Leesfragment: Poldermarokkanen

02 december 2011 , door Fouad Laroui
| |

Het is december 2011, we gaan terugblikken. Een van de beste boeken van onze afdeling Frans was Fouad Laroui's Des Bédouins dans le polder. Het werd dit jaar ook vertaald, door Frans van Woerden. Vanavond kunt u er een uitgebreid fragment uit lezen.

Marokkaanse vrouwen fietsen niet. Waarom niet? De fiets mist waardigheid, de houding die je moet aannemen is niet elegant. En het is een vervoermiddel voor de armen. Als je je geen auto kunt veroorloven, dan koop je er een tweedehands, of koop je een motor of desnoods een Solex, maar een fiets …
Tien jaar lang beschreef Fouad Laroui situaties die hij meemaakte en gesprekken die hij opving. Uit de notities ontstond een portret van de in Nederland wonende Marokkaan: Marocanus polderiensis.

Als goed ingeburgerde Marokkaan, die al twintig jaar in Nederland woont en werkt en vijftien jaar de Nederlandse nationaliteit heeft, is Fouad Laroui (Marokko, 1958) de ideale tussenpersoon. Hij zorgde voor een unicum toen twee van zijn boeken, de verhalenbundel De dag dat Malika niet trouwde en de roman De hemel valt, beide in 2010 genomineerd werden voor de prix Goncourt. Fouad Laroui ontving daarnaast in 2002 de E. du Perronprijs voor zijn gehele oeuvre.

Zie ook Rudi Westers bespreking van Laroui's recentste roman, Le jour ou Malika ne s'est pas mariée (De dag dat Malika niet trouwde).

 

Waarom fietsen Marokkaanse vrouwen niet?

Enkele jaren geleden zond de gemeente Amsterdam, omwille van een onderzoek in het kader van de volksgezondheid, een aantal vragenformulieren naar alle vrouwen die in dat jaar een kind hadden gekregen. Die vragenlijsten waren erg gedetailleerd, ze betroffen alle aspecten van het dagelijks leven: voeding, verrichte werkzaamheden, gezinsverhoudingen enzovoort. Die gegevens zijn toen geanalyseerd door met diploma’s behangen onderzoekers die er de meest interessante conclusies uit hebben getrokken, maar die ik u hier zal besparen, want anders vallen we met z’n allen nog in slaap.
Er is echter een kwestie waar de Amsterdamse onderzoekers niet uit zijn gekomen, namelijk de volgende: op de vraag of ze tijdens hun zwangerschap gymnastiekoefeningen hadden gedaan, en met name of ze hadden gefietst, antwoordt 88 procent van de Nederlandsen met ‘ja’: ze hebben gefietst, hetzij voor hun plezier, hetzij met een bepaald doel – bijvoorbeeld om boodschappen te gaan doen. Maar bij de Marokkaanse vrouwen ligt het percentage op vier, wat bijna niks is. Het is een raadsel: hoe komt het, voor de duvel, dat Marokkaanse vrouwen nooit fietsen?
Enkelen van die onderzoekers, onder wie ook collega’s van me, hebben me om acht uur ’s ochtends opgebeld: riiiing!
‘Hallo?’
‘Hoi, met Pieter. Ik moet je iets vragen. Waarom fietsen Marokkaanse vrouwen nooit?’
‘Hoe zou ik dat moeten weten?’
‘Nou, jij bent toch een Marokkaan?’
Ik heb toen ter plekke een paar zogenaamde ‘aanzetten’ tot een antwoord moeten improviseren.
Het eerste wat bij je opkomt is dat een fiets geen waardigheid heeft. Dat lijkt toch nergens op, een dame die net zoals een man doet, boven op zo’n duivels ding, met haar armen en benen uit elkaar? Het hele vrouwelijke mysterie is weg, je ziet alleen nog maar een soort tarantula die vooruit probeert te komen. Eigenlijk zouden er, ten behoeve van de kuisheid van onze jonge vrouwen, fietsen moeten komen die ze van opzij zouden kunnen bestijgen, zoals amazones. Kijk aan, da’s nog eens een idee om nader uit te werken. De zakenlieden onder u krijgen dit idee van me gratis en voor niks cadeau. U zult alleen zelf moeten zien te bedenken hoe zo’n amazone de trappers zou moeten bedienen.
Het tweede dat in je opkomt is dat voor een Marokkaan een fiets altijd iets met armoede te maken heeft. Als je geen auto kunt betalen, zelfs geen tweedehandse, neem dan ten minste een motorfiets. Of als het echt niet anders kan, vervuil dan de wereld met een oude solex, dan laat je tenminste zien dat je de benzine kunt betalen. Maar een fiets, dat nooit!
Goed, dat waren dus in de gauwigheid de twee verklaringen die ik mompelend en wel aan mijn collega gaf, waarna ik ophing. Even later bedacht ik me tijdens het koffiezetten dat er nog een derde reden was waarom we niks van fietsen moesten hebben. Dat is omdat er geen fietsen in de Arabische dichtkunst voorkomen. De grote oden van voor de islam, de mou’allaqat, hebben het op lyrische wijze over het paard en soms over de kameel, maar nooit over de fiets. Onze collectieve psyche kent dus een soort mystiek van de knol – er zijn drie dozijn woorden om dat dier mee aan te duiden: ‘aoud, jawad, hisan, faras enzovoort. We idealiseren het paard dusdanig dat we blind zijn voor de schoonheid van het tweewielig transportwonder der Lage Landen.
Om het in een wat modernere context te plaatsen zou je je kunnen voorstellen dat het ministerie van Cultuur in Den Haag een aantal Marokkaanse dichters – bijvoorbeeld Stitou – gaat subsidiëren om lof van de fiets te zingen. Stel je voor wat dat voor een hartverscheurende scènes zou geven: de held, Qays, komt de straat in, net op tijd om de schone Leyla uit alle macht trappend in de verte te zien verdwijnen. Of de twee geliefden hebben een afspraakje in de duinen gemaakt, ver weg van de tenten van hun respectieve stammen, en daar komt de heldin aanpezen op een mountainbike, haar hidjab wapperend in de wind, heur schone ravenzwarte haren bedekt door zo’n koket aerodynamisch helmpje waardoor al die fietsatleten er als vallende sterren uitzien. Tja, het is natuurlijk niet zo makkelijk iets te bedenken dat rijmt op ‘aerodynamisch’, maar daar worden dichters nou eenmaal voor betaald.
Zoals u ziet heb ik de zaak zo serieus mogelijk proberen te behandelen. Maar als u een verklaring hebt die beter met deze wielerproblematiek spoort, zou ik dat graag horen. U kunt uw suggesties opsturen naar mijn uitgever, die ze zal doorzenden. Per racefietspost, allicht …
Maar als ik u was zou ik zeker niet mijn schouders ophalen en het allemaal van geen belang vinden. Dat fietsverhaal is niet zomaar een of ander onbenullig praatje: het is een goed voorbeeld van de ‘cultuurschok’ – ik heb trouwens niet zo veel op met die uitdrukking – die in het land van Beatrix in feite de belangrijkste oorzaak is van het ‘Marokkaanse probleem’. Schok! Om van te schrikken dat woord: je ziet meteen zwaargeharnaste ridders voor je die met donderend geweld op elkaar stoten; je denkt aan de kruistochten, bloedbaden, genadeloze gevechten; je denkt aan Irak en Afghanistan … Maar er is ook zoiets als een zachte cultuurschok: allerlei kleine incidentjes die moeilijk te begrijpen zijn als je je niet zelf tussen twee culturen in bevindt.

© Fouad Laroui
Auteursportret © Liesbeth Kuipers

Uitgeverij De Geus

pro-mbooks1 : athenaeum