel soepel te krijgen. Mijn favoriete Multatuli-passage komt uit een werk dat bijna niemand helemaal gelezen heeft. Millioenen-studiën uit 1873. Een roman, een traktaat, een essay, én soms buitengewoon poëtisch proza. Dichterlijk zijn zeker de pagina’s over de paring van Moezel en Rijn in het begin van het boek. Ze zijn ontleend aan een Romeinse poëet, toegeëigend, vermultatuliseerd en schitterend opgepoetst vereeuwigd. Wonderbaarlijk mooi. Iets verderop in Millioenen-studiën staat een stuk dat zeker even mooi is. Dat ga ik zo dadelijk reciteren: het Kasselse ballonongeluk. We laten deze fraaie luchtschipperpassage niet zomaar uit de lucht vallen. Enkele inleidende woorden zijn geen overbodige luxe.

Multatuli heeft herhaaldelijk beweerd dat hij slechts werkelijkheid geeft in zijn geschriften. Hij beschouwt zich als een realist. In Millioenen-studiën zien we hoe dat bij hem werkt. Multatuli schrijft ‘naar de natuur’. Die natuur doet zich chaotisch voor. Het leidende principe voor zowel de wereld als zijn proza is volgens hem kristallisatie.
Wat moeten we ons bij kristallisatie voorstellen? Het mooiste beeld vond ik bij Stendhal in zijn De l’amour (1822). In Salzburg, vertelt hij, gooien de mensen ’s winters een kale boomtak in de verlaten schachten van de zoutmijnen: ‘Twee of drie maanden later halen zij hem naar boven, bedekt met een laagje schitterende kristallen. Het kleinste twijgje, niet groter dan een mezenpootje, is bezet met ontelbare fonkelende diamanten die geen ogenblik dezelfde aanblik bieden. De oorspronkelijke tak is onherkenbaar geworden.’
Zo werkt ook het proza van Multatuli in Millioenen-studiën. De tak is bij hem zijn pen, de kristallen bestaan uit zijn associaties. Dat levert grillig proza op, een tikje té voor de lezers van Het Noorden, de krant waarin Multatuli deze roman als feuilleton begon. Al na een paar afleveringen vond men het te ingewikkeld. Het valt inderdaad niet licht, dit kakelbonte proza vol uitweidingen, herhalingen, opsommingen, bokkensprongen, hinkstaphupjes, rijmpjes, zeer veel Duits, vertelperspectivische kronkels, noem maar op. Het lijkt de actualiteit wel, daar zie je ook niet één-twee-drie een lijn in.
Het proza in Millioenen-studiën is organisch, het spruit, windt en draait als haagbeuk of braambos. Sommigen zeggen dat het geen goed boek is. Het liefst zou men het wegmoffelen – met al die saaie stukken over het roulettespel. Maar dat gaat natuurlijk niet. Ook ik heb ermee geworsteld. Zonder de ‘onbegrijpelijke’ Millioenen-studiën zou het oeuvre van Multatuli echter een stuk onbegrijpelijker zijn.

Multatuli wil de werkelijkheid beschrijven zoals hij haar ziet en probeert er een lijn in te vinden. Te midden van miljoenen details die hij in dit boek ‘bestudeert’, probeert hij de kern ‘te ontwikkelen’. Die kern is tegelijk makkelijk (2 x 2 = 4) en ingewikkeld (‘alles is in alles’). Vooral vanwege dit ‘alles is in alles’ is het zo moeilijk een systeem te vinden in Millioenen-studiën, dat ook zelf zo hartstochtelijk probeert systeem te zoeken in een wereld vol uitzonderingen op de regel. Hoog is in laag en andersom, vierkant rond, een rechte lijn krijgt zaagtanden, kleuren verschieten naar hun oorspronkelijke tint, en toch berust alles op de simpele waarheid van 2 x 2 = 4. Alles verandert, om uiteindelijk vanuit de oorspronkelijke vorm weer opnieuw te veranderen. Het wordt altijd wat anders. Dit is de constante: ‘Wat is beginnen? Wat is einden? Niets! Bewegen zal altyd, wat eens bewoog.’
Altijd bewegen in Millioenen-studiën doet ook de roulette. Natuurlijk wilde Multatuli groot geld winnen, zijn eerste stappen naar de speelzaal in Wiesbaden, Homburg of Spa zullen door die wens zijn geleid. Toen dat winnen niet zo lukte, heeft hij ander garen bij het spel gesponnen. Mag er al iemand geweldig veel geld lijken te winnen, hij zal spoedig tot de orde worden geroepen. Multatuli breidt dit verschijnsel uit tot ver buiten de speelzaal:

Elke tydelyke afwyking zal hersteld worden, en zelfs in die afwykingen is zekere regel op te merken, die den denker eerbied inboezemt – de ware godsdienst! – voor de majestueuze waarachtigheid van alles wat is. […] Wat zich scheef voordoet, is recht. Wat onregelmatig scheen, is stipte opvolging van de wet. Logos bouwt overeenstemming uit eindeloze afwykingen, en schept uit de onderlinge vernietiging van verwarringen één resultante van harmonie.

Ik zou voordragen. De mond, mijn ‘spreektuig’, begint intussen aardig naar Multatuli te staan. Millioenen-studiën, het verhaaltje van Multatuli’s luchtschipper dus. Dat gaat zo. Een ballonvaarder merkt dat zijn ballon lekt en stort neer. Ik heb net verteld over Multatuli’s wereldbeeld, over de chaotische werkelijkheid, het veranderlijke der dingen, alles wat voortdurend in beweging is. Let u eens op hoe de ballonman de wereld op zich af ziet komen als hij ondersteboven aan een touw hangend de wind door de haren voelt suizen.

Hy versmeet al z’n zand, en ’t ding zakte, zakte... slingerde vreselyk. De man trachtte langs een der koorden die z’n schuitje verbonden aan den ballon, naar boven te klimmen, klaarblykelyk met het doel de gasklep te sluiten, die onklaar of gebroken was. Hy verwarde z’n voet in de einden touw die heen-en-weer zweepten door de lucht... liet – verlamd misschien door schrik en angst, want de ballon daalde met toenemende snelheid – los wat hy in handen had... viel... en bleef hangen aan één been onder z’n schuitje. Daar hangt hy dan aan één been, en voelt zich dalen wyl de horizon van alle zyden dreigend op hem aanrukt, zich sluitend als de muil van een kauwend monster: Zo-even nog overzag hy tal van vorstendommen, nu slechts Hessenland. Elke volgende seconde vernauwt den kring der punten die hy overziet, en zet tot kringen uit wat hy als punten waarnam. Het geheel krimpt in,maar al groter en groter worden de delen. De toenemende scherpte waarmee de omtrekken zich voor hemaftekenen, speltmet wrede nauwkeurigheid zyn vonnis, en martelt hem met sarrend herinneren aan de naderende voltrekking. Elk punt wordt een vlek. Elke vlek wordt cirkel. De cirkels nemen ’n onregelmatigen vorm aan, langzaam en grillig eerst, alsof ze weifelden in keuze, weldra met snelheid veranderend als onherroepelyk besloten zich te vertonen in hun ware gedaante. Wat ’n boog scheen, is hoek geworden. Het rechte kromt zich en ’t gladde zaagt. Het glooiende wordt kantig. Golving en ronding gaan over in gebroken lyn. Het geleidelyk-toevallige wordt bepaald, het onbestemde nauwkeurig. Het gescheurde verenigt zich, en wat gesloten scheen, brokkelt in gapingen af. Millioenen stippen voortgestuwd door stralen die zich ontwikkelen in het midden, springen in razende vaart naar en over den rand der figuur waarin zy ontstonden, daarna over de kim die zich al nauwer en nauwer sluit. En iedere stip tracht figuur te worden voor ze vergaat, en elk dier pogingen baart nieuwe stippen, wegvliegend uit het midden om aan den rand te versterven... of, recht onder de ongelukkige, inderdaad een vorm aannemende, die zich met bloedgierigen yver uitbreidt om ruimte te maken voor den verpletterenden schok.

Millioenen-studiën heeft lang in het verdomhoekje van Multatuli’s literatuur gezeten. Maar gelukkig: bewegen zal altyd, wat eens bewoog, het wordt altijd weer wat anders. Het zijn juist dit soort stukken die hem maken tot de moeilijk te plaatsen auteur die hij is. Intrigerend. Ik zou eens een boek over hem moeten schrijven.

Over troost

Neen, myn geschiedenissen zyn niet troosteloos!
Multatuli

Poëtica, retorica, filosofie – alles is in alles. Groots. Categorie Wereldliteratuur. Over zo’n auteur kan men een boek schrijven. Velen hebben dat ook gedaan. De nadruk ligt bij de meesten op Multatuli’s meesterwerk Max Havelaar (1860) en daarmee op ‘zijn’ Indische kwestie, de zaak-Havelaar, die ook overweegt in Minnebrieven (1861) en tal van andere stukken in de Ideën en elders. Erg veel helders echter is er nog niet geschreven over Multatuli’s verhouding tot de werkelijkheid, en zijn omgang met chaos en ordening in het latere werk, met name Millioenen-studiën.

Ik heb me vaak afgevraagd waarom Multatuli altijd aan mij is blijven trekken. Er zijn immers zoveel andere auteurs die mijn liefde hebben, sommige met een persoonlijkheid die mij een stuk sympathieker is, andere met een veel toegankelijker oeuvre dan de weerbarstig leesbare, ‘late’ Multatuli. Ik denk dat het met inzet te maken heeft, ambitie.Waar auteurs als Zola, Balzac of Dickens proberen de maatschappij van hun dagen te beschrijven en analyseren, is Multatuli eropuit de samenstelling van micro- en macrokosmos te begrijpen. Zoals de latere Strindberg dat ook probeert.
Ik voel me daartoe aangetrokken. Mijn roman Groente (1991) is een uitdrukking van dezelfde behoefte aan inzicht, net als een aantal verhalen in Cicerone (1992), de kernstukken van mijn essaybundel Familieportret (1996) en de bundel mini-essays De tak van Salzburg (2002) als geheel. Het onderwerp ‘groente’ is de tak waaraan de veelvormige kristallen in genoemde mozaïekroman uit 1991 zich hebben vastgezet. Multatuli noch Strindberg inspireerde mij tot deze boeken, maar ze werken dezelfde kant uit. Dat schept een band.

Eerder dan deze in zekere zin ‘encyclopedische auteurs’ is het de encyclopedie zelve die mij heeft aan- en ingeblazen. Ik spaarde naslagwerken in de decennia voor ik me op internet stortte, pogingen de chaotische werkelijkheid te bedwingen in een boekwerk van papier. Niet iedereen is hetzelfde, maar ik zat nu eenmaal zo in elkaar dat ik niet op eigen kracht in staat was helderheid te zien in wat zich in de wereld voordoet. Een onvermogen dat ik nog steeds tot mijn kwaliteiten mag rekenen. Gebrek aan filosofisch talent, moeizaam zicht op lijnen en patronen. Bijvoorbeeld een encyclopedie kan dan helpen, al merkt men snel dat al die naslagwerkers evenmin slagen in hun rol als chaosbedwinger. Over Anthony Winkler Prins meldde ik eens in een krantenstuk: ‘Aan de ene kant komt zijn Encyclopaedie voort uit de behoefte aan overzicht, hij wilde bij de tsunami van letters van zijn dagen het hoofd boven water houden. Al doende voegde hij met zijn naslagwerk nog eens elfduizend pagina’s aan die zee toe.’
De paradox van samenvatting of overzicht: men vangt het geheel nooit helemaal. Dat biedt troost. Ik schreef eens een stuk over een uitputtend opzoekboek: Piet Bots Vademecum historische bouwmaterialen, installaties en infrastructuur (2009). Geschiedenis en productietechniek van de gloeilamp, de dakpan, beton in heden en verleden, duizend praktische dingen. Bijna alles stond er in. Ik noemde het ‘een troostend boek’. Troost put ik ook uit het levenswerk van de zonderling Armand Schulthess (1901-1972), die op een eenzame heuvel nabij het Zuid-Zwitserse Ascona met behulp van alle mogelijke tekstdragers (kartonnen borden, witgekalkte deksels van conservenblikjes) een eindeloos onderverdeelde, volstrekt onvolkomen openluchtencyclopedie aanlegde. In deze poging de wereld samen te vatten zitten prachtige, bijna poëtische lemma’s zoals ‘De grootste vogel kan niet vliegen’. Een stuk over Schulthess met deze titel staat in mijn verhalenbundel Cicerone. Ik kan volschieten als ik over zijn hardnekkige oefeningen (want dat zijn het) lees.
Poëzie. Opluchting. Troost. Bij Multatuli vind ik soms hetzelfde. Daarmee is Multatuli als chaosbedwinger – niet in de laatste plaats dankzij de dwaze passages die zijn oeuvre onmiskenbaar bevat – voor mij een troostfiguur, en op die manier een vriend, hoe vaak ik ook beweer dat hij dat juist niet is, omdat ik hem nergens echt als een aangenaam mens aantref.

Ik koester mijn vrienden, de echte. Maar heb ik die eigenlijk wel? Ben ik zelf wel aangenaam? Misschien daarom schreef ik dit boek. Als zoveelste oefening, om via vreemde, onaangename, soms gestoorde figuren, via een omweg mijn eigen menselijkheid te proeven. Vaak voel ik dezelfde onvolkomenheid bij Multatuli. Als mens is hij dan wellicht geen vriend, maar wel een lotgenoot. Vandaar dat volschieten. Troost. Omdat ik niet alleen ben. Beiden vluchten wij vooruit. Weg van onszelf.

Copyright © 2012 Atte Jongstra
Copyright foto © Sander Nieuwenhuys

Uitgeverij De Arbeiderspers

pro-mbooks1 : athenaeum