Leesfragment: Het land is moe

20 december 2010 , door Tony Judt
| |

Het is een van de beste geschiedenisboeken, of, volgens een andere indeling politicologieboeken van 2010: Het land is moe. Verhandeling over onze ontevredenheid (Ill Fares the Land, vertaald door Wybrand Scheffer). Vanavond kunt u een fragment uit het boek lezen en uw exemplaar aanschaffen.

In Het land is moe ontrafelt Tony Judt, een van de belangrijkste historici en denkers van deze tijd, het hedendaagse sociale ongemak. Er is iets fundamenteel mis met de manier waarop wij vandaag de dag leven. Na de economische crisis bleken de zekerheden die het leven in naoorlogs Europa en Amerika bepaalden - de garantie van een basisniveau van veiligheid, stabiliteit en eerlijkheid - niet meer te bestaan. In Het land is moe zet Tony Judt de zaken op een rij: wat zijn onze verworvenheden, waar hebben we die aan te danken, en hoe behouden we die? Judt wijst het nihilistische individualisme van rechts af, evenals het doorgeslagen socialisme van het verleden. In plaats van een blind vertrouwen te hebben in de vrije markt kunnen we vertrouwen op medeburgers en de staat zelf. Het land is moe daagt ons uit om de confrontatie aan te gaan met onze maatschappelijke problemen - en de verantwoordelijkheid te nemen voor de wereld waarin we leven. En Judt draagt alternatieven aan: er is hoop, zolang we durven na te denken.

Tony Judt (1948-2010) studeerde aan het King's College (Cambridge) en aan de école Normale Supèrieure (Parijs). Hij was docent aan universiteiten in Cambridge, Oxford, Berkeley, en aan de New York University. Hij schrijft voor onder andere The New York Review of Books, de Times Literary Supplement, The New Republic en de New York Times. Van hem verschenen in Nederland Na de oorlog en De vergeten twintigste eeuw.

'Een voortreffelijk pleidooi voor sociale democratie die in staat is burgers te beschermen, vooral in tijden van grote bestaansonzekerheid.' Felix Rottenberg
'Judt blinkt uit in finesse en scherpte. Zorgvuldige formuleringen, rake typeringen, ontroerende anekdotes.' de Volkskrant

Inleiding

Een gids voor de verbijsterden

‘Als vanzelf bekruipt mij de vrees dat de mens ooit elke nieuwe theorie als een gevaar, elke vernieuwing als een moeizaam probleem en elke sociale vooruitgang als een eerste stap op weg naar de revolutie zal zien, en dat hij dan helemaal zal weigeren zich nog te bewegen.’
– Alexis de Tocqueville

Er is iets fundamenteel mis met de manier waarop wij vandaag de dag leven. Dertig jaar lang hebben we de jacht op materieel eigenbelang als een deugd beschouwd; die jacht is tegenwoordig zelfs het laatste restant van ons gevoel voor een collectieve zaak. We weten wat dingen kosten, maar we hebben geen idee wat ze waard zijn. Van een rechterlijk oordeel of een juridische stap vragen we ons niet meer af of die terecht, eerlijk, rechtvaardig of juist is, en al helemaal niet of die zal bijdragen aan de totstandkoming van een betere maatschappij of een betere wereld. Hoe moeilijk de antwoorden soms ook konden zijn, ooit waren dat dé politieke vragen. We moeten opnieuw leren die vragen te stellen.
Het materialisme en het egoïsme die het hedendaagse leven kenmerken, zijn niet inherent aan de natuurlijke toestand van de mens. Veel van wat vandaag de dag ‘vanzelfsprekend’ lijkt – de obsessie met het scheppen van rijkdom, de voorliefde voor privatiseringen en de particuliere sector, de groeiende ongelijkheid tussen rijk en arm – dateren uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. En dat geldt zeker voor de retoriek waarmee die kenmerken gepaard gaan: kritiekloze bewondering voor een onbegrensde vrije markt, minachting voor de publieke sector en het waandenkbeeld van de onbeperkte groei.
We kunnen niet op deze wijze blijven voortgaan. De kleine crisis van 2008 bracht in herinnering dat het ongebreidelde kapitalisme zijn eigen grootste vijand is. Vroeg of laat valt het aan zijn eigen excessen ten prooi en zal het zich voor redding tot de staat wenden, maar als we niets anders doen dan de scherven bijeenvegen en op de oude voet voortgaan, kunnen we de komende jaren nog veel grotere opschudding verwachten.
We blijken echter niet in staat om alternatieven te bedenken, en ook dat is nieuw. Tot voor zeer kort geleden voltrok het openbare leven in liberale samenlevingen zich in de schaduw van het debat tussen verdedigers van het ‘kapitalisme’ en de criticasters ervan; die laatsten vielen meestal in de categorie van een of andere vorm van ‘socialisme’. In de loop van de jaren zeventig verloor die discussie voor beide kanten veel van zijn betekenis, maar het onderscheid tussen ‘links’ en ‘rechts’ behield zijn nut, niet in het minst als kapstok om kritische beschouwingen over eigentijdse kwesties aan op te hangen.
Aan de linkerkant sprak het marxisme vele generaties jongeren aan, al was het alleen maar omdat het een manier bood om afstand van de status quo te nemen. Hetzelfde gold in grote lijnen voor het klassieke conservatisme: een goed onderbouwde afkeer van overhaaste veranderingen bood onderdak aan degenen die moeite hadden met het loslaten van gevestigde gebruiken. Vandaag de dag lukt het links noch rechts vaste grond onder de voeten te vinden.
Studenten hebben dertig jaar lang bij mij geklaagd dat ik makkelijk praten had: ‘Jouw generatie had ideeën en idealen, jullie geloofden ergens in, jullie konden veranderingen teweegbrengen. Wij’ (de kinderen van de jaren tachtig en negentig, en de ‘nullen’) ‘hebben niets.’ Die studenten hadden in veel opzichten gelijk, want het wás voor ons ook makkelijk, net zoals het in elk geval in dit opzicht ook makkelijk was voor de generaties die ons voorgingen. De laatste keer dat een groep jongeren vergelijkbare frustraties over de leegte van hun leven en de ontmoedigende doelloosheid van hun bestaan uitte, was in de jaren twintig van de twintigste eeuw; historici spreken niet voor niets over een ‘lost generation’.
Dat jongeren vandaag de dag zoekende zijn, is niet het gevolg van een gebrek aan doelstellingen. Gesprekken met studenten of middelbare schoolkinderen leveren een uitgebreide opsomming van zorgen op. De generatie die momenteel opgroeit is bijvoorbeeld buitengewoon bezorgd over de wereld die zij zullen erven. De angst daarover gaat echter gepaard met een algemeen gevoel van frustratie: ‘we’ weten dat er iets mis is en er zijn veel dingen die we niet goed vinden, maar waar kunnen we in geloven? Wat moeten we doen?
Dat is een ironische omkering van instelling in vergelijking met vroeger tijden. In het tijdperk van de zelfverzekerde, radicale dogma’s waren jongeren immers allesbehalve onzeker. Was de kenmerkende toonzetting van de jaren zestig er niet een van een buitensporige zekerheid dat wij precies wisten hoe we de wereld konden verbeteren? Die toon van op niets gebaseerde arrogantie is ook een van de oorzaken van de reactionaire tegenstroom die erop volgde, en als links iets van zijn voorspoed wil heroveren is bescheidenheid op zijn plaats. Maar om een probleem op te lossen zal het toch echt benoemd moeten worden.
Ik heb dit boek geschreven voor jongeren aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Amerikaanse lezers zullen wellicht opkijken van de veelvuldige verwijzingen naar de sociaaldemocratie. Hier, in de Verenigde Staten, zijn dat soort verwijzingen zeldzaam. Als journalisten en commentatoren voor overheidsuitgaven ten behoeve van sociale zaken pleiten, zullen ze zichzelf eerder omschrijven als ‘liberalen’ – en hun tegenstanders zullen hun dat etiket ook graag opplakken. Dat is verwarrend. Liberaal is een eerbiedwaardige en gerespecteerde betiteling, die met trots gedragen zou moeten worden. Als een goed ontworpen jas verhult het etiket echter meer dan het laat zien.
Een liberaal is een tegenstander van bemoeienis met andermans zaken, maar betoont tolerantie voor afwijkende opvattingen en onconventioneel gedrag. Liberalen zijn er van oudsher voor om andere mensen buiten hun leven te houden en het individu de maximale ruimte te bieden zijn leven te leiden en zich te ontplooien. In zijn meest extreme vorm wordt een dergelijke instelling wel in verband gebracht met het ‘libertarisme’, maar dat is een tegenwoordig goeddeels in onbruik geraakt begrip. De meeste echte liberalen zijn er vooral voorstander van andere mensen zo veel mogelijk met rust te laten.
Sociaaldemocraten zijn daarentegen een enigszins hybride soort. Ze hebben met liberalen een toewijding aan culturele en religieuze tolerantie gemeen, maar wat overheidsbeleid betreft geloven sociaaldemocraten in de mogelijkheden en de voordelen van collectieve actie ten bate van het collectieve welzijn. Net als de meeste liberalen zijn sociaaldemocraten voorstander van een progressief belastingsysteem ter bekostiging van publieke diensten en andere sociale verworvenheden die voor het individu niet te betalen zijn; maar waar veel liberalen een dergelijke belasting dan wel een algemene voorziening als een noodzakelijk kwaad zien, gaat het sociaaldemocratische beeld van een fatsoenlijke maatschappij van meet af aan uit van een grote rol van de staat en de publieke sector.
Het is te begrijpen dat de sociaaldemocratie in de Verenigde Staten niet goed te verkopen is. Een van mijn doelen is aan te tonen dat de overheid een sterkere rol in ons leven kan spelen zonder dat onze vrijheden worden aangetast, alsmede ervoor te pleiten dat we gaan nadenken over het soort staat dat we eigenlijk willen – omdat er zonder overheid nu eenmaal geen toekomst gloort. Veel van wat gedurende de twintigste eeuw goed was in de wetgeving en het sociale beleid van de Verenigde Staten – zaken die een toenemend aantal mensen tegenwoordig onder het mom van meer doelmatigheid en een ‘terugtredende overheid’ ontmanteld willen zien worden – komen in praktische zin nauw overeen met wat in Europa sociaaldemocratie wordt genoemd. Het probleem is niet wat er gedaan moet worden, maar hoe we erover praten.
Europa kent een ander dilemma. Veel Europese landen brengen al langere tijd iets in praktijk wat op sociaaldemocratie lijkt in de praktijk, maar ze zijn vergeten hoe ze hun beleid moeten verkondigen; hedendaagse sociaaldemocraten zijn schuldbewust en in de verdediging gedrongen. Critici die stellen dat het Europese model te duur dan wel economisch inefficiënt is, krijgen onvoldoende weerwoord. Toch is de verzorgingsstaat onder degenen die er voordeel van hebben geliefder dan ooit: in Europa is nergens draagvlak voor de afschaffing van de openbare gezondheidszorg, beëindiging van het gratis dan wel gesubsidieerd onderwijs of terugdringing van de bemoeienis van de overheid met het openbaar vervoer en andere essentiële diensten.
Ik wil de conventionele inzichten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan aan de kaak stellen. Zeker, de verschillen zijn de afgelopen jaren aanzienlijk minder scherp geworden. In de eerste jaren van deze eeuw heeft de ‘Washington-consensus’ terrein gewonnen. Waar je ook ging, overal bepleitten economen dan wel ‘deskundigen’ de voordelen van deregulering, een teruggetreden overheid en lage belastingen. Het leek erop dat alles wat de overheid kon, door particulieren beter kon worden gedaan.
De opkomst van deze in Washington ontwikkelde doctrine werd toegejuicht, door iedereen van degenen die hadden geprofiteerd van het ‘Ierse wonder’ (de explosieve groei van de Ierse economie, ook wel de ‘Keltische tijger’ genoemd) tot de ultrakapitalisten in het voorheen communistische deel van Europa. Zelfs ‘oude Europeanen’ lieten zich meeslepen. Als bewijs van wat de Fransen het nieuwe ‘pensée unique’ noemden golden bijvoorbeeld het vrijemarktproject van de eu – de zogenaamde ‘strategie van Lissabon’ – en de enthousiaste privatiseringsplannen van de Franse en Duitse overheden.
Langzaam maar zeker wordt men nu wakker. Om faillissementen van hele landen en de instorting van het bankwezen tegen te gaan hebben overheden en centrale banken opmerkelijke beleidswijzigingen moeten toepassen. Ze hebben vrijelijk en zonder enige bedenking met overheidsgeld gestrooid om de economische stabiliteit te herstellen en om technisch failliete bedrijven overeind te houden. Een opmerkelijk groot aantal aanhangers van de vrije markt, adepten van Milton Friedman en zijn collega’s uit Chicago, hebben het boetekleed aangetrokken en hun trouw aan de nalatenschap van John Maynard Keynes hernieuwd.
Dat is allemaal heel bevredigend, maar het is bepaald geen intellectuele revolutie. Integendeel, de reactie van de regering-Obama wekt de indruk dat de terugkeer naar het keynesiaanse model vooral een tactische terugtrekking is. Eenzelfde vaststelling kon worden gedaan ten aanzien van New Labour, dat zich als nooit tevoren verplichtte aan de particuliere sector in het algemeen en de financiële markten in Londen in het bijzonder. Een van de gevolgen van de huidige crisis is weliswaar geweest dat de liefde van de landen op het Europese vasteland voor het ‘Anglo-Amerikaanse model’ flink is afgenomen, maar degenen die daar het meeste garen bij spinnen zijn dezelfde centrumrechtse partijen die tot voor kort zo graag met Washington wedijverden.
Kort en goed: de praktische behoefte aan sterke staten en interventionistische overheden is boven elke twijfel verheven. Toch ‘heroverweegt’ niemand de staat. De terughoudendheid om de publieke sector op basis van collectieve belangen en principes te beschermen, houdt stand. Het is opmerkelijk dat de sociaaldemocraten het in de verkiezingen die sinds het begin van de financiële crisis in Europa zijn gehouden vrijwel zonder uitzondering slecht hebben gedaan. Ze bleken niet in het minst in staat een aansprekend antwoord op de ineenstorting van de markten te formuleren.
Als links weer serieus wil worden genomen, moet het zijn stem hervinden. Er is van alles om boos over te zijn: van de toenemende ongelijkheid in rijkdom en kansen, de onrechtvaardigheid tussen de klassen en kasten en de economische uitbuiting in binnen- en buitenland tot corruptie, de manier waarop geld en privileges de slagaderen van de democratie doen dichtslibben. Het is tegenwoordig niet langer voldoende de tekortkomingen van ‘het systeem’ te benoemen en dan net als Pilatus af te wachten, onverschillig voor de gevolgen. De onverantwoorde manier waarop de afgelopen tientallen jaren voor de show retoriek werd bedreven, heeft links geen goed gedaan.
We leven in een economisch, fysiek en politiek onzekere tijd. Het is een schrale troost dat we ons daar maar nauwelijks van bewust zijn. In 1914 voorzag ook vrijwel niemand de totale ineenstorting van hun wereld en de economische en politieke rampspoed die in het verschiet lag. Onzekerheid kweekt angst, en angst – voor verandering, voor aftakeling, voor vreemdelingen en voor een onbekende wereld – ondermijnt het vertrouwen en de wederzijdse afhankelijkheid waar beschaafde samenlevingen op gebaseerd zijn.
Alle verandering ontregelt. We hebben kunnen zien dat het schrikbeeld van het terrorisme in staat is stabiele democratieën in totale verwarring te brengen. Veranderingen in het klimaat zullen nog verstrekkender gevolgen hebben. Mannen en vrouwen zullen in toenemende mate op de staat aangewezen raken. Ze zullen van hun politieke leiders en volksvertegenwoordigers bescherming verlangen. In open samenlevingen zal de roep toenemen om de instroom van vreemdelingen te beperken en vrijheid op te offeren voor ‘veiligheid’. De keus zal er niet langer een zijn tussen de staat en de markt, maar tussen twee soorten staten. Wij zijn het dus verplicht de rol van de overheid opnieuw te definiëren. Als wij dat niet doen, doen anderen dat wel.
De hiernavolgende argumenten zijn voor het eerst benoemd in een essay dat ik in december 2009 voor de New York Review of Books schreef. Als reactie daarop ontving ik tal van interessante commentaren en aanbevelingen. Daartoe behoorde onder meer een weloverwogen kritiek van een jongere collega. ‘Het opmerkelijkst aan hetgeen u zegt is niet de inhoud maar de vorm,’ schreef zij. ‘U schrijft dat u boos bent om onze politieke zwijgzaamheid, over de noodzaak dat er in ons door de economie gestuurde denken een tegengeluid weerklinkt, en over de dringende behoefte aan een terugkeer naar een ethisch-inhoudelijk openbaar debat. Niemand heeft het daar tegenwoordig nog over.’ Vandaar dit boek.

© 2010 Tony Judt
©2010 Nederlandse vertaling Wybrand Scheffer
Oorspronkelijke titel Ill Fares The Land

Uitgeverij Contact

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum