Leesfragment: Lief leven

27 november 2015 , door Alice Munro
| | |

7 december verschijnt Lief leven, de nieuwe verhalenbundel van schrijfster Alice Munro, vertaald uit het Engels (Dear Life) door Pleuke Boyce. Wij publiceren vandaag voor uit het verhaal 'Weg uit Maverley': 'Ze had iets, zei hij tegen Isabel, waardoor ze wat je haar vertelde in zich opnam, in plaats van er alleen opgetogen of verbaasd over te zijn. Ze had zich in zekere zin al van haar familie afgekeerd, dacht hij. Niet dat ze hen minachtte of lelijk over hen deed. Ze dacht alleen ontzettend veel na.'

Lief leven is de briljante nieuwe verhalenbundel van de veelgeprezen Canadese auteur Alice Munro.
Ze is op ongeëvenaarde wijze in staat de essentie van het leven in korte, tijdloze verhalen neer te zetten. Ze beschrijft de momenten die het leven vormgeven: de momenten waarop een droom, seks of misschien een simpele speling van het lot een persoon van zijn gebaande paden af weet te brengen en nieuwe poorten opent.

Vroeger, toen elke plaats een bioscoop had, was er ook een in dit stadje, in Maverley, die, zoals zo veel van zulke bioscopen, de Capital heette. Morgan Holly was de eigenaar en filmoperateur. Hij ging niet graag met het publiek om – hij zorgde liever boven in zijn hokje voor het verhaal op het witte doek – en vond het vanzelfsprekend vervelend toen het meisje dat de kaartjes verkocht hem vertelde dat ze ontslag moest nemen omdat ze een baby zou krijgen. Dat had hij kunnen verwachten – ze was een half jaar getrouwd en in die tijd hoorde je je uit het openbare leven terug te trekken voordat men kon zien dat je zwanger was –, maar hij had zo’n hekel aan verandering en de gedachte dat mensen er een eigen leven op na hielden, dat het hem overviel.
Gelukkig wist ze iemand die haar plaats kon innemen. Een meisje dat aan dezelfde straat woonde had gezegd dat ze graag een avondbaan zou hebben. Ze kon overdag niet werken omdat ze dan haar moeder moest helpen met het zorgen voor de jongere kinderen. Ze was pienter genoeg om het te kunnen, ze was alleen verlegen.
Morgan zei dat dit niet gaf, hij nam geen kaartjesverkoopster in dienst om met de klanten te kletsen.
Het meisje kwam dus. Ze heette Leah en Morgans eerste en laatste vraag aan haar was wat voor soort naam dat was. Ze zei dat hij uit de Bijbel kwam. Hij zag toen dat ze geen make-up droeg en dat haar haar weinig flatteus strak om haar hoofd getrokken zat en met schuifspeldjes werd vastgehouden. Hij vroeg zich even ongerust af of ze wel echt zestien was en wettelijk mocht werken, maar van dichtbij kon hij zien dat het waarschijnlijk de waarheid was. Hij vertelde haar dat er op doordeweekse avonden één voorstelling was, die om acht uur begon, en twee voorstellingen op zaterdagavond, waarvan de eerste om zeven uur begon. Na afloop zou ze het toegangsgeld moeten tellen en wegbergen.
Er was alleen één probleem. Ze zei dat ze doordeweeks in haar eentje naar huis kon lopen maar dat het op zaterdagavonden niet mocht en dat haar vader haar dan niet kon komen halen omdat hij zelf nachtdienst had op de zagerij.
Morgan zei dat hij niet wist waarvoor je in dit stadje bang moest zijn en stond op het punt haar weg te sturen toen hem de nachtagent te binnen schoot die vaak zijn ronde onderbrak om een stukje van de film te zien. Misschien zou hij Leah naar huis kunnen brengen.
Ze zei dat ze het aan haar vader zou vragen.
Haar vader stemde toe, maar moest nog op andere punten tevredengesteld worden. Leah mocht niet naar de film kijken of iets van de dialoog te horen krijgen. De godsdienst waartoe de familie behoorde stond dat niet toe. Morgan zei dat hij geen kaartjesverkoopsters in dienst nam om ze gratis naar de film te laten kijken. Hij loog wat de dialoog betrof en zei dat de bioscoop geluiddicht gemaakt was.

Ray Elliot, de nachtagent, had de baan genomen zodat hij zijn vrouw althans een deel van de dag bij kon staan. Hij had genoeg aan ongeveer vijf uur slaap ’s morgens en daarna een dutje in de late middag. Vaak kwam er niets van het dutje, omdat er dan iets gedaan moest worden of gewoon omdat hij met zijn vrouw – ze heette Isabel – aan de praat was geraakt. Ze hadden geen kinderen en konden op ieder moment over wat dan ook aan de praat raken. Hij bracht haar het nieuws uit het stadje, waarom ze vaak moest lachen en zij vertelde hem over de boeken die ze aan het lezen was.
Ray had zodra hij achttien was voor de oorlog getekend. Hij had de luchtmacht gekozen, die, zo zei men, het avontuurlijkst was en de snelste dood beloofde. Hij was middenbovenschutter geworden – een positie die Isabel nooit goed kon onthouden – en hij had het overleefd. Vlak voor het eind van de oorlog was hij bij een andere bemanning ingedeeld en een paar weken later werd zijn oude ploeg, de mannen met wie hij zo vaak gevlogen had, neergeschoten en kwam iedereen om. Hij was thuisgekomen met de vage gedachte dat hij iets van betekenis met het leven moest doen dat hij zo onverklaarbaar had mogen behouden, hij wist alleen niet wat.
Eerst zou hij de middelbare school af moeten maken. In het plaatsje waar hij was opgegroeid, was door de dankbare inwoners een speciale school opgericht voor soldaten die daarmee bezig waren en naar de universiteit hoopten te gaan. De lerares Engelse taal en literatuur was Isabel geweest. Ze was dertig en getrouwd. Haar man had ook in de oorlog gevochten, maar had een veel hogere rang dan de leerlingen in haar Engelse klas. Ze was van plan om dit ene jaar les te geven, uit algemene vaderlandsliefde, en er dan mee op te houden en kinderen te krijgen. Ze besprak dit openlijk met haar leerlingen die, buiten gehoorsafstand, zeiden dat sommige kerels maar bofkonten waren.
Ray luisterde niet graag naar zulke praat en dat kwam omdat hij verliefd op haar geworden was. En zij op hem, wat nog veel verrassender leek. Iedereen vond het absurd, behalve zijzelf. Er was een scheiding gevolgd, een schandaal voor haar deftige familie, en het was een schok voor haar man geweest die al sinds hun kindertijd met haar had willen trouwen. Het was voor Ray gemakkelijker dan voor haar, omdat hij maar weinig familie had, en de familieleden die er waren lieten weten dat ze waarschijnlijk niet meer goed genoeg voor hem zouden zijn nu hij zo deftig getrouwd was, en dat ze voortaan uit zijn buurt zouden blijven. Als ze in antwoord hierop een ontkenning of geruststelling hadden verwacht, dan kregen ze die niet. Het was hem best, had hij min of meer gezegd. Het was tijd voor een nieuw begin. Isabel zei dat ze les zou blijven geven totdat Ray zijn studie afgemaakt had en was begonnen aan wat hij in zijn leven wilde doen.
Maar dat plan hadden ze moeten veranderen. Haar gezondheid was achteruitgegaan. Eerst dachten ze dat het van de zenuwen kwam. De opschudding. Al het dwaze gedoe.
Toen kwam de pijn. Pijn, steeds als ze diep inademde. Pijn onder haar borstbeen en in haar linkerschouder. Ze negeerde het. Ze maakte grapjes dat God haar strafte voor haar liefdesavontuur, maar dat hij, God, zijn tijd verdeed omdat ze niet eens in hem geloofde.
Ze had iets wat ‘pericarditis’ heette. Het was ernstig en ze had het niet mogen verwaarlozen. Het was iets waarvan ze niet zou genezen, maar waarmee ze wel, met moeite, kon leven. Ze zou nooit meer les kunnen geven. Elke infectie zou gevaarlijk zijn en waar loop je meer kans op infecties dan in een klas? Nu moest Ray in haar onderhoud voorzien en hij had een baan als politieagent genomen in dit kleine plaatsje dat Maverley heette, vlak over de Grey-Bruce-grens. Hij vond het geen vervelend werk en zij vond haar leven als halve kluizenaar na een tijdje ook niet erg.
Er was één ding waarover ze niet praatten. Beiden vroegen zich af of de ander het erg vond dat ze geen kinderen konden krijgen. Het kwam bij Ray op dat die teleurstelling misschien de reden was waarom Isabel alles over het meisje wilde weten dat hij iedere zaterdagavond naar huis moest brengen.
‘Dat is vreselijk’, zei ze toen ze over het filmverbod hoorde en ze raakte nog meer overstuur toen hij haar vertelde dat het meisje van school was gehaald om thuis te helpen.
‘En je zegt dat ze intelligent is.’
Ray kon zich niet herinneren dat hij dat gezegd had. Hij had gezegd dat ze ongewoon verlegen was en dat hij tijdens hun wandelingen zijn hersens afpijnigde voor een onderwerp van gesprek. Bepaalde vragen die bij hem opkwamen kon hij niet stellen. Zoals: Wat is je favoriete vak op school? Die zou in de verleden tijd gesteld moeten worden en het gaf nu niet meer of ze van een bepaald vak had gehouden. Of: Wat wilde ze doen als ze eenmaal volwassen was? Welbeschouwd was ze al volwassen en ze zou hetzelfde werk blijven doen, of ze het nu leuk vond of niet. Ook de vraag of ze het hier prettig vond en of ze de plaats waar ze gewoond had miste, leek hem zinloos. En ze hadden al, zonder verder in details te treden, de namen en leeftijden van de jongere kinderen in haar familie doorgenomen. Toen hij naar een hond of kat had gevraagd, had ze gezegd dat ze die niet had.
Zij was uiteindelijk met een vraag voor hem gekomen. Ze vroeg waar de mensen die avond in de film om hadden gelachen.
Hij vond niet dat hij er haar aan moest herinneren dat ze niets mocht horen. Maar hij wist niet meer wat er zo grappig was geweest. Daarom zei hij dat het vast iets flauws was geweest, je wist nooit waarom het publiek ging lachen. Hij zei dat hij nooit erg betrokken bij een film raakte, omdat hij er steeds maar kleine stukjes van zag. Hij volgde zelden de plot.
‘Plot’, zei ze.
Hij moest haar uitleggen wat het betekende, dat er verhalen waren die werden verteld. En vanaf dat moment hadden ze gespreksstof te over. Ook hoefde hij haar niet te waarschuwen dat ze er thuis niets van moest herhalen. Dat begreep ze. Het werd niet van hem verwacht dat hij een bepaald verhaal navertelde – wat hij toch nauwelijks had kunnen doen – maar om uit te leggen dat de verhalen vaak over boeven en onschuldige mensen handelden, en dat het de boeven in het begin meestal voor de wind ging terwijl ze hun misdaden pleegden en mensen bedrogen en in nachtclubs zongen (die op danszalen leken) en soms, God mocht weten waarom, boven op een berg of met een ander onwaarschijnlijk landschap als achtergrond, tussen alle actie in. Soms waren het kleurenfilms. Met prachtige kostuums als het verhaal in het verleden plaatsvond. Verklede acteurs die elkaar met veel bombarie doodden. Glycerinetranen die langs dameswangen rolden. Wilde dieren die waarschijnlijk uit de dierentuin kwamen en gepest werden zodat ze zich woest zouden gedragen. Mensen die, zodra de camera niet meer op hen gericht was, opstonden na op verschillende manieren vermoord te zijn. Levend en wel, hoewel je zojuist nog had gezien dat ze doodgeschoten werden, of dat hun hoofd in een mandje rolde op het schavot.
‘Je moet een beetje oppassen’, zei Isabel. ‘Je zou haar nachtmerries kunnen geven.’
Ray zei dat dit hem zou verbazen. Het meisje snapte hoe alles in elkaar zat, in plaats van te schrikken of in verwarring te raken. Ze vroeg bijvoorbeeld niet wat een schavot was en het scheen haar evenmin te verbazen dat er hoofden op neerrolden. Ze had iets, zei hij tegen Isabel, waardoor ze wat je haar vertelde in zich opnam, in plaats van er alleen opgetogen of verbaasd over te zijn. Ze had zich in zekere zin al van haar familie afgekeerd, dacht hij. Niet dat ze hen minachtte of lelijk over hen deed. Ze dacht alleen ontzettend veel na.
Maar toen zei hij iets waar hij onmiddellijk spijt van had.
‘Ze heeft dan ook niet veel om naar uit te kijken.’
‘We zouden haar kunnen kidnappen’, zei Isabel.
Toen waarschuwde hij haar. Gebruik je verstand.
‘Als je dat maar uit je hoofd zet.’
Vlak voor Kerstmis (hoewel het nog niet echt koud was) kwam Morgan midden in de week rond middernacht naar het politiebureau om te zeggen dat Leah vermist werd.
Ze had zoals gewoonlijk de kaartjes verkocht, het loket gesloten en het geld op de juiste plaats weggeborgen en was toen, voor zover hij wist, naar huis gegaan. Hij had zelf alles afgesloten na de voorstelling, maar toen hij naar buiten stapte, was er een onbekende vrouw verschenen die had gevraagd wat er met Leah was gebeurd. Dat was de moeder, Leahs moeder. De vader was nog aan het werk op de zagerij en Morgan had geopperd dat het meisje misschien naar hem toe gegaan was. De moeder leek niet te begrijpen waarover hij het had en dus zei hij dat hij naar de zagerij zou kunnen gaan om te zien of het meisje daar was, maar zij – de moeder – had hem huilend gesmeekt om dat niet te doen. Morgan had haar een lift naar huis gegeven, omdat hij dacht dat het meisje er ondertussen wel zou zijn, maar dat was niet zo en toen dacht hij dat hij het maar beter aan Ray kon laten weten.
Hij zag er niet bepaald naar uit om het nieuws aan de vader te vertellen.
Ray zei dat ze onmiddellijk naar de zagerij moesten gaan, er was een kleine kans dat ze daar was. Maar toen ze de vader hadden gevonden, had hij haar natuurlijk niet gezien en hij was woedend geworden dat zijn vrouw zomaar op pad was gegaan terwijl ze geen toestemming had om het huis te verlaten.
Ray vroeg naar vriendinnen en het verbaasde hem niet te horen dat ze die niet had. Toen liet hij Morgan naar huis gaan en ging zelf naar de woning waar hij de moeder in de radeloze toestand aantrof die Morgan beschreven had. De kinderen waren nog op, althans een paar, en zij bleken eveneens buiten zichzelf te zijn. Ze beefden, of van angst en het feit dat er een vreemde in huis was, of van de kou, die, zo merkte Ray op, heviger begon te worden, zelfs binnen. Misschien had de vader ook regels inzake de verwarming.
Leah droeg haar winterjas, dat had hij in ieder geval uit hen gekregen. Hij kende dat wijde bruingeruite kledingstuk en bedacht dat die haar tenminste een tijdje warm zou houden. Tussen het moment dat Morgan bij hem verschenen was en nu was het behoorlijk hard gaan sneeuwen.
Toen zijn dienst erop zat, ging Ray naar huis en vertelde Isabel wat er gebeurd was. Toen ging hij weer naar buiten en ze probeerde hem niet tegen te houden.

Een uur later was hij weer terug, zonder dat het iets opgeleverd had en met het nieuws dat de wegen waarschijnlijk onbegaanbaar zouden worden door de eerste grote sneeuwstorm van de winter.

Uitgeverij De Geus

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum