Leesfragment: Slapeloos

27 november 2015 , door Jon Fosse
| | |

Bij Uitgeverij Wereldbibliotheek verschijnt Slapeloos, de nieuwe roman van de Noorse dichter, toneelschrijver en prozaïst Jon Fosse die onlang de International Ibsen Award kreeg toegekend 'for his uniquely dramatic authorship, one that opens scenic gates to the wordless mysteries that pursue humans from birth to death.' Slapeloos wordt volgende week gepresenteerd tijdens Poetry International, waar Fosse als festivaldichter te gast zal zijn. Vanavond kunt u er alvast het eerste deel uit lezen.

Asle en Alida liepen door de straten van Bjørgvin, over zijn schouders droeg Asle twee bundels met alles wat ze bezaten en in zijn hand had hij de vioolkist met de viool die hij van vader Sigvald had geërfd, en Alida droeg twee netten met eten, en ze liepen nu al uren door de straten van Bjørgvin op zoek naar een plekje om te slapen, maar het leek onmogelijk ergens een plekje te vinden, nee, zeiden ze, we verhuren helaas geen kamers, zeiden ze, wat we hebben is al bezet, zeiden ze en dus moesten Asle en Alida verder door de straten en aankloppen bij deuren en vragen of ze daar in huis onderdak konden krijgen, maar in geen van de huizen was onderdak te krijgen, dus waar moesten ze nu naartoe, waar vonden ze beschutting tegen de kou en het donker zo laat in de herfst, ergens moesten ze toch een plekje kunnen vinden, en wat een geluk dat het niet regent, maar het gaat vast zo regenen ook, en zo konden ze niet rond blijven lopen, en waarom wilde niemand hun onderdak geven, kwam dat misschien omdat iedereen wel zag dat Alida nu gauw moest bevallen, want dat kon elk moment gebeuren, in haar toestand, of kwam het omdat ze niet waren getrouwd en dus niet voor fatsoenlijk getrouwde mensen, niet voor fatsoenlijke mensen doorgingen, maar was dat aan hen te zien, nee, dat was onmogelijk, of misschien toch, want er moest toch iets zijn waardoor niemand hun onderdak wilde geven, het kwam niet omdat Asle en Alida niet wilden trouwen dat ze de zegen van de dominee nog niet hadden, wanneer hadden ze dat moeten doen, ze waren net goed en wel zeventien, dus natuurlijk bezaten ze niet wat nodig was om een bruiloft te kunnen vieren, maar zodra ze dat hadden zouden ze trouwen zoals het hoorde, met een dominee en een ceremoniemeester en een feest en een speelman en alles wat erbij hoorde, maar zo lang moest dat wachten, moest het blijven zoals het was en het was toch eigenlijk goed zo, maar waarom wilde niemand hun onderdak geven, wat was er mis met ze, misschien hielp het als ze dachten dat ze getrouwd waren en man en vrouw waren, want als ze dat dachten was het vast niet zo gemakkelijk aan hen te zien dat ze als zondaars door het leven gingen en nu hadden ze al bij zo veel deuren aangeklopt en niemand die ze om onderdak vroegen had een plekje voor hen en zo kunnen ze niet rond blijven lopen, het wordt al avond, het is laat in de herfst, het is donker, het is koud en het gaat vast zo regenen ook.
     Ik ben zo moe, zegt Alida
     en ze blijven staan en Asle kijkt naar Alida en hij weet niet hoe hij haar moet troosten, want ze hadden elkaar al zo vaak getroost door over het kind te praten dat zou komen, of het een meisje zou zijn of een jongen, daar praatten ze over, en Alida dacht dat meisjes gemakkelijker waren, en hij dacht het tegendeel, dat het gemakkelijker was met een jongen, maar of het nu een jongen werd of een meisje, ze zouden hoe dan ook blij zijn met het kind waar ze nu gauw de ouders van werden, en dankbaar, dat zeiden ze en ze troostten zich met de gedachte aan het kind dat nu gauw geboren zou worden. Asle en Alida liepen door de straten van Bjørgvin. En tot nu toe hadden ze er niet zo zwaar aan getild dat niemand hun onderdak wilde geven, het kwam vast wel in orde, er zou vast gauw iemand zijn die een kamertje te huur had waar ze een tijdje konden wonen, het moest wel in orde komen, met zo veel huizen in Bjørgvin, kleine huizen en grote huizen, niet zoals in Dylgja, waar alleen een paar boerderijen waren en wat kleine vissershuisjes, zij, Alida, was de dochter van moeder Herdis op Brotet, zoals ze daar zeiden, en kwam van een boerderijtje in Dylgja, daar was ze opgegroeid bij moeder Herdis samen met haar zus Oline, nadat vader Aslak verdween en nooit meer was teruggekomen, toen Alida drie was en haar zus Oline vijf, en Alida had niet eens herinneringen aan haar vader, alleen aan zijn stem, want in gedachten kon ze zijn stem nog horen, het diepe gevoel dat in zijn stem lag, de hoge heldere en de zware klanken, maar dat was dan ook alles wat ze van vader Aslak nog had, want ze herinnerde zich er niets van hoe hij eruitzag, en verder herinnerde ze zich ook niets, alleen zijn stem als hij zong, dat was alles wat ze van vader Aslak nog had. En hij, Asle, was opgegroeid in een boothuis in Dylgja waarvan ze de zolder bewoonden, daar groeide hij op bij moeder Silja en vader Sigvald, tot vader Sigvald op zee bleef op een dag toen plotseling de herfststorm opstak, hij was aan het vissen ten westen van de eilanden en daar voor de eilanden zonk de boot, voor Storesteinen. En toen waren moeder Silja en Asle alleen in het boothuis. Maar niet lang nadat vader Sigvald was overleden werd moeder Silja ziek, ze werd steeds magerder, ze werd zo mager dat het leek of je door haar gezicht heen tot op het bot keek, haar grote blauwe ogen leken steeds groter te worden en vulden ten slotte bijna haar hele gezicht, vond Asle, en haar lange bruine haar werd dunner dan ooit, en piekerig, en toen, toen ze op een ochtend niet opstond, vond Asle haar dood in bed. Moeder Silja lag met haar grote blauwe ogen open en keek naast zich, naar waar vader Sigvald had moeten liggen. Het lange dunne bruine haar bedekte bijna haar hele gezicht. Daar lag moeder Silja en was dood. Dat was ruim een jaar geleden, toen Asle ongeveer zestien was. En toen was alles wat hij bezat in het leven hijzelf en die paar spullen in het Boothuis, en de viool van vader Sigvald. Asle zou alleen zijn, moederziel alleen, als Alida er niet was geweest. Het enige waar hij aan dacht toen hij moeder Silja daar zo oneindig dood en verloren zag liggen, was Alida. Haar lange zwarte haar, haar donkere ogen. Alles aan haar. Hij had Alida. Nu was Alida het enige wat hij had. Dat was het enige wat hij dacht. Asle bracht zijn hand naar de koude krijtwitte kaak van moeder Silja en streelde haar over haar wang. Nu had hij alleen Alida nog. Dat dacht hij. En hij had de viool. Dat dacht hij ook. Want vader Sigvald was niet alleen visser, hij was ook een verdienstelijk speelman geweest, en in heel Ytre Sygna had hij op elke bruiloft gespeeld, vele jaren lang, en als er dans was, op een zomeravond, was vader Sigvald degene die speelde. Hij was destijds vanuit het oosten naar Dylgja gekomen om te spelen op de bruiloft van de boer op Leite, en daar hadden hij en moeder Silja elkaar ontmoet, zij was er dienstmeid en serveerde op de bruiloft en vader Sigvald speelde. Zo ontmoetten vader Sigvald en moeder Silja elkaar. En moeder Silja werd zwanger. En ze beviel van Asle. En om voor zichzelf en de zijnen te zorgen monsterde vader Sigvald aan bij een visser van een van de eilanden in zee, de visser woonde op Storesteinen, en als deel van het loon mochten hij en Silja in een boothuis wonen dat de visser in Dylgja bezat. Zo werd speelman vader Sigvald ook visser, en woonde in het Boothuis in Dylgja. Zo zat dat. Zo ging dat. En nu waren en vader Sigvald en moeder Silja er niet meer. En kwamen nooit meer terug. En nu liepen Asle en Alida door de straten van Bjørgvin, en alles wat ze bezaten droeg Asle in twee bundels over zijn schouders, en hij had de vioolkist en de viool van vader Sigvald bij zich. Het was donker, en het was koud. En nu hadden Alida en Asle al aan zo veel deuren geklopt en om onderdak gevraagd en telkens te horen gekregen dat het niet ging, er werd niet verhuurd, de kamer die verhuurd werd was al verhuurd, nee, ze verhuurden niet, dat was niet nodig, kregen ze te horen, en Asle en Alida lopen rond, ze blijven staan, ze kijken naar een huis, misschien kunnen ze daar onderdak krijgen, maar zouden ze het wagen aan te kloppen, ze kregen toch weer nee te horen, hoe dan ook, maar ze konden toch niet zomaar door de straten blijven lopen, dus ze moesten het wel wagen aan te kloppen en vragen of er een kamer te huur was, natuurlijk, maar noch Asle noch Alida bracht het op nog een keer te vragen en weer te horen dat nee, helaas, het ging niet, het was al vol, of zoiets, en misschien was het verkeerd dat ze alles wat ze bezaten meenamen en naar Bjørgvin voeren, maar wat moesten ze anders, hadden ze dan in het huis van moeder Herdis op Brotet moeten blijven, ook al wilde zij hen daar niet hebben, zou dat zijn gegaan op den duur, en hadden ze maar in het Boothuis kunnen blijven, dan waren ze daar gewoon blijven wonen, maar op een dag zag Asle dat iemand van zijn leeftijd naar het Boothuis kwam varen en het zeil reefde en aan de oever bij het Boothuis aanlegde en de boot vastbond en toen kwam hij naar het Boothuis en even later werd er op het luik geklopt en toen Asle had opengedaan en toen die knul boven was en zijn keel had geschraapt zei hij dat het Boothuis nu van hem was, nu zijn vader op zee was gebleven samen met de vader van Asle, nu had hij het Boothuis zelf nodig en dan konden Asle en Alida er natuurlijk niet blijven, dus moesten ze pakken wat van hen was en een ander onderkomen zoeken, zo zat dat, zei hij en toen ging hij op het bed zitten bij Alida, die daar zat met haar dikke buik en zij kwam overeind en liep naar Asle en toen ging die knul op bed liggen en hij strekte zich uit en zei dat hij moe was en nu wat wilde rusten, zei hij en Asle keek naar Alida en toen liepen ze naar het luik en ze klapten het open. En toen liepen ze de trap af en naar buiten en daar voor het Boothuis bleven ze staan. Alida met haar dikke ronde buik, en Asle
     Nu hebben we geen plekje om te wonen, zei Alida
     en Asle gaf geen antwoord
     Maar het is zijn boothuis, dus er is vast niets aan te doen, zei Asle
     We hebben geen plekje om te wonen, zei Alida
     En het is laat in de herfst, het is donker en koud, en we moeten toch ergens wonen, zei zij
     en toen bleven ze daar staan zonder iets te zeggen
     En ik moet nu gauw bevallen, ik kan elk moment bevallen, zegt zij
     Ja, zegt Asle
     En we kunnen nergens heen, zegt zij
     en toen ging ze op de bank tegen de muur van het Boothuis zitten, die vader Sigvald had gemaakt
     Ik had hem moeten vermoorden, zegt Asle
     Zeg dat nu niet, zegt Alida
     en dan gaat Asle bij Alida op de bank zitten
     Ik sla hem dood, zegt Asle
     Nee, nee, zegt Alida
     Zo is het nu eenmaal, de één bezit iets, en de ander bezit niets, zegt zij
     En zij die iets bezitten, beslissen over hen, ons, die niets bezitten, zegt zij
     Zo zal het wel zijn, zegt Asle
     En zo moet het ook zijn, zegt Alida
     Zo moet het wel zijn, ja, zegt Asle
     en Alida en Asle blijven daar op de bank zitten zonder iets te zeggen en na een tijdje komt hij die het Boothuis bezit naar buiten en hij zegt dat ze nu moeten pakken wat van hen is, want nu woont hij in het Boothuis, zegt hij, en hij wil hen daar niet hebben, in ieder geval Asle niet, zegt hij, maar Alida, nu ja, zij kan er rustig blijven wonen, in haar toestand, zegt hij, over een paar uur is hij terug en dan moeten zij, in ieder geval Asle, zijn verdwenen, zegt hij en dan loopt hij naar zijn boot en terwijl hij de touwen losmaakt, zegt hij dat hij even naar de winkel moet en als hij terugkomt moet het Boothuis leeg en in orde zijn, vannacht slaapt hij daar, ja, en Alida misschien, als ze dat wil, zegt hij en hij duwt de boot af en hijst het zeil en dan glijdt zijn boot noordwaarts langs de kust
     Ik kan wel pakken, zegt Asle
     Ik kan je helpen, zegt Alida
     Nee, ga jij maar naar huis op Brotet, ga maar naar huis naar moeder Herdis, zegt Asle
     Misschien kunnen we daar slapen vannacht, zegt hij
     Misschien, zegt Alida
     en ze staat op en Asle ziet haar langs de vloedlijn lopen, haar wat korte benen, haar ronde heupen, het dikke lange zwarte haar dat golvend over haar rug valt en Asle zit daar en kijkt Alida na en zij draait zich om en kijkt naar hem en dan

© Jon Fosse. © Nederlandse vertaling: Marianne Moolenaar en Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2010
© Auteursfoto: Per Heimly

Uitgeverij Wereldbibliotheek

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum