Leesfragment: Vloeibare tijden. Leven in een eeuw van onzekerheid

04 augustus 2011 , door Zygmunt Bauman
| |

5 augustus verschijnt Zygmunt Bauman, Vloeibare tijden. Leven in een eeuw van onzekerheid (Modus Vivendi. Inferno e utopia del mondo liquido, vertaald door J.M.M. de Valk), met een Woord vooraf door Willem Schinkel. Vanavond kunt u Schinkels inleiding en Baumans eigen voorwoord alvast lezen. Én uw exemplaar reserveren.

Baumans verontrustende inzichten over de ‘vloeibaarheid’ van het moderne leven hebben ons denken over de hedendaagse wereld ingrijpend veranderd. In dit boek gaat hij op zoek naar de bronnen van de endemische onzekerheid die vandaag de dag ons leven bepaalt. Daarmee biedt hij de lezer een zeer toegankelijke inleiding tot en samenvatting van zijn hoogst originele en visionaire concept van de ‘vloeibare moderniteit’.

Voor deze Nederlandse uitgave schreef de bekende Rotterdamse socioloog en Bauman-kenner Willem Schinkel een Woord vooraf.

Zygmunt Bauman (1925), emeritus-hoogleraar in de sociologie aan de universiteiten van Warschau, Tel-Aviv en Leeds, is een van de meest vooraanstaande en invloedrijkste sociale denkers ter wereld. Hij schreef onder meer Modernity and the Holocaust (1989; Nederlandse vertaling 1998), Postmodernity and its Discontents (1997), Liquid Modernity (2000) en The Art of Life (2008). Op Athenaeum.nl bespraken we al 44 Letters From the Liquid Modern World (2010) en Jonathan Pughs What is Radical Politics Today, waar Bauman het openingsessay voor schreef.

N.B. Het auteursportret van Zygmunt Bauman is © Olivier Roller, en maakt deel uit van een mooie reeks van vier, te bekijken op zijn website olivier.roller.free.fr.

Diagnose: vloeibaar modern
Zygmunt Baumans schets van het heden

Door Willem Schinkel

Baumans diagnose van de moderniteit

Centraal in het werk van Zygmunt Bauman staat zijn diagnose van de moderniteit. Hij heeft die diagnose vaak hernomen, en heeft daarbij aanvankelijk vooral het begrip ‘postmoderniteit’ geduid, maar is de laatste tien jaar gepreoccupeerd met wat hij de ‘vloeibare moderniteit’ noemt. Recente boektitels wijzen dat uit: hij schrijft over vloeibare moderniteit, vloeibare tijd, vloeibare angst en vloeibare liefde. Volgens Bauman leven we in vloeibare tijden. Ons leven zelf is zelfs liquide geworden. Wat betekent dat? Al in Modernity and Ambivalence (1991) bekritiseert Bauman de moderniteit als een rationele onttovering van de wereld die alles wat niet in de moderne rationele orde past, probeert weg te zuiveren. Het ambivalente is voor de moderniteit een onkruid, dat uitgeroeid wordt door wat Bauman in Intimations of Postmodernity (1992) de ‘tuinmanstaat’ noemt. Baumans werk over de Holocaust neemt een prominente plaats in in zijn denken over de moderniteit. Zijn Modernity and the Holocaust, in 1998 vertaald als De moderne tijd en de holocaust, is een analyse van de Shoah die tegelijk een aanklacht tegen de moderniteit is. Want ‘de moderne beschaving was op zich geen voldoende voorwaarde voor de Holocaust; ze was echter wel een noodzakelijke voorwaarde. Zonder haar is de Holocaust ondenkbaar. De rationele wereld van de moderne beschaving maakte de Holocaust mogelijk’.
De Holocaust is één extreme vorm waarin de moderniteit zich zuivert van ambivalentie. Maar de moderniteit kan de ambivalentie niet blijvend onderdrukken, en een algehele transformatie naar de postmoderniteit wordt na de Tweede Wereldoorlog in gang gezet. Die behelst enerzijds dat, zoals Lyotard stelt, de grote verhalen aan plausibiliteit verloren hebben, en anderzijds dat het leven chaotischer en ambivalenter wordt. Het leven in de postmoderne conditie is een leven van individualisering, waarin het eigen design van het leven centraal staat. Identiteiten worden niet langer ontleend aan een rigide maatschappelijke orde, maar worden opgebouwd uit een divers aanbod. In deze situatie zoeken mensen echter naar houvast. De intellectuelen kunnen ze dat niet langer bieden. Die zijn niet langer de ‘wetgevers’ die ze aan het begin van de moderniteit waren, zo stelt Bauman in Legislators and Interpreters (1987). Hoogstens kunnen ze vanaf de zijlijn perspectieven bieden. De wetgevende rol is overgenomen door experts, die leven op de golven van reflexiviteit en risico die bepalend zijn geworden voor de moderniteit. Bauman thematiseert deze situatie in de jaren 90 in hoge mate als ‘postmoderniteit’. Hij onderzoekt de postmoderne conditie als gepaard gaand met een problematisch soort vrijheid. De vrijheid van de individuele consument, die los van een gerationaliseerd modern narratief aan zijn of haar biografie bouwt, betekent tegelijkertijd een verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid en daarmee moraliteit is zelfs een existentiële conditie voor Bauman.

De vloeibare moderniteit en haar afval

Tegen het eind van de jaren 90 raakt Bauman in toenemende mate beïnvloed door debatten rond globalisering of mondialisering. In Liquid Modernity (2000), stelt hij zelfs dat het bepalende kenmerk van de moderniteit een veranderende verhouding tussen ruimte en tijd is. In Globalization. The Human Consequences bespreekt hij dit als ‘space-time compression’. In Baumans werk is daarmee een terugkeer naar de moderniteit te zien. Waar hij in eerste instantie de postmoderniteit omarmt als levensstrategie tegen de gewelddadige uitwassen van de moderniteit, blijkt dat de postmoderniteit enerzijds een te vrijblijvend antwoord biedt op actuele problemen en dat ze anderzijds eigenlijk de modernistische scheidslijnen tussen rijk en arm reproduceert, maar ditmaal in varianten als consument/ producent en toerist/migrant. Bauman keert dus terug naar de moderniteit, die hij diagnosticeert als ‘vloeibaar’. Vloeibare moderniteit, dat wil zeggen: een fase in de moderniteit waarin zowel instituties als het individuele leven vloeibaar zijn, aan verandering onderhevig zijn en geen starre patronen kennen. In tegenstelling tot de rationele hulzen die eerdere denkers van de moderniteit voor ogen hadden (zoals bijvoorbeeld Webers ‘stalen huis’ – door Parsons vertaald als ‘ijzeren kooi’), richt Bauman zich op de moderniteit als een conditie waarin rationele calculatie steeds op mede door zichzelf gegenereerde onzekerheid en ambivalentie stuit. Dat leidt volgens Bauman enerzijds tot een ‘desintegratie’ van het sociale leven en een teloorgang van de bestaande instituties van collectief handelen, maar anderzijds is die desintegratie zelf een gevolg van een nieuwe en vloeibare machtsvorm. Macht in de vloeibare moderniteit is mondiaal en transgressief. Mondiale kapitaal- en communicatiestromen zijn vloeibaar en breken barrières af. Maar daarin zorgen ze voor selectiviteit: ze scheiden de winnaars van de verliezers in het mondiale spel. Het is ‘green light for the tourists, red light for the vagabonds’, met daarbij de aantekening dat ‘the tourists travel because they want to; the vagabonds because they have no other bearable choice’. Tegelijkertijd geldt voor de individuele identiteit het ‘divided, we shop’. Ook die identiteit is vloeibaar, want steeds moet nieuwe opwinding gezocht worden die de duurzaamheid liquideert. De mens moet in de vloeibare moderniteit flexibel zijn en zich aanpassen aan de snelheid waarmee het bestaande vervloeit. Vandaar dat mensen tegenwoordig een levenslang onderwijsproject volgen – een feit dat Gilles Deleuze al eens aanwees als typerend voor de ‘controlemaatschappij’. De flexibiliteit die de consumptiemens kenmerkt is geen vorm van emancipatie, van toegenomen vrijheid, maar is teken van een herverdeling van vrijheden. Ook in de waardering van de vloeibare moderniteit – en waarderend is hij zeker – heerst bij Bauman de ambivalentie.
De vloeibare moderniteit creëert dus, net als de eerdere (eerste) moderniteit, zijn eigen vreemdelingen. Fort Europa is één vorm waarin de vloeibare moderniteit stollingsvormen aanneemt die de vloeibaarheid garanderen voor degenen die binnen zijn, en de vastheid en hardheid voor hen die buiten zijn. Het nieuwe communitarisme of ook wel, in termen van Michel Maffesoli, het neotribalisme verklaart Bauman uit het ambivalente verlangen naar zekere identiteit in een tijd van ambivalentie. Hij thematiseert dus ook de ‘gestolde’ kanten van deze vloeibare moderniteit. Want als alle moderniteit reproduceert de vloeibare moderniteit harde grenzen tussen binnenstaanders en buitenstaanders. Voor wat betreft de hedendaagse globalisering ziet Bauman die buitenstaanders met name in de vorm van ‘illegale’ immigranten (Bauman 2004b). Maar ook de afbouw van de verzorgingsstaat in Europese landen creëert buitenstaanders, ditmaal in de vorm van gevangenen, de ‘vreemdelingen van het consumptietijdperk’. Hoewel de aanslagen van 9/11 duidelijk maken dat ‘we are all inside’, blijft er een grove ongelijkheid in de mate waarin de wereld open en een is.
Bauman ziet de tijd die door vloeibaarheid, reflexiviteit en risico gekenmerkt wordt nu dus als een verder doorgevoerde moderniteit, waar hij die tijd eerder als postmoderniteit kenschetste. Dat blijft uiteindelijk een conceptuele kwestie (ook voor mensen als Lyotard en Harvey is de postmoderniteit slechts een verder doorgevoerde vorm van moderniteit). Centraal blijft staan de ambivalentie en paradoxaliteit van een tijd zonder absolute zekerheden, en waarin al het handelen nieuwe onzekerheid met zich mee brengt. In Baumans denken is dit inzicht geïncorporeerd in de vorm van een ongeloof in synthetiserende posities en omvattende theorieën. Die creëren alleen maar nieuwe alternatieven. Vandaar Baumans essayistische en eclectische stijl. Maar vandaar ook de reflexiviteit waardoor hedendaagse instituties zich kenmerken, zoals ook de liefde tegenwoordig vloeibaar en hyperreflexief is geworden. Met name na 9/11 signaleert Bauman de ervaren onzekerheden in de vorm van een ‘vloeibare angst’. De angst voor terrorisme en voor andere risico’s leidt tot een steeds strakker wordend regime van surveillance dat vrijheden in toenemende mate aantast. Maar deze angst is vloeibaar, en dat wil zeggen dat ze even snel weer een andere vorm kan aannemen. Zo blijft een reservoir van onzekerheid bestaan dat steeds opnieuw gemobiliseerd kan worden: tegen buitenlanders of criminelen, tegen terroristen of andersgelovigen. In vloeibare tijden zijn zij de gestolde vormen van uitsluiting die kennelijk nodig zijn om een leven in vloeibare tijden uit te houden.

Inleiding
Moedig in het broeinest van onzekerheden

Vooral in het ‘ontwikkelde’ deel van onze planeet hebben zich een aantal onderling verbonden en nog steeds werkzame ontwikkelingen voorgedaan, die de kiemen in zich dragen van een nieuw en ongekend scenario voor de levenskeuzes van individuele mensen, en die ons voor een aantal nimmer eerder ondervonden uitdagingen plaatsen.
Allereerst de overgang van de ‘vaste’ naar de ‘vloeibare’ fase van de moderniteit: dat wil zeggen, naar een toestand waarin sociale vormen (structuren die individuele keuzes beperken, instituties die zorgen voor routines, voor aanvaardbare gedragspatronen) hun gestalte niet langer kunnen behouden (en waarvan dit ook niet wordt verwacht), omdat zij sneller uiteenvallen en wegsmelten dan de tijd die vereist is om ze vaste vorm te geven en daarna te stollen. Vormen die, of ze nu reeds aanwezig zijn dan wel slechts in vage omtrek verschijnen, waarschijnlijk te weinig tijd krijgen om uit te kristalliseren en die wegens hun te korte levensverwachting ook niet kunnen dienen als kaders voor menselijk handelen en levensontwerpen op de lange termijn; een levensverwachting die korter is dan de tijd die nodig is voor het ontwerpen van een samenhangende en vaste levensvisie, en zeker korter dan de tijd die het realiseren van een individueel ‘levensontwerp’ vereist. Ten tweede, het uiteengaan van, en de op handen zijnde scheiding tussen macht en politiek, het tweetal waarvan men sedert het ontstaan van de moderne staat en nog tot kort geleden verwachtte dat het zijn gemeenschappelijke nationale huishouding zou delen ‘tot de dood hen scheidt’. Veel van de macht om doeltreffend op te treden die voorheen in de moderne staat beschikbaar was, verschuift nu naar de politiek onbeheersbare mondiale (en in veel opzichten extraterritoriale) sfeer; terwijl de politiek, het vermogen om te beslissen over het doel en de richting van het handelen, niet in staat is om doeltreffend op te treden op het planetaire niveau, omdat zij nog als voorheen lokaal van aard blijft. De afwezigheid van politieke beheersbaarheid leidt ertoe dat de nieuwe geëmancipeerde machten een bron van diepe en in beginsel ontembare onzekerheid worden, terwijl hun gebrek aan macht de bestaande politieke instituties, hun initiatieven en ondernemingen, steeds minder relevant maakt voor de dagelijkse problemen van de burgers van de natiestaat, en daarom ook steeds minder hun aandacht krijgt. Tezamen dwingen of verleiden deze beide samenhangende gevolgen van de scheiding de staatsorganen ertoe, om een toenemend aantal van de taken die zij tot nu toe op zich namen, te laten vallen of aan anderen over te dragen, of (om het moderne politieke jargon te gebruiken) ze te ‘subsidiariseren’ of te ‘outsourcen’, uit te besteden. In de steek gelaten door de staat, worden deze taken de speelbal van de, zoals bekend, grillige en in wezen onvoorspelbare krachten van de markt; ze worden overgelaten aan het particulier initiatief en de zorg van individuen.
Ten derde, de geleidelijke maar onstuitbare afschaffing of beperking van gemeenschappelijke, door de staat gesteunde verzekeringen tegen individueel falen en ongeluk, ontneemt het collectieve optreden veel van zijn vroegere aantrekkelijkheid, en ondermijnt de maatschappelijke grondslag van de sociale solidariteit. De term ‘gemeenschap’, ter aanduiding van het geheel van de bevolking op het soevereine gebied van de staat, klinkt steeds holler. Intermenselijke banden, die ooit een veiligheidsnet vormden waaraan grote en langdurige investeringen van tijd en inspanning waren besteed, en die dit offer van onmiddellijke en individuele belangen (of wat als zodanig werd beschouwd) waard waren, worden steeds zwakker en worden als tijdelijk gezien. Het blootstellen van het individu aan de grillen van de grondstoffen- en arbeidsmarkt leidt tot splijting, niet tot eenheid; het zet een premie op concurrentie, terwijl het teamwerk degradeert tot de rang van tijdelijke tactiek, die moet worden opgeschort of beëindigd op het moment waarop haar nut verbruikt is. De ‘samenleving’ wordt steeds meer gezien en behandeld als een ‘netwerk’ dan als een ‘structuur’ (om niet te spreken van een ‘geheel’). Zij wordt opgevat en behandeld als een matrix van toevallige verbintenissen en breuken, en van een eindeloos aantal van mogelijke permutaties.
Ten vierde, het in verval raken van het denken, plannen en handelen op de lange termijn, en het verdwijnen of verzwakken van sociale structuren waarin denken, plannen en handelen voor de verre toekomst kan worden vastgelegd, leidt ertoe dat zowel de politieke geschiedenis als individuele levens worden opgesplitst in een reeks van korte-termijnprojecten en episodes die in beginsel oneindig is, en die zich niet laat combineren tot het soort reeksen waarop de begrippen ‘ontwikkeling’, ‘rijping’, ‘loopbaan’ of ‘vooruitgang’ (begrippen die alle een tevoren vastgelegde ordelijke opeenvolging suggereren) zinvol kunnen worden toegepast. Een leven dat aldus verbrokkeld is, bevordert eerder ‘laterale’ dan ‘verticale’ oriënteringen. Elke volgende stap moet het antwoord zijn op een andere combinatie van mogelijkheden en een andere verdeling van kansen, en vraagt daarom een ander stel vaardigheden en een ander gebruik van hulpbronnen. Successen in het verleden vergroten niet automatisch de waarschijnlijkheid van toekomstige overwinningen, laat staan dat ze deze garanderen; terwijl middelen die in het verleden met succes zijn toegepast voortdurend moeten worden onderzocht en herzien, omdat zij in veranderde omstandigheden nutteloos of contraproductief zouden kunnen blijken te zijn. Het kan voor het toekomstig welslagen belangrijker zijn om achterhaalde informatie en snel verouderende gewoonten spoedig en grondig te vergeten dan om zich vroegere tactieken in het geheugen te prenten en strategieën te ontwerpen op basis van het vroegere geleerde.
Ten vijfde wordt de verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen die voortspruiten uit de ergerlijk wispelturige en voortdurend wisselende omstandigheden, op de schouders van individuele mensen gelegd – van wie nu verwacht wordt dat zij ‘vrij kunnen kiezen’ en die ten volle de consequenties van hun keuzes dragen. De risico’s die elke keuze inhoudt kunnen voortkomen uit krachten die het begrip of de handelingsmogelijkheden van het individu te boven gaan, maar het is het lot en de plicht van het individu om de prijs ervan te betalen, omdat er geen gezaghebbende recepten bestaan die vergissingen zouden doen vermijden indien zij behoorlijk geleerd en plichtsgetrouw opgevolgd zouden worden, of die men zou kunnen laken wanneer het mis gaat. De deugd waarvan men beweert dat die het belang van het individu het beste dient, is niet het opvolgen van regels (waarvan er trouwens weinig zijn, die elkaar bovendien vaak tegenspreken), maar flexibiliteit, de bereidheid om snel van tactiek en optreden te wisselen, en zonder spijt afspraken en loyaliteiten te verbreken – en alle mogelijkheden die beschikbaar zijn uit te buiten, eerder dan de eigen vaste voorkeuren te volgen.
Het wordt tijd om zich af te vragen, hoe deze nieuwe oriëntaties het gamma van uitdagingen waarvoor mannen en vrouwen in hun leven komen te staan, veranderen, en daardoor indirect de wijze waarop zij hun leven plegen te leiden. Dit boek is een poging om precies dit te doen. Te vragen, maar niet te beantwoorden, laat staan de definitieve antwoorden te geven; omdat de schrijver gelooft dat alle antwoorden dogmatisch, voorbarig en potentieel misleidend zouden zijn. Tenslotte is het globale gevolg van de hierboven geschetste vertrekpunten de noodzaak om te handelen, handelingen te plannen, en de verwachte winst en verlies van het handelen en het resultaat daarvan te evalueren onder condities van endemische onzekerheid. Het beste dat de schrijver heeft pogen te doen, en waartoe hij bevoegd was, is de oorzaken van deze onzekerheid te onderzoeken – en misschien enkele hindernissen weg te nemen die het begrip ervan in de weg staan; en dus ook ons vermogen om (individueel en bovenal collectief) het hoofd te bieden aan de uitdagingen die elke poging om ze te beheersen noodzakelijk met zich brengt.

Copyright © 2007, Gius. Laterza & Figli, Rome
© Nederlandse uitgave, 2011, Uitgeverij Klement, Zoetermeer

Uitgeverij Klement

pro-mbooks1 : athenaeum