Leesfragment: Interview: Yond Boeke over Giovanni Verga, Baas don Gesualdo

02 september 2009 , door Yond Boeke, Daan Stoffelsen
| | | |

Eind augustus verscheen Giovanni Verga’s Baas don Gesualdo in de vertaling van Patty Krone (l.) en Yond Boeke (r.). Het verhaal van de metselaar die opklimt tot grootgrondbezitter, zich introuwt in de stadsadel, maar altijd benijd en bestreden blijft, is een klassieke Italiaanse roman. Vol als de Grote Russen, realistischer dan menig moderne roman en actueler dan Rai Uno als het om machtsmisbruik en hebzucht gaat. We spraken met de helft van het vertaalstersduo, Yond Boeke, over dorpen en stadjes, filmische registratie en vousvoyeren, gebakken eieren en tomaat.

Vizzini en Aci Trezza

'Aci Trezza, het vissersdorpje van Verga’s andere grote roman, De Leeglopers (I Malavoglia), is rijkelijk gedocumenteerd op internet, en Visconti’s La terra trema, naar De Leeglopers, is daar ter plekke gedraaid. We wisten hoe Aci Trezza er uitzag. Maar Vizzini, dat andere Siciliaanse dorp, waar Baas don Gesualdo zich afspeelt – geen idee. We kregen niet helder hoe de topografie, hoe de sfeer ervan was. Ze lopen wat af in het boek, hier een trap op, daar weer naar beneden. Het punt is ook dat Verga het over een paese heeft, oftewel een dorp, maar het was ons al wel duidelijk geworden dat dat wel een dorp was met een twintigtal kerken en verschillende kloosters, en zo’n 15.000 inwoners. Niet bepaald ons beeld van een dorp met een kerk en een paar huisjes.

We moesten het dus ter plaatse gaan bekijken, en dankzij een reisbeurs van het Fonds voor de Letteren konden we dat ook. Die reis was ontzettend verhelderend. Ja, het was echt een stad, zoals je die in Frankrijk of Italië wel meer hebt, provinciesteden, zoals Middelburg in Nederland misschien. Maar voor een stad was alles wel een beetje miniatuur. Je stelt je heel wat voor van de palazzi van de adel, zoals dat van de Trao's, dat in het eerste hoofdstuk in brand staat. De kamers waar Baas don Gesualdo doorheen stormt om vooral zijn eigen pand voor een overslaande brand te behoeden, de zalen, de balkons en dakterrassen van de huizen van de adel -  dat zijn dus balkonnetjes, en de straten waardoor immense menigtes zich persten, dat zijn steegjes. Ter plaatse konden we ook vaststellen hoe de reistijden zijn, wat voor afstanden baas don Gesualdo aflegt naar zijn landgoederen en projecten, op zijn muildier. Alles bevond zich binnen een straal van tien kilometer.

Maar het mooiste was wel de apotheek. Op de plek waar Bomma zijn apotheek had, is er nog steeds een gevestigd, en nog steeds staan er mensen voor de deur te ouwehoeren – zij het minder revolutionair.'

In het stadje begon het te gisten. Men wachtte op berichten uit Palermo. Bomma stond te oreren in de apotheek en Ciolla liep overal zijn kritiek te spuien. Onruststokers hitsten zelfs de boeren op, met praatjes waar hun monden van openvielen. De gemeentegrond die na veertig jaar van de Zacco’s in andere handen was overgegaan... en voor een príjs! Ongehoord gewoon!... De arm van baas don Gesualdo reikte wel erg ver...

'Het was goed dat we gegaan waren. Nu hadden we een beeld, en beeld is ontzettend belangrijk in deze roman. Het is bijna een film, er zijn scènes waarin de camera als het ware langs de personages schuift. Verga registreerde, wel gekleurd natuurlijk, maar de vorm is toch voornamelijk pure registratie: wat zie je, wat hoor je. Dat geeft vaart, maar ook verwarring, want wie zegt nou dit, wie nou dat? Regelmatig ontbreken als het ware de regieaanwijzingen, en er wordt veel gezegd, door veel personen. Niet voor niets hebben we een personenlijst achter in het boek opgenomen.'

De cyclus, de klassiekers

'De Leeglopers en Baas don Gesualdo moesten deel gaan uitmaken van een groot project, De cyclus van de overwonnenen, waarin de strijd van de verschillende klassen centraal zou staan. Uiteindelijk delft iedereen het onderspit, het zijn geschiedenissen van verliezers. Verga zelf heeft het na het eerste hoofdstuk van het derde boek, La duchessa de Leyra, (De hertogin van Leyra), opgegeven – wellicht omdat de complexe psychologie van de hogere klasse moeilijker in een veristische stijl te vatten was.

In De Leeglopers begint hij met de laagste klasse, die moet vechten om te overleven. Het was niet gebruikelijk, overigens, in die tijd, om vissers en boeren als romanfiguren op te voeren. In Baas don Gesualdo gaat de strijd om het geld, hebzucht is het belangrijkste motief, de oorzaak van ondergang. Iedereen is er door bezeten, zelfs - júíst  - de geestelijkheid. De kanunnik is de grote opportunistische schurk van het verhaal.'

Terwijl hij de trap afliep, mopperde don Gesualdo nog: “Waarom is iedereen toch tegen me? Ik doe niemand kwaad... Wat ik doe is míjn zaak...”
“Verdorie, mijn beste don Gesualdo,” liet de kanunnik zich ontvallen, “uw zaak botst met de zaken van de anderen! Zo zit het!... Dat is nu juist de reden dat u hen aan uw kant moet zien te krijgen... Ze zijn allemaal twee handen op een buik... het is allemaal familie... U bent de buitenstaander... u bent de vijand, verdorie!”

'Ken je De onderkoningen van Federico de Roberto? Die veegt de clerus ook zo de pan uit, hij zet ze zó genadeloos neer als zakkenvullers. Mooi boek is dat, dat hadden we ook graag vertaald, maar dat is inmiddels al door Els van der Pluym gedaan. In het geval van Verga kwamen wij, toen we met Manzoni bezig waren, zelf met het voorstel om hem te vertalen. Ja, we zitten nu al een tijdje in die oude hoek. Ik vind het fijn om klassiekers te vertalen, romans die zichzelf bewezen hebben, je kunt er lekker je tanden in zetten.

Goed, je kunt niet met Verga e-mailen zoals dat met Umberto Eco kan, maar er zijn wel meerdere vertalingen als houvast. Niet dat je dat helpt als het er echt toe doet, uiteindelijk moet je zelf de knoop doorhakken, want vaak moeten we concluderen dat buitenlandse vertalers er bij lastige passages ook maar wat van hebben gemaakt of ze – dat komt ook voor – gemakshalve maar helemaal hebben weggelaten.'

Vertaalproblemen en leeseuforie

'We hadden bij het vertalen van De Leeglopers van het begin af aan problemen met het vertalen van de titel, I Malavoglia – moet je die bijnaam van de familie die centraal staat onvertaald laten, of letterlijk vertalen? De ellenlange discussie over wat uiteindelijk De Leeglopers werd, bleef gelukkig uit bij Mastro-don Gesualdo. Wel hebben we het streepje weggehaald dat de aanspreekterm voor de metselaarsbaas en die voor de grootgrondbezitter verbindt – dat vonden ze bij de uitgeverij mooier.

En zoals we in De Leeglopers zaten met allerlei spreekwoorden en gezegden die vaak geen Nederlandse parallellen hadden, worstelden we in Baas don Gesualdo met hoe mensen elkaar aanspraken. Hoe gaan de verschillende klassen met elkaar om? Soms spreken ze elkaar in de tweede persoon enkelvoud aan, en dat is duidelijk: jij. Maar meestal zeggen ze ‘voi’, daarmee kun je eigenlijk alle kanten op. We hebben toen op een gegeven moment besloten dat broers en zussen elkaar met ‘je’ aanspreken, maar in Vizzini spraken we met iemand van de Cooperativa Verga, en die verzekerde ons dat het in die kringen ook voor bloedverwanten heel gebruikelijk was elkaar te vousvoyeren. Toen hebben we dat in de laatste revisie ingevoerd voor iedereen die elkaar met don en donna aansprak. Ook volle neven en nichten, zoals don Diego Trao, die naar barones Rubiera gaat om het delicate schandaal tussen zijn zus en haar zoon te bespreken.'

Toen ze don Diego in de gaten kreeg, wendde ze zich glimlachend tot hem: “Gegroet, neef Trao. Wat brengt u hier?”
“Nou, waarde nicht, ik kwam om...” waarop don Diego stikte in het stof en een hoestbui kreeg.
“Blijf daar nou niet staan! Ga weg daar, neef, u bent er niet aan gewend,” viel de barones uit. “Nu ziet u eens wat ik allemaal moet doen! Maar, wat ziet u eruit, verdorie! Wat een schrik hè, vannacht!”
Poi, come vide don Diego, si voltò sorridente:
“Vi saluto, cugino Trao. Cosa andate facendo da queste parti?”
“Veniva appunto, signora cugina...” - e don Diego, soffocato dalla polvere, si mise a tossire.
“Scostatevi, scostatevi! Via di qua, cugino. Voi non ci siete avvezzo,” interruppe la baronessa.  “Vedete cosa mi tocca a fare? Ma che faccia avete, gesummaria! Lo spavento di questa notte, eh?...”

'Zoiets is lastig, maar het maakt het werk ook interessant. Er zijn ook passages die ik met puur plezier lees. Hoofdstuk 3, als mevrouw Marianna Sganci een feest organiseert om de processie van de patroonheilige te bekijken, en baas don Gesualdo stilletjes zijn entree maakt in adellijke kringen, is meesterlijk geschreven. Toen ik dat aan het vertalen was, dat gaf zo’n ontzettende kick... Het is zo’n snelle scène, en met alleen maar dialogen bijna, met alleen maar wat de mensen zeggen, toont Verga de hele psychologie van de scène. Dat is gewoon heel knap geschreven.'

“Vermaken jullie je een beetje, hier? Vermaak je je, Bianca?”
Don Ferdinando keek geërgerd achterom; toen hij zijn nicht Cirmena zag, mompelde hij: “O... donna Sarina... goedenavond! Goedenavond!” Waarna hij zich weer terugdraaide. Bianca hief haar lieftallige, deemoedige ogen op naar haar tante en antwoordde niet; donna Macrì’s lippen plooiden zich in een discreet glimlachje.
Donna Cirmena liet er, don Gesualdo aankijkend, meteen op volgen: “Warm, hè? Om te stikken! Er zijn dit keer veel te veel mensen... Nicht Sganci heeft de halve stad uitgenodigd...”
Baas don Gesualdo maakte aanstalten om voor haar opzij te gaan.
“Nee, nee, doe geen moeite, mijn beste... Zeg, hoor ‘ns, nicht Macrì...”

'En dan is er nog onze favoriete zin, een van de weinige momenten waarop Verga bijna slapstick schrijft, als de verliefde jonge baron Ninì bij de inhalige operazangeres over de vloer is. Nee, haar begeleider was haar minnaar niet, niet meer althans.'

Hij hield nog altijd van haar, net als voorheen... meer dan voorheen... gék was hij op haar... hij was jaloers: jaloers op alles en iedereen, op de lucht, op een droom, op gedachtes... ook op hem, op don Ninì!...
“Zeg!” klonk de stentorstem van boven aan de trap. “Wil je ze gebakken of met tomaat?”

Patty Krone (l.) en Yond Boeke (r.) 

Ik oneven, zij even, en dan luisteren

'Van oudsher doe ik de oneven hoofdstukken, ik begin met hoofdstuk één, Patty doet de andere. We kijken dan wel of we evenveel vertalen. Vervolgens geven we elkaar de vertaalde hoofdstukken, die dan eigenlijk nieuwe teksten voor je zijn, waar je heel fris tegenaan kijkt, waar je – dat ook – driftig in begint te strepen.

En dan gaan we bij elkaar zitten en lezen we de hele tekst aan elkaar voor, ik met mijn vertaalde hoofdstuk en de correcties en suggesties van Patty erin, Patty met de Italiaanse tekst, en vice versa. Soms nemen we de correcties van de ander over, soms gaan we ergens ontzettend over in discussie, soms moet het nog weer heel anders. Maar hardop lezen en luisteren is heel belangrijk, want op het oog, zeker met zo’n geprinte tekst, lijkt de vertaling af, maar je oor bedriegt je minder snel, je hoort meteen of iets natuurlijk loopt of niet. Het is onze ervaring dat deze methode tot een beter eindproduct leidt.

We werken al zo sinds 1984, toen ik, net een jaar afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, de vraag kreeg of ik Umberto Eco’s Hoe schrijf ik een scriptie wilde vertalen. We hadden toen al jaren tijdens de studie samen werkgroepen gevolgd, samen papers geschreven, en ik heb toegezegd, goed, ik wil het wel doen, maar ik wil het dan samen doen met Patty. Zo is het begonnen, en sindsdien vertalen we samen. We geven ook allebei les op de Vertalersvakschool, de opleiding voor literaire vertalers in Amsterdam. Heel af en toe vertalen we ook wel teksten alleen – Patty vooral over beeldende kunst, die heeft ook lange tijd voor het Stedelijk Museum gewerkt, ik over muziek, ik speel viool en saxofoon.'

Eindelijk eens: dit is een goed boek

'Een van de eigenaardigheden van onze samenwerking is dat we het vaak niet eens zijn over de kwaliteit van een boek. Was ik bijvoorbeeld te spreken over Ornela Vorpsi, dan was Patty minder enthousiast. Maar nu, en dat mag wel in de krant, zijn we het een keer  eens. Over Wie houdt dan stand van de jonge Turijnse schrijver Andrea Bajani (te verschijnen in januari) zijn we allebei heel enthousiast.

En daarna? Ik zou graag nog eens wat met iets van De Roberto vertalen, zijn verhalen zijn hele romans in dertig pagina’s. Hij en Verga waren goede vrienden– ik ben geloof ik nog niet klaar met die wereld, met dat eiland. En ja, het is ook wel waar wat de Italianen zeggen: als je de Sicilianen uit de Italiaanse literatuur haalt, dan houd je nauwelijks iets over.

Patty wil al een hele tijd Le ultime lettere di Jacopo Ortis van Ugo Foscolo vertalen. We weten dat we al die mooie klassiekers voor een kleine maar verfijnde groep lezers vertalen en het is fantastisch dat er uitgevers zijn die dat aandurven. Wordt de groep eventueel geïnteresseerde lezers echter té klein, dan is het moeilijk om een uitgever te vinden. Maar goed, we hebben niets te klagen, nu eens een paar klassiekers, dan een moderne titel als die van Bajani, literatuur én non-fictie, en eigenlijk hebben we altijd werk. Bij Athenaeum – Polak & Van Gennep met Manzoni, Verga en Bajani, bij Bert Bakker met Umberto Eco… En als iemand dan nog dit boekje wil uitgeven, over de enige vrouw die de Giro d’Italia heeft gereden, Alfonsina Strada - een prachtige geschiedenis, van het jaar waarin te weinig mannen zich aanmeldden en ze haar toelieten, met prachtige foto’s…'

Yond Boeke en Patty Krone vertaalden onder andere werk van Umberto Eco, Silvio Pellico, Marco Lodoli, Andrea Bajani, Primo Levi, Carlo Rovelli, G. Tomasi di Lampedusa, Iginio Ugo Tarchetti, Vitaliano Brancati, Pietro Aretino, Italo Calvino, Giovanni Verga, Alessandro Manzoni en Andrea Camilleri. Ze werken allebei aan de VertalersVakschool.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum