Leesfragment: Bericht uit Berlijn

20 februari 2012 , door Otto de Kat
| |

Deze week verschijnt de nieuwe roman van Otto de Kat: Bericht uit Berlijn. Vanavond kunt u op de website al een deel uit het derde hoofdstuk lezen, en natuurlijk uw eigen exemplaar reserveren.

Het is voorjaar 1941. Oscar Verschuur is diplomaat in Bern, zijn vrouw Kate werkt in een ziekenhuis in Londen, en hun dochter Emma leeft in Berlijn, getrouwd met een Duitser. Alle drie moeten ze hun leven en liefde bevechten op een wereld die in een meedogenloze oorlog verwikkeld is geraakt. Alles komt op scherp te staan. Het explosieve geheim dat Oscar van zijn dochter te horen krijgt, drijft de drie hoofdpersonen tot het uiterste.

Met Bericht uit Berlijn bevestigt De Kat zijn bijzondere schrijverschap, dat inmiddels internationale erkenning heeft gekregen.

3

Oscar droeg een donkergrijze jas, een donkergrijze hoed, en een donkergrijze broek, waar zijn camelkleurige schoenen flink bij uit de toon vielen.
Hij liep tamelijk gehaast onder de arcades van de Gerechtigkeitsgasse. Zeven uur ’s avonds, de stad was bijna uitgestorven. Volgens het boekje moest er zon schijnen, maar het regende en de toeristen hielde zich schuil zo ze er al waren. Oscar hoorde de gedempte echo van zijn voetstappen, prettig om naar te luisteren, door je eigen kleine geluidsbarrière heen. Terwijl hij het opmerkte, verminderde hij de snelheid van zijn passen, de haast ebde weg. De winkelgalerijen schoven aan hem voorbij. Hij keek er niet naar, zag niets en niemand.
Oscar Verschuur, 56 jaar oud, was op weg naar de eerste secretaris van het Zweedse gezantschap. Het was 2 juni 1941 en het regende in Bern, hoofdstad van zon en sneeuw en alpenweiden vol bloemen. Welkom in het hart van Europa, welkom in een oase van rust en recht. Willkommen, mijn God, het Duits dat hij niet meer kon verdragen, stond op borden en ruiten.
Hij wist wie er zouden zijn. David Kelly, de Britse ambassadeur. De Portugese militaire attaché Pinto. Horst Feller, een Zwitserse diplomaat. De Amerikaanse zaakgelastigde Walter Irving. De Turkse gezant Ismet Fahri. En de Amerikaanse journalist Howard Smith, net over uit Berlijn. Het was een diner waarbij men zich niet hield aan het protocol. Ambassadeurs mengen met lagere diplomaten gold als ongebruikelijk. En een journalist erbij hield altijd een risico in. Normaal gesproken allerminst boven aan het lijstje van een ambassade, risico’s. Maar niet daar, en niet toen. Tijdens de weken van toenemende dreiging in een toch al dreigende en ontaarde tijd kwam alles in een nieuw licht te staan.
Verschuur kende sinds kort de datum. Er was niet lang meer te gaan. 22 juni, iets minder dan drie weken. Maar hij wist dat hij deze wetenschap moest verzwijgen, hij zat klem. Een geheim bewaren kon hij als geen ander, het was zijn tweede natuur geworden. Hij hield ervan, leefde ervan. Het was zijn werk, hij was aangesteld om wat verborgen was te weten te komen, en om wat onterecht openbaar was, weer terug te krijgen in de schaduw. Hij was een beroepsverduisteraar. Diplomaat, toegevoegd aan het Nederlandse gezantschap met een speciale opdracht.
Maar dit geheim was anders. In een onbewaakt ogenblik was hij uit zijn baan geslingerd, aangeraakt door een bericht waar hij zijn oren niet voor kon sluiten en waar hij niettemin z’n mond over moest houden. De dimensies ervan waren onmeetbaar groot en angstaanjagend. Drie weken nog en het was onmogelijk om er wat dan ook over te zeggen. Toch moest hij eigenlijk waarschuwen, alarm slaan, ministers bellen, de boel wakker schudden, moord en brand schreeuwen.
Oscar stak de Junkerngasse over, liep de Kreuzgasse in, de kathedraal langs, de helling af naar Schifflaube 52. Een dienstmeisje deed open en nam zijn jas en hoed aan. Hij was laat, eigenlijk te laat volgens de regels van de diplomatie, want de ambassadeurs waren er al. Maar niet deze avond, niet nu. Er bestond geen protocol, niemand was in functie, het leek meer op een samenzwering. Verschuur besefte hoe uitzonderlijk het was wat hij zag. Een Britse ambassadeur aan een klein tafeltje in gesprek met een Zwitsers diplomaat, karaf witte wijn tussen hen in. Een Turkse gezant met de hand op de schouder van een Amerikaan, een Zweed die een Duitse krant liet zien aan een Portugees. De stemmig verlichte kamer vormde het toneel voor een wajangspel waarin Verschuur de ontbrekende schakel was en dat door zijn komst compleet werd. Niet gehoorde muziek speelde door zijn hoofd, de stemmen, de gebaren om hem heen, een alfabet van dingen die gebeurden. Hij merkte hoe iedereen even opkeek, zag hoe de een glimlachte, een ander de hand opstak, de Zweed naar hem toe kwam om hem welkom te heten. Welcome, Välkomna, Willkommen. Verdomme.
Björn Henderson wees op zijn schoenen.
‘Goed dat mijn baas in de bergen zit, Oscar.’ Zweden wenste tot in zijn schoendracht neutraal te blijven. ‘Bij zo’n kleur zou hij z’n zonnebril opzetten en de lampen lager draaien – goeie genade.’
‘Ik wist dat hij er niet bij zou zijn, Björn – ik had anders m’n begrafenisschoenen aangetrokken.’ Wat beter bij zijn stemming gepast had, bedacht hij zich.
Henderson en hij lagen elkaar, ze waren even oud en beiden tegendraads. En dus voor hen geen gezantschap of hoge functie. Oscar voelde daar bepaald geen spijt of wrok over. Hij moest niet dénken aan zo’n post. Als een pakezel beladen met instructies en onhaalbare voorstellen langs oersaaie diners en vruchteloze audiënties, brr. Overigens waren er wel degelijk enkele alerte en flinke mannen onder de diplomaten die hij kende.
Oscar had het vermogen om overal waar hij kwam de reglementen van Buitenlandse Zaken te omzeilen. Of te overtreden, of weg te lachen. Hij werd niet geacht zich meer dan strikt noodzakelijk op te houden in het gezelschap van ambassadeurs en ministers. Maar merkwaardig genoeg stoorde nooit iemand in die kringen zich aan zijn aanwezigheid, of aan zijn lagere, althans onduidelijke, rang. Hij had min of meer zijn eigen positie veroverd, niemand wist hoe of wanneer, maar op een gegeven moment was het een feit. Hij was een diplomatieke vrijbuiter, Buitenlandse Zaken detacheerde hem overal waar het ingewikkeld en lastig was voor gewone ambtenaren. Diplomaat met bijzondere opdracht, toegevoegd, iemand met een passepartout. Hij kende iedereen, maar bijna niemand kende hem. Op zijn kaartje stond: Dr. O.M. Verschuur, Foreign Affairs, Kingdom of the Netherlands. Kaler kon niet. Oscar Martinus Verschuur, gepromoveerd op de Engelse Zoeloe-oorlog in Zuid-Afrika, de slag bij Isandlwana en Rorke’s Drift, 22 januari 1879. Summa cum laude. Apart onderwerp, briljant beschreven en geanalyseerd. Beetje excentriek, een beetje bezijden de bestaande historische belangstelling. Hij had het in het Engels geschreven, was erop uit getrokken, had de zestigers gesproken die de slag hadden meegemaakt, een proefschrift als een roman was het geworden. Zijn stelling was dat de verloren slag bij Isandlwana het begin van het einde van het British Empire had ingeluid. Here they come, as thick as grass and as black as thunder, had een Engelse soldaat geroepen. Verschuur citeerde het bij zijn promotie, de zaal was doodstil geweest toen hij de woorden uitsprak. Hij was dertig, Kate had naar hem gekeken vanaf de eerste rij, ernstig en gespannen.
Nu zag hij ze overal om zich heen, de Duitse legers, thick as grass en black as thunder. Zwart en ondoordringbaar, nu meer dan ooit opgetuigd voor het inferno, wachtend op het uur U.
‘Operatie Barbarossa, papá, 22 juni, ze vallen Rusland binnen, Carl heeft de order gezien!’ Emma had het hem in drie, vier zinnen verteld, of liever toegesist, gejaagd, geschokt, ontredderd.
‘Ze vallen Rusland binnen, het is definitief, zegt Carl!’
Carl Bielenberg, zijn schoonzoon, werkte op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Berlijn, de enige plek waar het verzet tegen Hitler en Ribbentrop nog hier en daar standhield.
Oscar was in de jaren dertig aan de ambassade in Berlijn verbonden geweest. Kate en hij woonden in de Fasanenstrasse, het waren de gelukkigste jaren van hun huwelijk, midden in een opkomende zee van geweld en verraad. Emma had Carl ontmoet op een diner bij hen thuis. Oscar had het zien gebeuren die avond, Kate was zeer bezorgd geweest, maar Emma en Carl leefden als nooit tevoren, in volstrekte harmonie. In het tumult van Berlijn.

Uitgeverij Van Oorschot

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum