27 april wordt het ABC van de literaire uitgeverij, door Podium-uitgever Joost Nijsen, gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel. Wij mochten al een drietal lemma's voorpubliceren: 'Frankfurt', 'Verwende auteurs', 'Verwende uitgevers'.
Het vak van literair uitgever is omgeven door mythen en mysteriën. Hoe zit dat toch met de veelbesproken verhouding schrijver-uitgever? Wat tref je aan in de slush pile? Waarom heet een agent 'een vent die rent voor een cent'? Hoe creëer je aandacht voor boeken? En wat gebeurt er allemaal in Frankfurt?De afgelopen jaren deden zich grote veranderingen voor in de literaire uitgeverij. Schrijvers werden zakelijker, redacteuren werden behalve manuscriptendokters ook marketeers. Lezers winkelen grootscheeps via internet, boekwinkels raakten in de problemen. Profeten van het digitale lezen voorspelden de ondergang van het papieren boek.Al deze revoluties komen aan bod in het even vermakelijke als leerrijke ABC van de literaire uitgeverij. Alles wat u altijd al wilde weten over uitgeven - maar nooit durfde te vragen.
Joost Nijsen startte in 1980, als student aan de Frederik Muller Academie, zijn eerste uitgeverij. Na zijn hoofdredacteurschap van Boekblad werkte hij als uitgever bij Nijgh & Van Ditmar en Balans. In 1997 richtte hij Uitgeverij Podium op. Op de website van Podium publiceert hij wekelijks een column over het boekenvak. Hij was bestuurslid van onder andere cpnb, gau/lug en nlpvf/nlf. In 2012 werd hij door collega-uitgevers in Vrij Nederland verkozen tot beste literaire uitgever.
De filmwereld heeft Cannes, de boekenwereld Frankfurt. Die locatie is historisch zo gegroeid; menig uitgever droomt ervan dat de troosteloze stad Frankfurt verruild wordt voor iets aangenamers (bijvoorbeeld Berlijn). Zeker, de boekenbeurzen in Londen, en kleintjes als in Turijn, Kopenhagen en Buenos Aires, zijn steeds internationaler geworden. Maar de Frankfurter Buchmesse is met flinke voorsprong nog altijd de grootste en invloedrijkste boekenbeurs van de wereld.Naar die tweede week in oktober wordt door sommige agenten, redacteuren en uitgevers toegeleefd alsof het hun verjaardag is, terwijl het voor anderen hun hernia inluidde (niet ieders rug is berekend op een week dag en nacht werken gecombineerd met drinken, eten en nog meer drinken, om van andere opwekkende middelen maar te zwijgen). Ik ken een Nederlandse uitgever die al op de dag na de Buchmesse begint af te tellen naar de volgende. Dat heeft iets tragisch, net als het opscheppen over het aantal Buchmesses waaraan je in je leven deelgenomen hebt.Ooit vergezelde een vileine columnist uit New York zijn partner, die als agent tot de meubelstukken behoort. Hij wilde weleens met eigen ogen zien wat zijn levensgezel nou zo bijzonder vond. ‘It’s shocking,’ vertrouwde hij me toe, ‘om al die volwassen mensen zich te zien opwinden als een stel pubers op zomerkamp.’Elke ervaren Buchmesse-ganger heeft zo zijn anekdotes bij de hand. Een favoriete in het Nederlandse kamp is het verhaal over een collega die, dronken naar buiten stappend uit de befaamde bar van de Frankfurter Hof, aan de taxichauffeur zijn visitekaartje gaf in plaats van de naam van zijn hotel te noemen. Een uur of acht later werd hij wakker geschud door de chauffeur. Hij keek op en zag de gevel van... zijn kantoor in Nederland.De grootste fout die je kunt maken is er naar boeken te kijken. De paradox van ‘Frankfurt’ is dat je pas effectief bezig bent als je níét focust op de ontelbare geëxposeerde boeken in de duizenden stands, verspreid over een dozijn hallen zo groot als de rai, maar op iets wat veel minder zichtbaar is: de handel in rechten. Dat in de vingers krijgen vergt jaren van training en ervaring. Deze handel vindt plaats in wandelgangen, aan krap bemeten tafeltjes in stands, in restaurants, met een glas witte wijn op een receptie, met een gin-tonic in de lobby van de Frankfurter Hof (met de Hessischer Hof het meest geliefde en drukst bezochte Grand Hotel), of aan de goeddeels boekenvrije tafeltjes in het Right’s Centre. Ooit een nauwelijks vindbaar afdelinkje op de hoogste verdieping van een van de hallen, is het Right’s Centre uitgegroeid tot het kloppend hart van de Buchmesse. Stelt u zich een grote veehal voor, maar dan gevuld met tafeltjes. De agenten zijn de cowboys, de schrijvers waarin ze handelen de koeien. Uitgevers en redacteuren zijn de slagers die het vee in de mond komen kijken.De ‘koe’ is niet een kant-en-klaar boek dat je aankoopt, zoals in een boekwinkel, maar een licentie om een elders al dan niet verschenen boek in vertaling te mogen uitgeven in jouw land. Daarvoor betaal je te zijner tijd royalty’s per verkocht exemplaar, en op die royalty’s verschaf je een voorschot (advance) van enkele duizenden tot honderdduizenden euro’s.In dit heilige hart van de beurs moet je niet naar een volledig overzicht willen streven. Een agent die zijn hele lijst van manuscripten met je wil doornemen, moet je genadeloos afstoppen. Ook in zijn eigen belang, want na tien ‘very promising new novels’ ben je de draad zo kwijt dat je ofwel belooft alles te lezen (om dat eenmaal thuis niet te doen), ofwel er lukraak eentje uitkiest (‘Ja, dat zou ik graag willen lezen, ik ben dol op romans met een thrillerelement over drie generaties depressieve vrouwen’).Een verstandige redacteur of uitgever frist eerst het geheugen op wat betreft het fonds van de verkopende partij (bijvoorbeeld kinderboeken, populaire biografieën en Scandinavische trilogieën), en nodigt de agent dan uit slechts één enkel boek aan te prijzen. ‘Because as you know, our publishing company is very selective.’De meeste deals worden overigens niet op de beurzen gesloten, maar door het jaar heen, via de telefoon en email. Iedereen weet dat de buzz en de hype en de vibes op boekenbeurzen als in Frankfurt tot auctions (veilingen) kunnen leiden met voorschotten die uiteindelijk alleen bij de agenten tot voldoening leiden. Op een beurs betaal je vrijwel altijd te veel, omdat jij en je concurrenten al gauw in de ban raken van chemieën waarin adrenaline en testosteron een voorname rol spelen.Het is nu eenmaal niet leuk om van een agent te horen dat er al twee andere Nederlandse uitgevers een bod uitbrachten op die ‘stunningly well written début novel’. Je hoort jezelf dan al snel zeggen, al las je nog geen alinea van het manuscript: ‘Geef me twee etmalen, dan kan ik het gelezen hebben en kom ik bij je terug.’ ‘O, wat geweldig,’ antwoordt dan de agent, ‘zoveel tijd is moeilijk, maar ik kan het wel een beetje voor je oprekken, omdat jij het bent... Maar morgen voor vieren moet ik wel echt een bod van je hebben.’’s Avonds na het diner overweeg je naar je hotelkamer te gaan om het manuscript te lezen, maar in plaats daarvan kom je terecht in de hotellobby waar je met tientallen vrienden praat, ook over dat boek. ‘Ha vriend!’ roept zo’n vakbroeder. ‘Heb je al ergens de hand op gelegd?’ Je kijkt geheimzinnig, biedt een drankje aan en zegt: ‘Ja, er is iets spannends gaande, morgen breng ik een bod uit. Het is een ongelofelijk goed debuut, meer kan ik op dit moment helaas niet zeggen.’Bij het ontbijt praat je met je redacteur en vraag je of die een uurtje heeft om even te proeven van het manuscript. De redacteur trekt zich terug, googelt nog wat, vraagt om zich heen en komt een uur voor de deadline naar je toe om te zeggen dat het misschien niet zo’n geweldig boek is als de agent zegt. ‘Althans, van de eerste veertig bladzijden veerde ik niet op, eerlijk gezegd.’Het kan ook anders. Je redacteur vindt het echt een geweldig boek, en je loopt de drie kilometer van Halle 4 naar Halle 8. Trots en opgetogen breng je bij de agent een bod uit van pakweg € 6000. Maar de agent kijkt bedrukt en zegt dan: ‘Het spijt me enorm, maar we hebben vanochtend een pre-empt (zie p. 157) geaccepteerd van Kees.’ ‘Kees? Maar deze roman past toch totaal niet bij zijn uitgeverij?’ De agent toont medelijden. ‘Ik weet het... en ik had het echt heel graag aan jou verkocht, ik denk eerlijk gezegd dat jullie er een groot succes van hadden gemaakt. It was an offer we couldn’t refuse. But there will be other books to share with you!’Behalve rechten kopen, kun je op de beurs ook titels van je eigen schrijvers proberen te verkopen. Dat kun je op eigen kracht doen, of als je uitgeverij wat groter is via de eigen rechtenafdeling (foreign rights). Het Nederlands Letterenfonds, waarin in 2011 het Nederlands Literair Productie- en Vertalingen Fonds (nlpvf) werd opgenomen, kan ondersteuning bieden. Voor een beperkte selectie Nederlandse schrijvers timmert het nlf pro-actief aan de weg, met onder andere fragmentvertalingen in het Engels. Maar ook voor alle andere literaire werken (inclusief literaire non-fictie) geldt de subsidieregeling, die buitenlandse uitgevers een bijdrage biedt in de vertaalkosten.Levert het nlf een belangrijke bijdrage aan de promotie van Nederlandse schrijvers in het buitenland, het onderhandelen doe je als uitgever zelf of vertrouw je toe aan een agent. Het beste werkt nog een driehoek: de uitgever maakt een buitenlandse uitgever of redacteur warm voor zijn schrijver(s), verwijst voor meer informatie en subsidie naar het nlf, en laat zijn agent de deal sluiten. Aldus kun je de buitenlandse uitgever ‘sandwichen’, met louter goede bedoelingen uiteraard.
Literatuur, vroeger een aangenaam tijdverdrijf voor de elite, is na de Tweede Wereldoorlog, op de vleugels van democratisering, onderwijsverbetering en welvaartsgroei, gaandeweg echt hándel geworden. Vanaf de jaren zeventig kwam de literatuurindustrie goed op gang, met uit Amerika overgewaaide marketingtechnieken. Niet een uitgever, maar een auteur was hierin in ons land een wegbereider: Jan Cremer, die de lancering van Ik Jan Cremer tot in de details voorbereidde. Naarmate literatuur een commerciëler belang kreeg, werd de slag om het schaarse schrijftalent in een bescheiden taalgebied als Nederland steeds heftiger gevoerd. Dat gaat tegenwoordig erg ver. Schrijfster Maartje Wortel in een Volkskrant-interview op 14 januari 2012: ‘Laatst vroeg ik op een feestje aan een redacteur waaraan hij ziet of iemand talent heeft. Hij zei: “Ik kijk op Twitter en als iemand een goede tweet heeft, denk ik: hé, die kan wat.” Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar nee.’Auteurs zijn dan ook met steeds meer parfum en honing tegemoet getreden. Zij begonnen zich steeds bewuster te worden van hun cruciale positie, en speelden soms met hun uitgever zoals een poes een weerloos muisje tussen z’n klauwen houdt. Voorschotten stegen. Schrijvers die excelleerden werden verwend met permanente aandacht en dure verjaardagsfeestjes tot in het Concertgebouw aan toe. Boekenweekauteurs kregen een eigen chauffeur en een auto met minibar. Auteurs die hun deadline niet haalden, werden niet bestraffend toegesproken of juridisch achtervolgd, maar met fluwelen handschoenen naar een herziene inleverdatum geleid. Zelfs debuterende schrijvers stelden steeds hogere eisen, niet alleen ten aanzien van voorschotten en royalty’s, maar ook omtrent de marketing voor hun boeken, en niet te vergeten redactionele begeleiding. Uitgevers werden als paardenboeren die de hele dag rondliepen met emmers vol suikerklontjes.Prille schrijvers ontboden hun uitgever naar lunchgelegenheden, om hem input te vragen voor het hopelijk ooit te voltooien boek. ‘Ik worstel nogal. Zal ik nou wat losse verhalen tot een soort van roman ombouwen? Wat moet dan volgens jou de overkoepelende thematiek zijn? Ik hoorde van die nieuwe schrijfster bij uitgeverij X dat haar redacteur één dag per week tijd heeft vrijgemaakt voor de begeleiding van haar debuut. Ik ben niet zo veeleisend, maar ik mag toch van mijn uitgever ook wel wat vragen. Heb je nou trouwens dat Boekenbalkaartje geregeld?’Het is hierbij de vraag wie er schuldig is aan het verwende kind, het kind in kwestie of de ouder?
Waar zijn ze: de linkse of anderszins idealistische uitgevers (het vroegere Van Gennep, het socialistische Sun, en Sua), feministische uitgevers (Sara, De Bonte Was), uitgevers van literatuur voor ‘het volk’ (de oude Wereldbibliotheek, de vroegere Arbeiderspers), de uitgevers van superb uitgevoerde hoogtepunten uit de wereldliteratuur voor een belezen elite (Johan Polak)? De hedendaagse uitgever valt nauwelijks op enigerlei mate van politiek of cultureel engagement te betrappen. Op de huidige boekenmarkt is het ook niet eenvoudig idealisme te bedrijven; boekwinkels, media en lezers zijn zelfs allergisch geworden voor ‘idealisme’ en ‘engagement’. Dus tenzij je over een indrukwekkend familiekapitaal beschikt, doe je er als moderne uitgever goed aan je visioenen van wereldverbetering via je boeken in de knip te houden.Maar let op: boeken blijven bij uitstek voertuigen voor culturele en maatschappelijke vernieuwing. Dat hoeven geen roodgerande manifesten te zijn. Veel romans openen vensters op de wereld. Non-fictieboeken, of ze nu over het Midden-Oosten gaan, nieuwe samenlevingsvormen of criminaliteit, dragen bij tot inzicht en onderling begrip. Sommige verkopen goed, andere krijg je maar met moeite de boekwinkels binnen. Ook in het laatste geval moet je als uitgever naar je geweten luisteren en trots zijn dat je met de uitgave van die boeken kunt bijdragen aan, vooruit, verbetering van de wereld.Een echte uitgever is een zakenman, maar wel een met een opdracht.
‘De ogen van de ceo zijn net zo koud als de met marmer beklede muren van zijn grachtenpanden,’ zei Boudewijn Büch ooit over de baas van een uitgeefconcern. Feit is dat de meeste uitgeverijen gehuisvest zijn in uiterst chique kantoren, ingericht met het fijnste meubilair (meestal Italiaans design dat aangenaam contrasteert met de zeventiende-eeuwse lambriseringen en bewerkte plafonds). Vakgenoten die in Parijs, New York of Londen levenslang werken op drie vierkante meter per persoon, geloven hun ogen niet als ze zien hoe hun Nederlandse collega’s gehuisvest zijn. Deze gezonde jalousie de métier bereikt hoogtepunten als buitenlanders vernemen dat de cao maximale werktijden van 36,2 uur voorschrijft, tegen alleszins bevredigende arbeidsvoorwaarden. Het hoogste salaris vind je uiteraard aan de top, waar concerndirecteuren, veelal aan overweldigend lege bureaus, belast zijn met ‘strategische ontwikkeling’. Hun onderdirecteuren rapporteerden vooral in de jaren tachtig en negentig uiterst bevredigende omzetresultaten, verkregen vanuit het historisch nog relatief hoge uitgeversaandeel in verkopen en nevenexploitaties van de evergreens uit het fonds, ontdekt door met vervroegd pensioen gestuurde, want eigenwijze, onaangepaste uitgevers.Het waren deze uitgeefdirecteuren die het eerst in paniek raakten toen auteurs eveneens verwend raakten en de overhead van hun uitgevers ter discussie stelden.
© 2012 Joost NijsenAuteursportret © Keke Keukelaar