Leesfragment: Hier en daar een crisis

04 september 2009 , door Tineke Ceelen
| |

De afgelopen jaren was Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling (Giro 999), het gezicht van de noodhulp. In Hier en daar een crisis vertelt ze over haar dagelijkse werk. In een twintigtal reportages over onder andere Soedan, Nederland, Polen, Syrië, Congo, Tibet, en Indonesië geeft Ceelen een verrassende kijk achter de schermen van de internationale hulpverlening. Nu eens hartverscheurend, dan weer ontluisterend, dan weer hartverwarmend.

 

Pakistan — 2005
Na een aardbeving met de kracht van 7,6 op de schaal van Richter, vinden 80.000 mensen de dood in twee afgelegen Pakistaanse bergprovincies. Drie miljoen mensen raken dakloos.

Taskeen

Het eerste bericht over de aardbeving hoor ik op de autoradio. Iets zegt me dat het ernstig is, veel ernstiger dan de kalm uitgesproken woorden van de Radio 1-nieuwslezer doen vermoeden. Even later bevestigt collega Eric mijn bange voorgevoelens: een telefoontje naar onze partnerorganisatie in Pakistan, het International Rescue Committee, leert dat gevreesd wordt voor tienduizenden doden in de moeilijk toegankelijke provincies Kashmir en North-West Frontier. Nog dezelfde avond regelen we een ticket voor Eric.

Eenmaal in Pakistan wordt Eric overspoeld door telefoontjes van Nederlandse journalisten die willen dat hij iets over de ramp vertelt, nog voordat hij Islamabad uit geweest is en dus nog voor hij ook maar één voet in het hart van het rampgebied gezet heeft. ‘Doe het maar kalm aan hoor,’ zeg ik over de telefoon, ‘je kunt ook “nee” zeggen.’ ‘Als je zelf eens hierheen zou komen,’ reageert Eric morrend.
Ook het IRC, een van de weinige hulporganisaties die al in het gebied werkt, krijgt de voltallige wereldpers over zich heen. De medische staf reist naar het rampgebied om ontdaan terug te keren met een ooggetuigenverslag. De noden zijn veel groter dan we bij het vertrek van Eric hebben ingeschat. Hele steden zijn met de vloer gelijk gemaakt, wegen zijn weggeslagen, bruggen van hun plek gerukt en heel ergens anders weer neer gesmeten. Alsof een kwaaie reus heeft huisgehouden.

Ik pak mijn koffer en reis nog dezelfde avond Eric achterna. Eerst naar Londen. Daar stap ik op een vliegtuig naar Pakistan. Het duurt even voor ik haar herken. Gillian staat in de rij bij de douane ineens voor me. Ze is mager geworden. ‘De gevolgen van een jaar Tsjaad,’ schokschoudert de door de wol geverfde noodhulpexpert.
We vliegen samen naar Islamabad, de hoofdstad van Pakistan. Een chauffeur haalt ons op en brengt ons naar het IRC-kantoor. Gillian begint meteen al in de auto te telefoneren, ze regelt dat in Dubai een vliegtuig geladen wordt met hulpgoederen uit de IRC-opslagplaatsen. ‘Stuur alle tenten die op voorraad liggen naar Pakistan. Ja, ook alle medische noodpakketten,’ hoor ik haar zeggen. Terwijl Gillian verder belt, ga ik met de secretaresse van de hulporganisatie winkelen. Ik organiseer Pakistaanse kledij voor Gillian en mijzelf: een vormeloze jurk met pofbroek. Billen en borsten zijn volstrekt taboe in het rampgebied. Westerse kleding lijkt erop gemaakt te zijn de aandacht juist naar de billen en borsten te trekken.

Op elke straathoek in de hoofdstad wordt wel iets ingezameld om getroffen landgenoten te helpen: kleding, medicijnen, dekens, voedsel, alles is welkom. Transport van die spullen is echter moeizaam. De wegen en bruggen naar het rampgebied zijn zwaar beschadigd geraakt. Het Pakistaanse leger werkt met man en macht aan spoedreparaties.
Achter een lange rij kleurig beschilderde vrachtwagens met hulpgoederen rijden we met een drietal hulpverleners naar het noorden, richting rampgebied.

We overnachten in Abbottabad, 150 kilometer ten noorden van Islamabad, liggend aan de Karakoram Highway naar China. Vanuit dit stadje zullen we op en neer reizen naar verschillende zwaar getroffen steden en de dorpen daaromheen. Daar overnachten is geen optie, er staat geen hotel meer overeind. Abbottabad is ook getroffen door de beving, enkele woningen zijn ingestort en tal van gebouwen beschadigd. Ik loop met Eric over het terrein van het plaatselijke ziekenhuis. Chaos heerst. Alleen de begane grond is nog in gebruik, de rest van het gebouw is ontzet door de aardbeving. Het aantal patiënten dat aangevoerd wordt, is vele malen groter dan de capaciteit van het ziekenhuis. Op de stoep, achter een provisorisch gordijntje, worden operaties uitgevoerd, voornamelijk amputaties van verbrijzelde ledematen. Geopereerde patiënten herstellen in de buitenlucht, de gelukkigen in een tentje op het ommuurde ziekenhuisterrein. Met een megafoon roepen vrijwilligers namen om van binnengekomen gewonden, in de hoop slachtoffers met hun familie te herenigen.

Gisteren, terwijl ik in het vliegtuig zat, vond Eric een vierjarig meisje op de stoep van dit ziekenhuis. Taskeen. Haar beentje raakte bekneld toen het huis van haar tante instortte, waar het meisje met haar broertje logeerde. Een onbekende man redde het meisje en bracht Taskeen en haar broertje naar het ziekenhuis van Abbottabad. Toen Eric haar vond, werd ze klaargemaakt voor de amputatie van haar onderbeen. Een meereizende cameraploeg filmde het dramatische gegil van het kind, minuten voor haar operatie, en direct erna. Nu ligt het kleine meisje te slapen. Ik geef haar heel zachtjes, om haar niet wakker te maken, een aai over haar dikke zwarte haren.

’s Avonds in het hotel proberen we wat te eten als de lamp en onze colaglazen beginnen te rinkelen. Een naschok, zoals we die de komende dagen vaker zullen voelen. Ik besef dat ook het hotel niet ongehavend is. Hoeveel naschokken zijn er nodig voordat het pand in elkaar dondert? Ik snap ineens waarom zoveel mensen in de kou buiten slapen, in auto’s, tenten, of gewoon onder de blote hemel.

Bij de eerste aanblik van de stad Balakot de volgende ochtend, geloof ik niet wat ik zie. De ravage is niet te bevatten. Geen huis staat overeind, wegen zijn gescheurd, of helemaal verdwenen, de centrale brug is enkele meters verschoven. Rijdende auto’s en vrachtwagens werden tijdens de aardbeving getroffen door omvallende woningen. Een huis dat vroeger drie verdiepingen telde, lijkt onbeschadigd, maar heeft nu nog slechts twee verdiepingen, het gebouw zakte een hele etage de grond in.
Een man deelt papieren mondkapjes uit. Militairen spuiten een desinfecterend middel over de ingestorte woningen. Het duurt even voor het tot me doordringt dat het niet dat desinfecterende goedje is dat zo stinkt. De stank is van de ontbindende lichamen onder het puin.
Een jonge vrouw zit op de brokstukken, ze omarmt een plastic tas. Ze huilt niet, praat niet, lijkt niks of niemand op te merken. Stil staart ze voor zich uit. Iemand vertelt dat ze op de restanten van een school zit, geen kind is levend uit de klaslokalen gekomen.
Overal liggen bergen kleding, giften van landgenoten. Maar de overlevenden hebben nergens belangstelling voor. We zien dat een lichaam uit het puin tevoorschijn gehaald wordt. Haastig wordt het onder een laken gelegd. Van een ander slachtoffer is een uitstekende hand zichtbaar. Het ingestorte gebouw was een middelbare school, vertelt onze tolk. Er liggen nog tientallen scholieren bedolven. Uit de strakblauwe hemel vallen ineens een paar vlokken sneeuw.

De enige hulpverleners die wij aan het werk zien, zijn die van een Aziatisch team medici. Wonden worden verbonden en ernstig getroffen slachtoffers worden voor behandeling afgevoerd naar de stad. e Franse waterbouwkundige in onze auto checkt de schade aan de drinkwatervoorzieningen. Morgen zal hij terugkomen om met de benodigde materialen en een team medewerkers noodreparaties uit te voeren. Het enige drinkbare water in de stad zijn nu de flessen mineraalwater die door vrijwilligers en het Pakistaanse leger aangevoerd worden.
Het Pakistaanse leger heeft net buiten Balakot zijn kamp opgeslagen. Soldaten vertrekken met ezeltjes de bergen in. Levensgevaarlijke missies, waarmee geprobeerd wordt de slachtoffers in de afgelegen bergdorpen te bereiken. Op de rug van de ezels worden medicijnen, dekens, tenten en andere hulpgoederen gebonden. Een vermoeid ogende legerofficier vertelt dat de paden naar die dorpen vrijwel allemaal verwoest zijn. Op de steile berghellingen gebeuren vaak ongelukken. Soldaten verdwijnen met de uitglijdende ezeltjes in de ijzingwekkende ravijnen.

In de auto, op de terugweg naar het hotel in Abbottabad, rinkelt onze satelliettelefoon. Een radioverslaggever van de nos vraagt wat me het meest geraakt heeft die dag. Een ambulance rijdt met loeiende sirenes voorbij. Ineens lopen er tranen uit mijn ogen. Ik probeer de brok in mijn keel weg te slikken en vertel van de vrouw, met de plastic zak, zoekend naar haar kind, of misschien zelfs wel kinderen.
In Abbottabad bezoeken we Taskeen weer in het ziekenhuis. Deze keer zit haar vader naast haar bed. Beide ouders van het meisje hebben de aardbeving overleefd, maar van het ouderlijke huis is niets meer over, net als van de rest van het bergdorp. Taskeen gilt van de pijn als het verband van haar stomp verwisseld moet worden, haar vader houdt liefdevol de hand van zijn kind vast.

*

Taskeen wordt het icoontje van de berichtgeving over de aardbeving in Pakistan. Het gegil van het meisje vlak voor haar beentje geamputeerd werd, wordt keer op keer herhaald op de Nederlandse televisie. Taskeen draagt bij aan een succesvolle inzamelingscampagne van de Samenwerkende Hulp Organisaties. Behalve geld krijgen we talloze aanbiedingen van kleding, teddyberen, afgedankte en ook nieuwe protheses, adoptieouders en je kunt het zo gek niet bedenken meer. Een donateur schrijft dat het tijd wordt dat we chocolademelk distribueren in de bergdorpen. Goed tegen de kou, zal ze vermoedelijk denken.
Eric en ik voelen ons verantwoordelijk voor Taskeen. Natuurlijk is het niet handig, zoals veel welwillende landgenoten ons voorstellen, om Taskeen naar Nederland te halen voor behandeling. Een kunstbeen heeft regelmatig bijstelling, onderhoud en vervanging nodig. Zeker als het om een kunstbeentje van een kind in de groei gaat. We zorgen ervoor dat Taskeen adequate medische hulp krijgt in Pakistan zelf en ontwerpen een programma om niet alleen Taskeen te steunen, maar meteen ook haar hele dorp opnieuw op te bouwen. Taskeen groeit intussen uit tot een regionale beroemdheid.

Uitgeverij Podium

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum