Leesfragment: De adem van constructie

27 november 2015 , door Marja Pruis

Vannacht bij Athenaeum.nl, morgen in De Groene Amsterdammer: Marja Pruis over Elke Geurts' verhalenbundel Lastmens: 'De krachtige ondertoon van vervreemding, agressie en wanhoop die ze bijvoorbeeld gemeen heeft met de Engelse schrijfster Rachel Cusk, vind ik het des te spijtiger maken dat ze aan het oppervlak van het verhaal zo uit de bocht vliegt.'

Lastmens, het tweede boek van Elke Geurts die twee jaar geleden debuteerde met Het besluit van Dola Korstjens, ook een verhalenbundel, bevat drie langere verhalen. Langere verhalen, dat is op zich een mooi en dankbaar genre. Lang genoeg om te kunnen doseren, stiltes in te lassen, suggestie toe te laten; kort genoeg om zuinig om te gaan met woorden en gegevens, en een drama pregnant neer te zetten. Geurts vult het genre echter op een andere manier in. Voor alle drie verhalen geldt dat ze bol staan voor vijftien ongeveer. Het is alsof de schrijfster niet goed van tevoren heeft bedacht welk verhaal ze wil vertellen, en hoe haar personages in elkaar zitten, om wie het überhaupt draait. Aan ideetjes geen gebrek, eerder speelt het teveel aan gegevens Geurts parten.

Neem het eerste verhaal, meteen het titelverhaal. Zwakke titel overigens, die onmiddellijk iets zwaars moet uitdrukken; hier wordt geworsteld met het leven, voor zover dat nog niet duidelijk genoeg zou mogen worden uit de verhalen zelf. Nu blijkt uit het titelverhaal ook nog eens dat Lastmens de naam is die een klein kind aan haar pop geeft. Yeah right. Is dat al te bedacht om waar te kunnen zijn, het hele verhaal ademt iets geconstrueerds uit. Een op zich mooi gegeven – huismoeder merkt dat het slovende bestaan in dienst van haar kind draaglijker wordt als ze net doet alsof ze haar au pair is – ontspoort als de schrijfster het drama wil oppompen met uitwijdingen over een Afrikaanse au pair, over haar onbevredigende huwelijk, over haar vriendinnen die een voor een zwanger werden en over hoe vervelend en verwend kinderen in Amsterdam-Zuid zijn. Daarachter zweemt ook nog eens de volstrekt ongeloofwaardige toedracht van een plotseling huwelijk en dito bezwangering. In plaats van dat haar verhaal rijker wordt, wordt het een oninteressant geheel van ‘gewoon’ vrouwenleed en surrealistische huiskamerhorror. Vooral omdat er niets tegenover staat waar je je als lezer aan kunt vastgrijpen, iets moois, iets echts, iets dat maakt dat het je uiteindelijk wat kan schelen. Het moderne verhaal moge pointless eindigen, hier heb ik het idee dat de schrijfster de greep op haar eigen verhaal is verloren en het quasi-diepzinnig uitblaast.

Het tweede verhaal, ‘Grote voorspoed’ (ik denk dat we dat ironisch moeten lezen), is ook al zo krampachtig. Voordat ik daarover uitwijd, dit: misschien pak ik des te strenger uit omdat er ook iets is wat ik goed vind in deze verhalen. Zoals ik de verhalen lees heb ik het idee dat de schrijfster een draai probeert te geven aan het oeroude gegeven van vrouwenlevens die verzanden in de maalstroom van alledag. Stokken die vrouwen niet als gevolg van hun hormonenhuishouding, dan komt dat wel door de sociale druk van hun omgeving of door de machinaties van een saaie, bezitterige of homoseksuele man. Geurts probeert te ontsnappen aan het sociaal-realistische slachtofferproza, en toch een punt te maken dat je met een ouderwets woord feministisch zou kunnen noemen. De krachtige ondertoon van vervreemding, agressie en wanhoop die ze bijvoorbeeld gemeen heeft met de Engelse schrijfster Rachel Cusk, vind ik het des te spijtiger maken dat ze aan het oppervlak van het verhaal zo uit de bocht vliegt.

In het tweede verhaal probeert een man uit alle macht greep te krijgen op zijn vrijheidsminnende vrouw; hij stalkt haar en maakt uiteindelijk misbruik van haar ziekte, waardoor hij haar buiten haar weten om weet te bezwangeren. Weer: een mooi, gruwelijk gegeven, in potentie alledaags en voorstelbaar, op een bijzonder onhandige manier uitgewerkt. Het verhaal begint ongeveer drie keer opnieuw, de ziekte van de vrouw wordt niet benoemd en blijft daardoor gek en moeilijk voorstelbaar, en de motivatie van de man blijft volkomen duister. Houdt hij van haar, om maar een duffe vraag te stellen? Nu is hij niet meer dan een gek, wiens doen en laten en gekkigheden je volkomen onberoerd laten.

Het slotverhaal, ‘Retour Carboon’, is het meest ambitieuze verhaal. Een vrouw zoekt haar stervende oom op in het ziekenhuis om wraak te nemen voor iets wat in haar jeugd gebeurd is. In korte scènes wordt een traumatische jeugd onthuld; met omtrekkende bewegingen, heen en weer springend in de tijd, wordt langzaam iets van een toedracht blootgelegd. Het verhaal heeft de potentie van een novelle; in het bestek van dit korte verhaal blijft het te zeer een puzzel waarvan de stukken dooreen zijn gehusseld. Het is wel het beste verhaal in de bundel, omdat het het minst bedacht overkomt.

Vooral de eerste twee verhalen blijven op een onbevredigende manier in hangen tussen het groteske en het ‘echte’. Het is alsof de schrijfster zichzelf constant geweld aandoet, door geen genoegen te willen nemen met het voordehandliggende, maar steeds denkt dat ze moet overdrijven. Die overdrijving zie je zowel in haar schrijfstijl terug, als in de wendingen die ze haar verhalen laat nemen. Terwijl ze op haar best is als ze het een beetje ‘normaal’ houdt. Bijvoorbeeld in een terloopse opmerking als: ‘Papa zit niet aan het sterfbed. Hij is tegen emoties.’ Of in het observeren van de onderklasse die het vuile werk opknapt voor de bovenklasse: ‘Wie heel goed oplette, zag in het paradijs altijd wel een paar donkere mensen lopen die, in een parallelle schaduwwereld, karretjes vol schoonmaakgerei voorttrokken.’

De  Groene Amsterdammer
Dichters  & Denkers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum