Leesfragment: CC. Een correspondentie

27 februari 2011 , door Bernlef, Remco Campert, Theo Loevendie
| | | | |

2 maart verschijnt CC. Een correspondentie van de hand van Bernlef, Remco Campert en Theo Loevendie. Vanavond kunt u al enkele brieven uit de bundeling lezen, over typemachines, de overhandse passages van Scarlatti en zijn buik, de oorlog en jazz. Én uw exemplaar reserveren.

Een vrolijke doorgehaalde zomernacht was het begin van een bijzondere, bij vlagen hilarische correspondentie tussen drie vrienden: twee schrijvers en een componist.

Een aanstekelijke briefwisseling over jazz (veel jazz), literatuur, schrijven, componeren, schrijfmachinelinten die vervangen moeten worden, platencollecties die van de plank vallen, de winkel waar Gerrit Kouwenaar zijn spijkerbroeken koopt, de Thaise joints die saxofonist Benjamin Herman en Remco Campert op de Afsluitdijk rookten, de betekenis van keukentrapjes in een tram, de beleefdheidswedstrijd van A. Alberts, het voor straf buiten roken en de uitkomst van de elektrische sigaret.
Bernlef, Campert en Loevendie beschrijven hun soms wonderlijke kijk op heden en verleden, maar vervallen niet tot nostalgie. Je kunt niet alleen leven van ‘nieuwe herinneringen’, zegt de eerste. ‘Oude mogen er ook zijn. Met nostalgie heeft dat niets te maken vind ik. Dat is een verlangen naar terugkeer naar het verleden en daar heb ik althans geen last van. Maar bepaalde zaken uit het verleden koester ik.’
CC is een improvisatie voor drie heren.

De dichters Bernlef (1937) en Campert (1929) en de componist Loevendie (1930) delen een aanstekelijke hartstocht voor jazz, waarover ook alle drie geschreven hebben.

 

Amsterdam, 28 mei 2008

Beste Theo
Sta mij toe even te reageren op de brief die je 21.5 aan Remco stuurde en die ik cc ontving. Ik zie onze correspondentie in het kader van een improvisatie voor drie heren, die allen op hun eigen wijze beslagen ten ijs komen (al is deze uitdrukking zo langzamerhand in het Nederland van nu nog nauwelijks van toepassing).
Wat de schrijfmachine van Remco betreft. Ik heb voor hem op internet gekeken en zag bij schrijfmachinelinten o.a. de aloude firma Brugman staan. Misschien heeft Remco daar inmiddels een (rood) lint weten te bemachtigen. Reparateurs zijn ook wel op internet te vinden, maar ik weet niet of Remco daarnaar op zoek was. Ik moet hem dat nog maar eens vragen. Ook ik probeer technologisch een beetje bij te blijven. E-mail en internet kennen geen geheimen meer voor mij en ook kijk ik wel eens op YouTube om wat leuke muziekfragmenten te bekijken. Al die door jouw genoemde nieuwe snufjes gebruik ik niet omdat ik er het nut (voor mijn leventje) niet van inzie. Gisteren probeerde ik via internet een kaartje te bestellen bij de Nederlandse Opera voor St Franciscus van Assisi van Messiaen. Ik kwam op hun site een heel eind, maar de afsluitende handelingen blokkeerden op een of andere manier, dus zal ik maar gewoon naar de kassa van het Muziektheater gaan. Ik verheug me erop dat werk eens ‘live’ te mogen horen, al zie ik enigszins tegen de lengte op. Religieuze gevoelens gaan zelden gepaard met kernachtigheid in de uitdrukkingsmiddelen. Remco heeft volgens mij geen e-mail en ik vind het ontvangen van brieven via de post ook veel leuker. Zal wel nostalgie zijn, maar waarom zou dat niet mogen?
Je uitleg, of verdere uitweiding, over spinazie/Spinoza ging er bij mij in als espinosa in een etymoloog.
Afgelopen weekend trad ik op met Guus Janssen. Hij vertelde mij een anekdote over Scarlatti die je misschien nog niet kent. S. had voor gewoonte in zijn latere sonates veel ‘overhandse passages’ in te lassen. Dat overpakken van de linkerhand naar de rechterkant van het klavier heeft hij later achterwege gelaten. Daar zijn hele beschouwingen aan gewijd. De werkelijke reden was echter dat S. op een gegeven moment zo dik was geworden dat hij alleen langs een omweg over zijn buik heen de rechterkant van het toetsenbord met zijn linkerhand kon bereiken. Kunst als uitkomst van gebreken. Misschien geldt dat wel voor kunst in het algemeen. Maar dit wordt mezelf allemaal te moeilijk.

Hartelijke groet
Henk
cc Remco

 

Amsterdam, 29 mei 2008

Beste Remco
Je rode brief van de 26ste ontvangen. Hij ziet er nu uit als een brandbrief. Theo mist dit effect. Bestaat er rood carbonpapier? Misschien moet je dat eens bij Brugman informeren. Ik had niet helemaal begrepen of je ook naar een schrijfmachinemonteur/reparateur op zoek bent. In dat geval kan ik opnieuw op internet voor je zoeken. Ergens moet er toch nog wel een zaakje in Amsterdam zijn, zoals er ook nog altijd een fabriekje ergens in Australië is waar ze nog steeds naalden voor koffergrammofoons produceren. Henk Romijn Meijer had zo’n ding en bestelde zijn naalden daar. Ze kwamen in de welbekende koperkleurige doosjes met vilt op de bodem. Het zag er heel kostbaar en geheimzinnig uit.
Je verhaal over de rolstoel deed me aan een voorval denken waarvan Gerard Stigter* een keer in het Vondelpark getuige was. Een oude man duwde een dito vrouw in een rolstoel voort. Op een gegeven ogenblik stopte de man, de vrouw stapte uit en op zijn beurt nam nu de man plaats in de rolstoel waarop het tweetal hun tocht voortzette.
Ja, het is vreselijk, al die huisjesmelkers die de huurprijzen omhoog gooien. Bij ons in de buurt sluit de ene normale winkel in de Zeilstraat na de ander. Slager, cd-winkel, schoenenzaak. Hoe lang moeten wij nog trots op Nederland blijven?

Hartelijke groet
Henk
cc Theo

* Gerard Stigter, publiceert onder de naam K. Schippers.

 

Amsterdam, 30 mei 2008

Beste Henk
Het schrijfmachineprobleem is voorlopig opgelost, dank voor de aandacht die je eraan besteed hebt. Ik beschik nu over een stukke Olivetti, een hele Olivetti en een Hermes 3000 met kleine bezwaren, maar nog heel goed bruikbaar. Voor de stukke Olivetti heb ik een specialist in Groningen gevonden, ik hoop hem te kunnen meegeven aan Jan Mulder die daar sinds kort weer woont, weliswaar niet in Stad, maar toch dichterbij dan ik.
De stroken van zilverpapier waarover je schreef herinner ik me goed. In de oorlog woonde ik buiten Epe en vond ze vaak in het bos tegenover ons huis. Een keer waren er ook foto’s uitgestrooid van Juliana en de ‘prinsesjes’ zittend op een zonnig Canadees gazon, ietwat naïef, alsof men daar op zat te wachten. Hoewel, we woonden natuurlijk in de biblebelt. In ieder geval kon je ze maar beter niet bij je hebben. Ik vond ook een keer in een greppel een verroeste revolver. Geen idee waar die gebleven is. In 1947 was ik lid van de Stan Kenton Fanclub. Die zat ergens in een zaaltje bij de Munt, ik geloof boven wat nu Aurora is. Daar kocht ik een keer voor vijftig gulden een heel klein revolvertje, damesformaat. Jazz en misdaad ging samen, hoewel er toen nog geen weed was – het werd me in ieder geval niet aangeboden. Het was een armoedige tijd: hoe kwam ik aan vijftig gulden? Mijn moeder had in een laatje dertig biljetten van honderd liggen en daar pikte ik er zo af en toe een van. Het geld was afkomstig van de opbrengst van mijn vaders gedicht ‘De 18 doden’ en mijn moeder bewaarde het voor me om me een goede start te bezorgen als ik eindexamen had gedaan. Dat laatste is er nooit van gekomen en toen ik voortijdig de school verliet was er nog maar een dun stapeltje over. Ze heeft er nooit iets van gezegd.
Weer veel oorlog, merk ik. Nu ja, misschien mag dat in de meimaand. Jaren geleden besloot ik al om dat gezeur over de oorlog af te schaffen, maar het lukt niet erg. Iedere keer als er iets dienaangaande op televisie is (Slag om Stalingrad, Pearl Harbour, etc.) vind ik mezelf weer gefascineerd voor het toestel terug.
Happy days van Beckett gaat in de schouwburg, lees ik net. Misschien ga ik ernaartoe, hoewel ik ’s avonds meestal door luiheid overvallen word. En de voorstellingen duren de laatste jaren uren en uren en uren, een aanval van de regisseurs op ons zitvlees.

Hartelijke groet
Remco
cc Theo

 

Amsterdam, 30 mei 2008

Beste Theo
De correspondentie heeft zo’n vaart genomen dat ik er enigszins naar adem happend achteraan ren. Als jongetje rende ik soms van school naar huis – een flink eind – vol van een behoefte die dringend een uitweg zocht. Op school ging ik om een of andere reden niet naar de wc. Ik had vele schromen in die tijd. Op de wc thuis was wc-papier natuurlijk aanwezig, maar er stond ook een rek flessen, gevuld met water. Een deel van de familie was in ons Indië geweest en reinigde het achterste met water. Ik vroeg me altijd af hoe ze zich vervolgens afdroogden.
Deze herinnering was waarschijnlijk niet bij me opgekomen als we niet begonnen waren elkaar weer te schrijven. Je vroeg je af welke kant we opgaan met cc. Henk ziet het als een improvisatie voor drie heren en zo zie ik het ook. Het van-de-hak-op-de-tak-element erin vind ik aantrekkelijk, al zie ik soms geen tak om op neer te strijken en fladder ik dan maar wat rond in het vrije luchtruim.
Om duidelijk te maken dat ik niet alleen van herinneringen leef meld ik even dat ik gisteren (toch ook alweer een herinnering) met Ben Herman* optrad in Groningen (Jazzdagen). Op de terugrit met het busje draaide Ben een stevige joint (Thai) waarvan alleen Ben en ik genoten, de anderen niet. Er groeit een bijzonder gezonde generatie op. Het kruid bracht me ertoe de Afsluitdijk het mooiste kunstwerk ter wereld te vinden. Ook ging deze keer de zon wel bijzonder fraai onder. In de auto klonken Monk en Ike Quebec.*

Hartelijke groet
Remco
cc Henk

* Benjamin Herman, Nederlands altsaxofonist en leider van The New Cool Collective.
* Ike Quebec (1918-1963), Amerikaans tenorsaxofonist.

 

Amsterdam, 2 juni 2008

Beste Henk
Je bent, blijkt uit je brief van 28.5.2008, zelfs verder dan ik op het technologische pad, want YouTube heb ik nog niet onder de knie.
Als het je uitkomt wil ik graag je e-mailadres, ik vind het een makkelijke communicatiemethode, buiten deze deftige herencorrespondentie om.
Ik word soms met mijn neus op de nadelen gedrukt van e-mail, dus ik begrijp Remco wel. Voor snelle feitelijke mededelingen is het ideaal, maar bij onderwerpen die onderhevig zijn aan meningen en gevoelens is het risico van verkeerd begrepen worden zeer groot. Je hoort de ‘toon’ niet en dat is vooral voor mij erg lastig omdat ik nogal eens dingen kan mailen die ik ironisch bedoel. Zo schreef ik Kees van Kooten onlangs dat ik een molotovcocktail bij De Bezige Bij naar binnen zou gooien (ik heb niets tegen de Bij, integendeel) maar dat is voor een Hagenaar misschien wel een erg agressief Amsterdams grapje.
Toeval is iets wat me enorm bezighoudt, ik vermoed dat het te maken heeft met mijn dubbelleven als improvisator (toeval!) en componist (structuur!) om maar even een schijntegenstelling te creëren. Schijntegenstelling, want je Scarlatti-anekdote zegt genoeg over het toevallige, het incidentele, ook in het componeren. En dat improvisaties zonder structuur ook niet interessant zijn weten we ook. Maar goed, toeval dus.
Het moet minstens veertig jaar geleden zijn dat ik als sideman fungeerde, zeldzaam verschijnsel omdat ik altijd mijn eigen groepen had. Laat ik nu onlangs 3 dagen aaneensluitend als sideman opgetreden hebben! En dat terwijl ik toch weinig activiteiten als saxofonist ontplooi. Twee dagen met een grote groep van Ernst Oosterveld,* en als sluitstuk de tachtigste verjaardag van Simon Vinkenoog, waardoor ik twee dagen achtereen in het bim-huis speelde. Het leuke aan het Oosterveld-gebeuren, waarin veel electronica, was dat ik weer wat oude muziekmakkers ontmoette; Martin van Duijnhoven, Ab Baars en Leo van Oostrum bijv.
Voor de verjaardag van Simon Vinkenoog werd ik door B (laten we zeggen de Bandleider) opgebeld omdat ik ooit in de zestiger jaren een stuk ‘Finch eye’ had genoemd, dus werd ik gepolst dat stuk te spelen; dat stuk spelen en dan weer snel weg om de deadlines van mijn overige werk te lijf te gaan, dat moest ter meerdere glorie van de tachtigjarige kunnen, dacht ik. Wel heb ik uit beleefdheid gezegd dat ik best nog wel in een ander stuk zou willen spelen, als ik er toch was. (Dom!) Het draaide er op uit dat ik de hele middag moest repeteren en ’s avonds aan het gehele concert moest deelnemen. Zonder morren, want je wilt de sfeer niet verpesten als iemand tachtig wordt, met overigens als bijkomend voordeel dat ik het volledige oeuvre van de jarige heb aangehoord. Een van de stukken was een compositie van B., waarin mij werd gevraagd zeer ongelijk met hem te spelen, heterofonie dus, toevallig een hobby van me. Ik vond het een beetje extreem, maar als plichtsgetrouwe sideman heb ik me daar naar beste vermogens van gekweten. Wel vonden een paar mensen uit het publiek dat B., steeds als ik probeerde een solo op te bouwen, er doorheen begon te toeteren, alsof hij mij dat niet gunde. Ik zelf heb dat niet zo negatief ervaren, meer als ongeremd enthousiasme. Maar wel storend. Mijn kortstondige carrière als sideman werd pas echt in de kiem gesmoord doordat in een recensie stond dat ik mij niet op mijn gemak voelde omdat ik de grenzen van de heterofonie wel erg opgerekt had, m.a.w. heel ongelijk speelde! Mijn gewaardeerde collega en vriend Guus Janssen die ook mee deed kwam er nog slechter van af. Wel bleek ik in de ogen van de recensent de avond muzikaal zo ongeveer gered te hebben. Ik bedoel maar, een mens kan ook te altruïstisch zijn.

Groet
Theo
cc Remco

* Ernst Oosterveld, Nederlands pianist en componist.
* Martin van Duijnhoven, Ab Baars en Leo van Oostrum zijn Nederlandse jazzmusici.

Uitgeverij Bas Lubberhuizen

pro-mbooks1 : athenaeum