Leesfragment: De Tweede Wereldoorlog

27 november 2015 , door Antony Beevor
| | |

In mei verscheen De Tweede Wereldoorlog van Antony Beevor (The Second World War, vertaald door Corrie van den Berg, Carola Kloos, Pieter de Smit en Albert Witteveen). Vanavond kunt u op deze site de inleiding bij het boek lezen.

De Tweede Wereldoorlog begon in augustus 1939 aan de rand van Mantsjoerije en eindigde daar exact zes jaar later met de Sovjet-invasie van China. De oorlog in Europa leek volledig gescheiden van die in de Pacific en China, maar de gebeurtenissen aan beide uiteinden van de wereld hadden diepgaande gevolgen. Door zijn mondiale schaal heeft de grootste catastrofe in de geschiedenis de volgende generaties en hun blik op de wereld meer gedomineerd dan welk ander conflict ook.

Inleiding

In juni 1944 gaf een jonge soldaat zich over aan Amerikaanse paratroepers tijdens de invasie van de geallieerden in Normandië. Aanvankelijk dachten ze dat het om een Japanner ging, maar hij kwam uit Korea. Hij heette Yang Kyoungjong.
In 1938 was Yang op achttienjarige leeftijd door de Japanners onder dwang ingelijfd in hun Kwantung-leger in Mantsjoerije. Een jaar later werd hij door het Rode Leger gevangengenomen na de Slag bij Halhin-Gol en werd hij naar een werkkamp gestuurd. Op een kritiek moment in 1942 namen de militaire autoriteiten van de Sovjets hem tegelijk met duizenden andere gevangenen in hun strijdmacht op. Daarna werd hij al snel in 1943 door het Duitse Leger gevangengenomen tijdens de Slag bij Charkov in Oekraïne. In 1944 werd hij, nu in een Duits uniform, naar Frankrijk gestuurd, waar hij met een Ostbataillon de Atlantikwall moest versterken aan het beginpunt van het schiereiland Cotentin, dat iets landinwaarts lag ten opzichte van Utah Beach. Nadat hij een tijdje in een gevangenkamp in Groot-Brittannië had doorgebracht, emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij zweeg over zijn verleden. Hij vestigde zich daar en overleed ten slotte in 1992 in Illinois.
In een oorlog die meer dan zestig miljoen mensenlevens eiste en die zich over de hele wereld had uitgespreid, had deze veteraan tegen wil en dank van het Japanse, het Sovjet-Russische en het Duitse Leger nog relatief veel geluk gehad. Maar Yang blijft misschien toch het opmerkelijkste voorbeeld van de machteloosheid van de meeste gewone stervelingen tegenover de historische gebeurtenissen die hen als een immense kracht overspoelden.

Europa kwam op 1 september 1939 niet bij toeval in een oorlog terecht. Sommige historici spreken van een ‘dertigjarige oorlog’ van 1914 tot 1945, waarbij de Eerste Wereldoorlog ‘de oorspronkelijke catastrofe’ was. Anderen houden het op een ‘langdurige oorlog’, die begon met de bolsjewistische staatsgreep van 1917 en die overging in een ‘Europese burgeroorlog’ tot 1945, of zelfs voortduurde tot de val van het communisme in 1989.
Geschiedenis is echter nooit een keurig omlijnd gegeven. Sir Michael Howard voert op overtuigende wijze aan dat Hitlers aanval in het westen in 1940 tegen Frankrijk en Groot-Brittannië in veel opzichten een voortzetting was van de Eerste Wereldoorlog. Gerhard Weinberg stelt daarnaast dat de oorlog die in 1939 met de invasie van Polen begon, het startpunt was van Hitlers streven naar Lebensraum in het oosten, en dat dit zijn voornaamste doel was. Dat is inderdaad waar, maar de revoluties en burgeroorlogen tussen 1917 en 1939 vormen dan wel een complicatie voor het algemene patroon. Zo is links er altijd vurig van overtuigd geweest dat de Spaanse Burgeroorlog het begin van de Tweede Wereldoorlog markeerde, terwijl rechts beweert dat deze burgeroorlog het startschot was van een Derde Wereldoorlog tussen het communisme en de ‘westerse beschaving’. Bovendien hebben westerse historici doorgaans weinig aandacht geschonken aan de Tweede Chinees-Japanse Oorlog van 1937 tot 1945 en de wijze waarop deze overging in de Tweede Wereldoorlog. Sommige Aziatische historici stellen daarentegen dat de Tweede Wereldoorlog in 1931 begon met de Japanse invasie van Mantsjoerije.
De discussie over dit onderwerp kan eindeloos voortgaan, maar de Tweede Wereldoorlog was duidelijk een combinatie van conflicten. Voor het grootste deel was het een strijd van natie tegen natie, maar de internationale burgeroorlog tussen links en rechts speelde hierin ook een rol en voerde vaak zelfs de boventoon. Daarom is het belangrijk om terug te kijken naar sommige omstandigheden die hebben geleid tot dit meest gewelddadige en destructieve conflict dat de wereld ooit heeft gekend.

De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hadden Frankrijk en Groot-Brittannië, de voornaamste Europese overwinnaars, volkomen uitgeput. Zij waren vastbesloten om hoe dan ook zoiets nooit weer mee te maken. De Amerikanen wilden na hun cruciale bijdrage aan de nederlaag van het Duitse Keizerrijk hun handen schoonhouden en niet nog eens betrokken raken bij wat ze zagen als een corrupte en kwaadaardige Oude Wereld. Midden-Europa was gefragmenteerd door de nieuwe grenzen die in Versailles waren getrokken, en kampte met vernedering en armoede als gevolg van de nederlaag. Met hun gekrenkte trots ervoeren de officieren van het Kaiserliche und Königliche Oostenrijks-Hongaarse Leger een omkering van het sprookje van Assepoester: hun sprookjesachtige uniformen maakten plaats voor de haveloze kledij van de werklozen. De verderfelijke complottheorie van rechts in Duitsland – de Dolkstootlegende – maakte deel uit van de inherente neiging om oorzaak en gevolg door elkaar te halen.
De hyperinflatie van 1923-1924 ondermijnde zowel de zekerheden als de normen en waarden van de Duitse burger. De verbittering over de nationale en persoonlijke schande bracht een ongedefinieerde woede voort. De Duitse nationalisten droomden van de dag dat de vernedering van het Diktat van Versailles kon worden rechtgezet. In de loop van de jaren twintig verbeterde het leven in Duitsland, vooral dankzij grote Amerikaanse leningen. Maar de wereldwijde depressie die inzette na de beurscrisis van 1929 trof Duitsland extra hard toen Groot-Brittannië en andere landen in september 1931 de goudenstandaard loslieten.
Uit vrees voor weer een nieuwe ronde van hyperinflatie besloot de regering van rijkskanselier Brüning de koppeling van de Reichsmark aan de prijs van het goud vast te houden, waardoor deze werd overgewaardeerd. De Amerikaanse leningen waren stopgezet, en de Duitse exportmarkten lagen stil als gevolg van het protectionisme. Dat leidde tot een massale werkloosheid, die de kansen van demagogen die radicale oplossingen beloofden aanzienlijk verbeterden.
De crisis van het kapitalisme was een aanjager voor de crisis van de liberale democratie, die in veel Europese landen krachteloos was geworden als gevolg van de verdeeldheid in samenhang met het systeem van proportionele representatie. De meeste parlementaire stelsels die waren ontstaan na de ineenstorting van drie grote rijken op het Europese vasteland in 1918, werden weggevaagd doordat ze niet opgewassen waren tegen de burgeronrust. Etnische minderheden die onder de oude keizerlijke regimes in relatieve rust hadden kunnen leven, werden nu bedreigd door doctrines van nationale zuiverheid.
Recente herinneringen aan de Russische Revolutie en de gewelddadige verwoesting bij andere burgeroorlogen in Hongarije, Finland, het Baltische kustgebied en ook in Duitsland zelf, versterkten het proces van politieke polarisatie. Door de cyclus van angst en haat kon een opruiende retoriek uitmonden in een selfulfilling prophecy, zoals spoedig bleek uit de gebeurtenissen in Spanje. Het zwart-witdenken leidt tot een afbraak van het democratische midden dat is gebaseerd op compromissen. In dit nieuwe tijdperk van collectivisme wekten gewelddadige oplossingen de indruk van groots heldendom bij intellectuelen van zowel links als rechts, en ook bij de verbitterde veteranen van de Eerste Wereldoorlog. In de confrontatie met de financiële crisis leek de corporatieve staat plotseling in het grootste deel van Europa de natuurlijke moderne orde te zijn, en een antwoord op de chaos van verdeeldheid.
In september 1930 steeg in Duitsland het percentage van de stemmen voor de nationaalsocialistische partij van 2,5 naar 18,3. De rechtse conservatieven, die weinig respect hadden voor de democratie, maakten feitelijk een einde aan de Weimarrepubliek, en gaven Hitler zo ruim baan. Met een grove onderschatting van Hitlers meedogenloosheid meenden ze dat ze hem als een populistische marionet konden gebruiken ter verdediging van hun idee van Duitsland. Maar hij wist precies wat hij wilde, terwijl zij dat niet wisten. Op 30 januari 1933 werd Hitler rijkskanselier, waarna hij snel in actie kwam om elke vorm van oppositie te elimineren.
De tragedie voor de daaropvolgende slachtoffers van Duitsland was dat een doorslaggevende meerderheid van de bevolking, die een wanhopig verlangen naar orde en respect koesterde, bereid was de meeste roekeloze crimineel te volgen die de wereld ooit heeft gekend. Hitler deed met succes een beroep op hun slechtste instincten: wrok, onverdraagzaamheid, arrogantie, en als allergevaarlijkste een gevoel van raciale superioriteit. Elk laatste restje geloof in een rechtsstaat, een natie die was gebaseerd op respect voor de wet, verschrompelde tegenover Hitlers eis dat het rechtsstelsel de dienaar van de nieuwe orde moest zijn. Openbare instellingen – de rechtbanken, de universiteiten, de generale staf en de pers – gingen door het stof voor het nieuwe regime. Tegenstanders kwamen in een hopeloos isolement terecht en werden beschuldigd van verraad aan de nieuwe definitie van het vaderland, niet alleen door het regime zelf, maar ook door iedereen die het regime steunde. De Gestapo hoefde, in tegenstelling tot Stalins eigen geheime politie, de nkvd, zelf verrassend weinig te doen. De meeste arrestaties waren louter een reactie op een aanklacht tegen iemand door Duitse medeburgers.
Het officierenkorps, dat prat ging op een apolitieke traditie, liet zich inpalmen door de belofte van een vergroting van het leger en een grootschalige herbewapening, zelfs al koesterde het alleen maar verachting voor die vulgaire, slecht geklede parvenu. Tegenover het gezag gingen opportunisme en lafheid hand in hand. De negentiende-eeuwse kanselier Otto von Bismarck merkte zelf ooit op dat morele moed in Duitsland een zeldzame deugd was, maar dat een Duitser elk greintje morele moed verloor zodra hij een uniform aantrok. De nazi’s wilden uiteraard dat vrijwel iedereen zich in een uniform hees, kinderen niet op de laatste plaats.
Het grootste talent van Hitler was zijn gave om de zwakte van zijn tegenstanders op te merken en uit te buiten. Links in Duitsland kende een scherpe verdeeldheid tussen de Duitse communistische partij en de sociaaldemocraten, en was geen serieuze bedreiging voor hem geweest. En de conservatieven, die met een naïeve arrogantie meenden dat ze hem voor hun karretje konden spannen, manoeuvreerde hij gemakkelijk naar de zijlijn. Zodra Hitler zijn macht in eigen land had geconsolideerd met doortastende decreten en grootscheepse gevangennemingen, ondernam hij stappen om het Verdrag van Versailles buiten werking te stellen. De dienstplicht werd in 1935 opnieuw ingevoerd, de Britten stemden in met een uitbreiding van de Duitse marine, en de Luftwaffe werd in alle openheid opgericht. Groot-Brittannië en Frankrijk brachten geen serieuze bezwaren te berde tegen het versnelde programma voor herbewapening.
In maart 1936 namen Duitse troepen met de eerste openlijke schending van de verdragen van Versailles en Locarno weer bezit van het Rijnland. Deze klap in het gezicht van de Fransen, die deze regio ruim tien jaar eerder hadden bezet, verzekerde de Führer in Duitsland van wijdverbreide bewondering, zelfs bij burgers die niet voor hem hadden gestemd. Hun steun en de lethargische reactie van de Fransen en Britten gaven Hitler de moed om zijn ingezette koers te vervolgen. Eigenhandig had Hitler de Duitse trots hersteld, terwijl de herbewapening, veel meer dan zijn campagne voor publieke werken waarop hij zich beroemde, de groei van de werkloosheid tot staan bracht. De wreedheid van de nazi’s en het verlies van de vrijheid waren in de ogen van de meeste Duitsers slechts een geringe prijs die men daarvoor moest betalen.
Door Hitlers krachtdadige verleiding van het Duitse volk werd het land stap voor stap beroofd van menselijke waarden. Nergens was dit effect duidelijker te zien dan bij de vervolging van de Joden, die met tussenpozen steeds erger werd. Maar anders dan algemeen wordt aangenomen, werd deze vervolging vaak meer gestuurd van binnenuit de nazipartij dan van bovenaf. Dat Hitler apocalyptische tirades over de Joden afstak, betekende niet per se dat hij al een beslissing had genomen over de Endlösung (definitieve oplossing) door een fysieke uitroeiing. Hij vond het genoeg om de sa (Sturmabteilung) toe te staan Joden en hun ondernemingen aan te vallen en hun bezittingen te stelen een ongedefinieerde mengeling van hebzucht, afgunst en ingebeelde wrok te bevredigen. In dat stadium was het nazibeleid erop gericht om de Joden hun burgerrechten en alles wat ze bezaten te ontnemen, en hen dan door vernedering en pesterij te dwingen om Duitsland te verlaten. ‘De Joden moeten Duitsland uit, ja heel Europa uit,’ zei hij op 30 november 1937 tegen zijn minister van Propaganda Goebbels. ‘Dat zal nog enige tijd vergen, maar het moet en het zal gebeuren.’
Hitlers campagne om Duitsland tot de dominante macht in Europa te maken was duidelijk uiteengezet in Mein Kampf, een combinatie van autobiografie en politiek manifest die in 1925 werd gepubliceerd. Eerst zou hij Duitsland en Oostenrijk verenigen, daarna zou hij de Duitsers buiten de grenzen van het Derde Rijk terugbrengen onder Duitse zeggenschap. ‘Mensen van hetzelfde bloed moeten in hetzelfde Derde Rijk leven,’ verklaarde hij. Pas wanneer dat tot stand was gebracht, had het Duitse volk het ‘morele recht’ om ‘buitenlands grondgebied te verwerven. De ploeg is dan het zwaard; en de tranen van de oorlog zullen het dagelijks brood voor de komende generaties voortbrengen.’
Zijn beleid van agressie werd al op de allereerste bladzijde duidelijk uiteengezet. Maar ook al moesten alle Duitse echtparen het boek kopen wanneer ze in het huwelijk traden, slechts weinigen hebben kennelijk zijn oorlogszuchtige voorspellingen serieus genomen. Ze hielden liever vast aan zijn recentere en vaak herhaalde uitspraken dat hij niet uit was op oorlog. En Hitlers gedurfde stappen tegenover de zwakke houding van de Britten en de Fransen sterkten hen in hun hoop dat hij alles wat hij wilde kon bereiken zonder dat er een ernstig conflict uitbrak. Ze zagen niet in dat de invasie van naburige landen vrijwel vaststond nu de Duitse economie oververhit was en Hitler vastbesloten was gebruik te maken van de Duitse voorsprong in de bewapening.
Voor Hitler was het niet genoeg om alleen het grondgebied te herwinnen dat Duitsland was kwijtgeraakt bij het Verdrag van Versailles. Zo’n halfhartige stap verachtte hij. Hitler was ongeduldig omdat hij ervan overtuigd was dat hij niet lang genoeg zou leven om zijn droom van Duitse suprematie te verwezenlijken. Hij wilde heel Midden-Europa en het hele stuk van Rusland tot aan de Wolga inlijven bij het Duitse Lebensraum om voor Duitsland het zelfvoorzienend vermogen en de status als grootmacht veillig te stellen. Zijn droom van onderworpen gebiedsdelen in het oosten was sterk aangemoedigd door de kortstondige Duitse bezetting in 1918 van de Baltische staten, een deel van Wit-Rusland, Oekraïne, en het zuiden van Rusland tot aan Rostov aan de Don. Dat was het resultaat geweest van het Verdrag van Brest-Litovsk in 1918, het Diktat dat Duitsland zelf had opgelegd aan het opkomende Sovjetregime. Oekraïne, ‘de graanschuur van Europa’, stond met name in de belangstelling van Duitsland na de bijna-hongersnood in de Eerste Wereldoorlog die voor een groot deel het gevolg was van de Britse blokkade. Hitler wilde per se voorkomen dat de Duitsers op dezelfde manier gedemoraliseerd zouden raken als in 1918, toen dat tot een revolutie en de ineenstorting van het regime had geleid. Ditmaal zouden anderen honger moeten lijden. Maar een van de voornaamste doelstellingen van zijn plan voor meer Lebensraum was de beslaglegging op de olieproductie in het oosten. Zelfs in vredestijd moest zo’n 85 procent van de olievoorraden van het Derde Rijk worden geïmporteerd, en dat zou in een oorlog de achilleshiel van Duitsland zijn.
Koloniën in het oosten leken de beste manier te zijn om zelfvoorzienend te worden, maar Hitlers ambitie reikte veel verder dan die van andere nationalisten. Geheel in lijn met zijn sociaaldarwinistische overtuiging dat het leven van naties een strijd was om raciale dominantie, wilde hij de Slavische bevolking drastisch uitdunnen door haar doelbewust uit te hongeren en de overlevenden tot slaaf te maken.
Zijn beslissing in de zomer van 1936 om in te grijpen in de Spaanse Burgeroorlog, was niet zo opportunistisch als vaak is gezegd. Hij was ervan overtuigd dat een bolsjewistisch Spanje, in combinatie met een linkse regering in Frankrijk, een strategische dreiging voor Duitsland vanuit het westen zou betekenen wanneer hij in het oosten in een strijd met de Sovjet-Unie van Stalin verwikkeld was. Eens te meer was hij in staat de afkeer van oorlog bij de democratieën uit te buiten. De Britten vreesden dat het conflict in Spanje tot een ‘tweede Sarajevo’ kon leiden, terwijl het nieuwe Front Populaire (Volksfront) in Frankrijk bang was om alleen op te treden. Hierdoor was Duitsland in staat schandalige militaire steun aan de nationalisten van generalissimo Francisco Franco te geven om hun uiteindelijke zege veilig te stellen, terwijl Görings Luftwaffe kon experimenteren met nieuwe vliegtuigen en tactieken. De Spaanse Burgeroorlog bracht bovendien Hitler en Mussolini nader tot elkaar, waarbij de Italiaanse fascistische regering een ‘vrijwilligerskorps’ stuurde om zij aan zij met de nationalisten te vechten. Maar Mussolini was ondanks al zijn bombastisch vertoon en zijn ambities in het Middellandse Zeegebied nerveus vanwege Hitlers streven om de status quo omver te werpen. Het Italiaanse volk was zowel in militair als in psychologisch opzicht nog niet klaar voor een Europese oorlog.

Vanuit het verlangen nog een bondgenoot te verwerven in de aanstaande oorlog met de Sovjet-Unie sloot Hitler in november 1936 met Japan het Anti- Kominternpact. Japan was al in het laatste decennium van de negentiende eeuw begonnen met zijn koloniale expansie in het Verre Oosten. Door te profiteren van het verval van het Chinese keizerlijke regime kon Japan grondgebied in Mantsjoerije veroveren, Taiwan overnemen en Korea bezetten. Door de overwinning op het tsaristische Rusland in de oorlog van 1904-1905 werd Japan de belangrijkste militaire macht in de regio. De antiwesterse sentimenten in Japan werden sterker door de gevolgen van de grote beurscrisis en de wereldwijde depressie. Bovendien bezag een zich steeds nationalistischer opstellende klasse van officieren Mantsjoerije en China op een wijze die vergelijkbaar was met die van de nazi’s ten aanzien van de Sovjet-Unie: als een landmassa en een bevolking die moest worden onderworpen om het thuisland Japan te voeden.
Het Chinees-Japanse conflict is lange tijd een ontbrekend puzzelstukje geweest in de wirwar van gebeurtenissen rond de Tweede Wereldoorlog. Omdat het conflict in China al ruim voor het uitbreken van de strijd in Europa begon, is het vaak als een volslagen aparte kwestie behandeld, zelfs al was hiermee de meest grootschalige inzet van Japanse grondtroepen in het Verre Oosten gemoeid, en waren zowel de Amerikanen als de Sovjet-Unie erbij betrokken.
In september 1931 veroorzaakte het Japanse Leger het ‘Mukden-incident’, waarbij de Japanners een spoorlijn opbliezen en dat vervolgens als rechtvaardiging gebruikten voor hun bezetting van het hele grondgebied van Mantsjoerije. Ze hoopten de regio te veranderen in een belangrijk voedselproducerend gebied, omdat hun eigen landbouw een rampzalige neergang had doorgemaakt. Ze noemden het gebied Mantsjoekwo en installeerden er een marionettenregering, met de afgezette keizer ‘Henry’ Pu Yi als boegbeeld. De burgerregering in Tokio voelde zich ondanks de minachting waarvan de legerofficieren blijk gaven, verplicht om het leger te steunen. En de Volkenbond in Genève wees de Chinese oproep tot sancties tegen Japan van de hand. Japanse kolonisten, voornamelijk boeren, stroomden het land binnen om onder aanmoediging van de eigen regering grondgebied in beslag te nemen. Japan wilde dat er zich in de komende twintig jaar ‘een miljoen huishoudens’ zouden vestigen als koloniale boeren. Door deze acties belandde Japan in een diplomatiek isolement, maar het land bejubelde deze triomf. Dit markeerde het begin van een noodlottige ontwikkeling, zowel in de buitenlandse expansie als in de militaire invloed op de regering in Tokio.
Een meer oorlogsgezinde regering nam het roer over en het Kwantungleger in Mantsjoerije breidde zijn macht uit tot bijna aan de poorten van Peking. De Kwomintang-regering van Tsjang Kai-Sjek in Nanking was genoodzaakt de troepen terug te trekken. Tsjang stelde dat hij de opvolger was van Sun Yat-sen, die een democratie in westerse stijl had willen introduceren, maar in werkelijkheid was Tsjang de opperbevelhebber van een groep krijgsheren.
Het Japanse Leger keek nu naar de Sovjetbuurman in het noorden en wierp ook een blik zuidwaarts naar de landen aan de Grote Oceaan. Een aantrekkelijk doelwit voor Japan waren de oostelijke koloniën van Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland, met de olievelden van Nederlands-Indië. De ongemakkelijke periode van nietsdoen in China werd op 7 juli 1937 plotseling doorbroken met een Japanse provocatie bij de Marco Polobrug, net buiten Peking. Het keizerlijke leger in Tokio verzekerde keizer Hirohito dat China in een paar maanden tijd kon worden verslagen. Er werden versterkingen naar het vasteland gestuurd en er volgde een verschrikkelijke campagne, die deels werd aangewakkerd door een Chinese massamoord op Japanse burgers. Het Japanse Keizerlijke Leger gooide alle remmen los. Maar de Tweede Chinees-Japanse Oorlog liep niet uit op de snelle triomf die de generaals in Tokio hadden voorspeld. Het afschuwelijke geweld van de agressor werkte een verbitterd verzet in de hand. Vier jaar later had Hitler hieruit geen lering getrokken bij zijn aanval op de Sovjet-Unie.
Sommige westerlingen zagen de Tweede Chinees-Japanse Oorlog als een tegenhanger van de Spaanse Burgeroorlog. Robert Capa, Ernest Hemingway, W.H. Auden, Christopher Isherwood, de filmmaker Joris Ivens en tal van journalisten trokken naar China en gaven blijk van hun sympathie en hun steun voor de Chinezen in het algemeen. Sommige linksen die een bezoek brachten aan het hoofdkwartier van de Chinese communisten in Yan’an, steunden Mao Zedong, hoewel Stalin zijn steun aan Tsjang Kai-Sjek en de Kwomintang gaf. Maar de Britse noch de Amerikaanse regering ging over tot een concrete stap.

De regering van Neville Chamberlain was nog steeds, net als het grootste deel van de Britse bevolking, bereid om een herbewapend en weer opbloeiend Duitsland te tolereren. Veel conservatieven beschouwden de nazi’s als een bolwerk tegen het bolsjewisme. Chamberlain, die een ex-burgemeester van Birmingham van de oude stempel was, beging de grote fout dat hij bij andere staatslieden dezelfde normen en waarden en dezelfde afschuw van een oorlog veronderstelde. Hij was zeer bekwaam en een doelgericht optredende minister van Financiën geweest, maar hij wist niets van buitenlands beleid of defensie. Met zijn boord met omgeslagen punten, zijn edwardiaanse snor en zijn deftige paraplu bleek hij er helemaal niets van te snappen toen hij werd geconfronteerd met de radicale meedogenloosheid van het naziregime.
Anderen, zelfs politici met linkse sympathieën, waren eveneens terughoudend om de confrontatie met Hitlers regime aan te gaan, omdat ze nog steeds meenden dat Duitsland uiterst oneerlijk was behandeld op de conferentie te Versailles. Ze hadden er ook moeite mee bezwaar te maken tegen Hitlers uitgesproken wens om de naburige Duitse minderheden, zoals die in het Tsjecho- Slowaakse Sudetenland, binnen het Derde Rijk te brengen. Maar bovenal verafschuwden de Britten en de Fransen het idee van weer een Europese oorlog. Dat ze nazi-Duitsland toestonden om in maart 1938 Oostenrijk in te lijven, leek slechts een geringe prijs die ze moesten betalen voor de wereldvrede, te meer omdat de meerderheid van de Oostenrijkers in 1918 had gestemd voor de Anschluss, ofwel vereniging, met Duitsland en twintig jaar later de overname door de nazi’s verwelkomde. De Oostenrijkse bewering na afloop van de oorlog dat het land het eerste slachtoffer van Hitler was geweest, was volslagen flauwekul.
Hitler besloot daarop dat hij in oktober Tsjecho-Slowakije zou binnenvallen. Deze invasie was gepland op een tijdstip ruim nadat de Duitse boeren hun oogst hadden binnengehaald, want de naziministers vreesden een crisis in de nationale voedselvoorziening.8 Maar tot Hitlers ergernis gaven Chamberlain en diens Franse tegenhanger Édouard Daladier hem Sudetenland al in handen bij de onderhandelingen in München in september, omdat ze hoopten zo de vrede te bewaren. Hiermee ontnamen ze Hitler zijn oorlog, maar ze stelden hem wel in staat uiteindelijk het hele land zonder strijd over te nemen. Chamberlain beging tevens de cruciale fout dat hij weigerde met Stalin te overleggen. Dat was van invloed op de beslissing van de Sovjetdictator in augustus van het daaropvolgende jaar om in te stemmen met een pact met nazi-Duitsland. Chamberlain meende met een misplaatste zelfgenoegzaamheid, ongeveer zoals Franklin D. Roosevelt dat later ook aan de dag legde tegenover Stalin, dat alleen hij Hitler ervan kon overtuigen dat goede relaties met de westerse bondgenoten in zijn eigen belang waren.
Sommige historici hebben betoogd dat als Groot-Brittannië en Frankrijk in het najaar van 1938 bereid waren geweest de strijd aan te gaan, de gebeurtenissen heel anders waren verlopen. Dat is zeker mogelijk vanuit Duits oogpunt. Maar het feit blijft dat de Britse noch de Franse bevolking er in psychologisch opzicht klaar voor was om oorlog te voeren, vooral omdat men verkeerd was geïnformeerd door politici, diplomaten en de pers. Iedereen die had geprobeerd te waarschuwen voor de plannen van Hitler, zoals Winston Churchill, was gewoon weggezet als een aanjager van oorlog.
Pas in november werden hen de ogen geopend voor de ware aard van Hitlers regime. Na de moord op een Duitse medewerker van de ambassade in Parijs door een jonge Poolse Jood zetten nazistoottroepen de Duitse pogrom in gang die bekend werd als Kristallnacht vanwege alle gesneuvelde winkelramen. Terwijl in dat najaar de dreigende wolken van oorlog boven Tsjecho-Slowakije hingen, was er binnen de nazipartij een ‘gewelddadige energie’ losgekomen. De SA-stoottroepen staken synagoges in brand, mishandelden en vermoordden Joden, en sloegen hun winkelramen kapot. Het noopte Göring tot een klacht over de onkosten in buitenlandse valuta voor de vervanging van het glas dat uit België kwam. Veel gewone Duitse burgers waren geschokt, maar het nazibeleid om de Joden te isoleren bracht de grote meerderheid van de burgerij al spoedig zo ver dat men onverschillig tegenover hun lot stond. Velen kwamen ook in de verleiding om gemakkelijk te profiteren van de plundering van bezittingen, de confiscatie van woningen, en de eis dat Joodse ondernemingen ‘arisch’ moesten worden. De nazi’s wisten op buitengewoon slimme wijze steeds meer burgers binnen hun kring van misdadigheid te halen.
Hitlers inlijving van de rest van Tsjecho-Slowakije in maart 1939 – een flagrante schending van het Verdrag van München – leverde uiteindelijk het bewijs dat zijn bewering dat hij de etnische Duitsers binnen het Derde Rijk wilde terugbrengen, weinig meer was dan een voorwendsel om zijn grondgebied uit te breiden. Hierdoor voelde Chamberlain zich genoodzaakt Polen garanties te bieden als een waarschuwing voor Hitler tegen verdere expansie. Hitler klaagde later dat hem in 1938 een oorlog door de neus was geboord omdat ‘de Britten en de Fransen al mijn eisen in München accepteerden’. In het voorjaar van 1939 lichtte hij zijn ongeduld toe tegenover de Roemeense minister van Buitenlandse Zaken: ‘Ik ben nu vijftig,’ zei hij. ‘Ik heb de oorlog liever nu dan wanneer ik vijfenvijftig of zestig ben.’
Daarmee gaf Hitler te kennen dat hij zijn doel van Europese dominantie nog tijdens zijn leven wilde bereiken, terwijl hij verwachtte niet lang te leven. Door zijn obsessieve ijdelheid kon hij het niet aan iemand anders overlaten om zijn missie voort te zetten. Hij beschouwde zichzelf letterlijk als onvervangbaar en zei tegen zijn generaals dat het lot van het Derde Rijk alleen van hem afhing. De nazipartij en haar volkomen chaotische manier van besturen waren niet bedoeld om stabiliteit en continuïteit tot stand te brengen. En Hitlers retoriek van het ‘Duizendjarige Derde Rijk’ gaf blijk van een grote psychologische tegenstrijdigheid, omdat deze kwam van een overtuigd ongehuwde die een perverse trots koesterde op zichzelf als genetisch eindpunt en tevens een ongezonde fascinatie voor zelfmoord kende.
Op 30 januari 1939, de zesde verjaardag van zijn machtsovername, hield Hitler een belangrijke rede voor afgevaardigden in de Rijksdag. Hierin sprak hij zijn fatale ‘profetie’ uit, waarnaar hij en zijn volgelingen bij de Endlösung dwangmatig zouden verwijzen. Hij beweerde dat de Joden hadden gelachen om zijn voorspellingen dat hij de leiding over Duitsland zou krijgen en ook het Joodse probleem tot een oplossing zou brengen. Daarna verkondigde hij: ‘Vandaag wil ik weer een profeet zijn: als het internationale Jodendom binnen en buiten Europa erin slaagt de naties eens te meer in een wereldoorlog te storten, dan zal het resultaat niet de bolsjewisering van de aarde en daarmee de zege van het Jodendom zijn, maar de vernietiging van het Joodse ras in Europa.’ Deze ongelooflijke verwisseling van oorzaak en gevolg lag ten grondslag aan Hitlers obsessieve netwerk van leugens en zelfbedrog.

Weliswaar had Hitler zich voorbereid op oorlog en had hij al oorlog willen voeren met Tsjecho-Slowakije, maar hij kon nog steeds niet bevatten waarom de Britse opstelling nu opeens omsloeg van verzoeningspolitiek in verzet. Hij was nog altijd van plan in een later stadium Frankrijk en Groot-Brittannië aan te vallen, maar dat moest gebeuren op een tijdstip dat hij zelf uitkoos. Het naziplan, dat ontstond na de bittere les van de Eerste Wereldoorlog, was erop gericht de conflicten in partjes op te delen om te voorkomen dat ze op hetzelfde moment aan meer dan één front moesten strijden.
Hitlers verrassing over de Britse reactie onthulde bij deze autodidact een zeer gebrekkig begrip van de wereldgeschiedenis. Het vaste patroon in de betrokkenheid van Groot-Brittannië bij vrijwel elke Europese crisis sinds de achttiende eeuw had voldoende licht moeten werpen op de nieuwe koers van de regering-Chamberlain. Deze verandering had niets van doen met ideologie of idealisme; Groot-Brittannië was niet van plan stelling te nemen tegen het fascisme of het antisemitisme, ook al kwam het morele aspect later goed van pas bij de nationale propaganda. De motieven van Groot-Brittannië berustten op een traditionele strategie. De vijandige bezetting van Tsjecho-Slowakije door Duitsland gaf duidelijk blijk van Hitlers doel Europa te domineren. Dat hield een bedreiging van de status quo in, die zelfs een verzwakt en weinig oorlogsgezind Groot-Brittannië nooit kon gedogen. Hitler onderschatte ook Chamberlains woede omdat hij zo ondubbelzinnig was bedrogen in München. Duff Cooper, die als hoofd van de admiraliteit was afgetreden vanwege het verraad tegenover de Tsjechen, schreef dat Chamberlain ‘in Birmingham nog nooit iemand had ontmoet die ook maar in de verste verte op Adolf Hitler leek. […] In Birmingham had nooit iemand zijn belofte aan de burgemeester gebroken.’
Hitlers bedoelingen waren nu angstaanjagend duidelijk. En zijn pact met Stalin in augustus 1939 bevestigde op schokkende wijze dat Polen zijn volgende slachtoffer was. ‘Staatsgrenzen,’ had Hitler in Mein Kampf geschreven, ‘zijn gecreëerd door mensen en worden veranderd door mensen.’ Achteraf bezien kan het lijken alsof de vicieuze cirkel van wrok na het Verdrag van Versailles een nieuwe wereldoorlog onontkoombaar maakte, maar niets in de geschiedenis staat van tevoren vast. In de periode meteen na de Eerste Wereldoorlog waren ontegenzeglijk instabiele grenzen gecreëerd en bestonden er spannininleiding gen in een groot deel van Europa. Maar het lijdt geen enkele twijfel dat Adolf Hitler de belangrijkste aanstichter was van deze nieuwe en veel verschrikkelijkere vuurzee, die zich over de wereld verspreidde en miljoenen slachtoffers eiste, uiteindelijk met inbegrip van hemzelf. En toch is het een intrigerende paradox dat het eerste conflict van de Tweede Wereldoorlog – waarbij Yang Kyoungjong voor de eerste keer gevangen werd genomen – uitbrak in het Verre Oosten.

[...]

Auteursportret © John Carey

Uitgeverij Ambo|Anthos

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum