Leesfragment: Vol van spijt en onmacht

27 november 2015 , door Marja Pruis

Morgen in De Groene Amsterdammer, vanavond al te lezen op Athenaeum.nl: Marja Pruis over Vaderland van Herman Stevens. 'De impotentie zit als het ware al in de roman, die op geen enkele manier hemelbestormend wil zijn, meegebakken. Terwijl het toch ook een heel mooi boek is, pijnlijk eerlijk en onderzoekend, vol spijt en onmacht.'

De samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer is versterkt: op de site van De Groene kunt u de besproken boeken direct bij Athenaeum kopen.

Met precieze pen, in heldere laconieke zinnen, tekent Herman Stevens in zijn nieuwe roman Vaderland de kloof tussen man en vrouw, onoverbrugbaar zo gauw het op procreatie aankomt. Tergend langzaam, in steeds kleiner wordende cirkels, voltrekt zich het onafwendbare lot van Lucia, lerares Frans op een middelbare school, net veertig, en Hugo van Loon, vijftiger, schrijver en wijncolumnist. Eindelijk dacht Hugo in Lucia een vrouw te hebben gevonden ‘die bleef’, die ook niet per se zijn werk hoefde te lezen (in elke roman had hij wel een rekening te vereffenen met een geliefde), die aan hem en hun bedaarde leventje in het ‘over het paard getilde kustplaatsje W.’ genoeg had. Maar die op een dag hem toch voor het onvermijdelijke blok stelde: ze wilde een kind.

Vanaf dat moment, eigenlijk al zo gauw ze zwanger is, gebeurt precies waar Hugo bang voor was. Haar wereld krimpt ineen tot zorgen om en voor de ongeboren vrucht, en hij staat erbij en kijkt ernaar. Hij probeert het boek af te maken waaraan hij bezig is, maar weet dat zo gauw hij klaar is hij de babykamer zal moeten schilderen. ‘Zijn leven beschreef één kaarsrecht traject en aan het eind van dat traject bevond zich een pot oudroze verf.’ Zijn bezigheden buitenshuis, romans schrijven en een wijncolumn voor een Elsevier-achtig weekblad, leveren niet langer voldoende legitimatie om zich af te sluiten. De romans zijn vergeten zo gauw ze af zijn, en de wijncolumn leidt behalve tot de broodnodige verdienste alleen maar meer tot ongebreideld zuipen.

Het is een zacht soort satire dat Stevens hier bedrijft. In het literaire en journalistieke milieu dat hij beschrijft zijn zonder veel moeite schrijvers, politici en journalisten te herkennen met hun gesjoemel, gemarchandeer en ruzietjes. Maar nergens speelt hij op de man, of vrouw: daarvoor zijn de kenschetsen te zeer verdraaid en vertekend.

Behalve zacht satirisch, is Vaderland ook triestig. Dat schuilt niet alleen in het thema van de man die ‘moederland’ betreedt en weet dat er niets anders op zit dan ‘meeveren’ of weggaan, maar ook in het type schrijverschap dat Stevens neerzet. Het is het schrijverschap dat op de een of andere manier nooit de hoogste regionen – van roem, geld, succes, erkenning – zal bereiken, maar zich altijd ergens in een nis zal afspelen. Het is niet heel vergezocht om hierin een echo van Stevens’ eigen schrijfcarrière te zien. Vaderland is zijn zesde roman, maar echt bekend is zijn naam er niet mee geworden. Waarom niet? Even uitgaande van de kwaliteiten van deze roman is dat een lastig te beantwoorden vraag. Stevens schrijft goed, heeft mooie observaties over de tijdgeest (‘Iedereen was in die jaren hard gaan lachen, anders genoot je niet’), en laat zich af en toe ook van een zwart-humoristische kant zien. Over het verkeer tussen man en vrouw uit hij zich zelfs af en toe behoorlijk venijnig. ‘De hele schepping was een spiraal van moeders en dochters die het leven aan elkaar doorgaven. Mannen waren maar een radertje in die keten.’ Seks zonder het risico op zwangerschap was geen seks meer, maar ‘een ratelende dodendans’. De Amerikaanse collega van Hugo, voor de derde keer getrouwd, zei nooit iets van vrouwen te hebben begrepen tot hij zijn dochter zag opgroeien. ‘Pas als je het dier in miniatuur bestudeert, zie je waar het om gaat.’

Miniatuur is vervolgens wel een woord dat ook op deze roman van toepassing is, en misschien schuilt hierin ook wel een beetje het probleem. Het is allemaal nogal klein wat hier wordt beschreven; als Hugo zichzelf al kenschetst als iemand die het nooit moeilijk was gevallen ‘zichzelf weg te denken uit de wereld’, dan is dat voor zijn omgeving al helemaal niet zo’n onoverkomelijke opdracht. Alleen in zijn jeugd, onder de rokken van zijn moeder, was Hugo echt op zijn plaats. Daarna is aan alles bij voorbaat iets ongelukkigs en zinloos gaan kleven: de verhuizing van Amsterdam naar W., het inleveren van een nieuw manuscript, het doen van klusjes om geld te verdienen. Niet op een slachtofferige manier, eerder licht spottend en onvermijdelijk. 'Als iedereen een succes werd, wie moest er dan nog mislukken? Dat mocht je niet aan de verkeerde mensen overlaten.'

De impotentie zit als het ware al in de roman, die op geen enkele manier hemelbestormend wil zijn, meegebakken. Terwijl het toch ook een heel mooi boek is, pijnlijk eerlijk en onderzoekend, vol spijt en onmacht. ‘Nu gaven ze hun kind een raadsel mee dat ze de rest van haar leven bij zich zou dragen. Waarom bestond zij als ze zich de tijd niet eens kon herinneren toen haar vader en moeder bij elkaar waren? Wat voor zin had het leven als je maar het product was van toeval?' Vaderland maakt indruk, vanwege de compromisloosheid waarmee de man als vader-tegen-wil-en-dank wordt neergezet, en de vrouw als übermoeder in heel haar verschrikking. Maar vooral toch vanwege het zoetwrede pennetje waarmee Stevens de onvermijdelijke neergang van een gelukkige toestand zich laat voltrekken.

De  Groene Amsterdammer
Dichters  & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum