17 januari verschijnt de nieuwe dichtbundel van Micha Hamel, Bewegend doel. Vrijdag 1 februari wordt de bundel bij Athenaeum gepresenteerd. Wij publiceren voor: 'En terwijl wij retronauten het kompas in onze broekzakken / koesteren zweren wij torenhoog samen ten gunste van een / betere wereld, een onaffe roman of het oude vermoeden dat // elke gesloten gekromde ruimte die homotoop is met een sfeer, er ook / homeomorf mee is. (bron: Wikipedia)'
In Bewegend doel wisselt de dichter onophoudelijk van rol. Hij is kunstenaar en burgerman, en laat zich in deze hoedanigheden schoonmaker of psychonaut noemen. Hij zoekt in zijn huis naar het goud en vindt zichzelf terug als blinde stumper die met bloedend tandvlees langs de deuren gaat om zijn liederen te slijten. Maar ook is hij popster, rechter en acteur, en onderzoekt hij hoe deze personages hem vervormen. Zoals gewoonlijk in het werk van Hamel wordt er een waaier aan thema's aangeroerd. Er is een gedicht over depressie, over een Egyptische godin, over het woordje zwoel en over de Italiaanse volksaard. Er is zelfs een gedicht over ideeënarmoede, want zoals er emotietelevisie en ervaringstheater bestaat, zo bestaat er ook bekentenispoëzie, latexallergie, scheurbuik en donkere materie.
Micha Hamel (1970) is componist, dichter en dirigent. Hij componeerde orkest werken, liederen, en kamermuziek voor de concertzaal en muziek voor dans en theater. Zijn tragische operette Snow White (2008) was een landelijk succes. In 2012 was hij 'componist in focus' op het Holland Festival. Hamel publiceerde de bundels Alle enen opgeteld (Van der Hoogtprijs 2005), Luchtwortels en Nu je het vraagt [leesfragment].
De club Mannen zijn wel gevoelsmensen die lijden aan de roep van tijdvrijschijnzijn met kompanen en bier. Minstens een keer per week moet ons dikke bloed aangelengd, gestaag, tot er saturnischehelden uit haar vermiljoenen rivieren opstaan. Mijn club heet De Geleefde Uitzondering en elkedonderdagavond zink ik in het drijfzand waarin En terwijl wij retronauten het kompas in onze broekzakken koesteren zweren wij torenhoog samen ten gunste van eenbetere wereld, een onaffe roman of het oude vermoeden dat elke gesloten gekromde ruimte die homotoop is met een sfeer, er ookhomeomorf mee is. (bron: Wikipedia) Ideeën, hypotheses en oplossingen worden verteerd als eikels in het imaginaire kampvuur en terwijl de woordentegen de wanden opspatten word ik een oscillatie tussen de boven- en onderwereld gewaar die mij dermate lief is dat ik aan haar afsta twee maal twee stonden van mijn slaap. alle conversaties hun bestemming vinden. Ongeneeslijk levend zal ikook morgen weer strijdlustig door de dag, met een knar vanzand, de gang van een stramme en de hartstocht van een faun. yeah Ik ben zwoel yeahzwoel niet koelniet cool nee zwoel yeahda’s zo’n beetje een soort van zoel wat? zoel hoe? zoel is zowat zwoel is zowat zoel niet coolniet koel zwoel yeah Redding Een jonge vrouw, een kasplantje eigenlijk, ligt – witte pleisters trekken haar neusvleugels open – aan de beademing en kijkt met dierenogen naar binnen of anders voorbij de bomen naar buiten. Haar zus denkt zus haar moeder zo en Frederik, haar vader, denkt het zijne. Als ze sterft zucht men van verlichting. * Frederik fantaseert als ik inadem hoeveel dataverkeer neem ik dan met mijn teug mee naar beneden. Hoeveel deviaties produceer ik in telefonades nu ik ferm tegen de wind in fiets terwijl mijn hondstrouwe hersenen hard bezig zijn om alle mogelijke gebruikerssporen te wissen? * De moeder wappert het echtelijk dekbed uit op haar balkon en denkt aan haar schatje die elf kilometer verder in de airco van zijn kantoor zit te zwoegen op statistieken en rapporten. Ze dagdroomt als ik nu de lucht kus merk jij dan dat de koelte die door jouw kamer trekt heel eventjes je wang aait, misschien wel zo teder dat je opkijkt? * De zus komt met haar – een dondersteen, tjonge – drukke dochtertje net van de begraafplaats en ze puft poeh poeh we moeten er even uit we maken er een gezellige middag van. Een uurtje later ligt ze op haar handdoek met haar hoofd op haar badtas en gaat haar hartslag steeds trager in de middagzon totdat haar boekje uit haar vingers glijdt, ploef. * Haar vriend moet vandaag een lezing houden, inspecteert dus adem en glimlach, strikt zijn stropdas en loopt met gretige tred door het applaus heen richting het katheder. De zaallichten doven en de projectie toont de juiste kiezelwoestijn. Een kolossale wolk van stilte groeit boven de hoofden van het publiek en zijn tong krimpt als een in lijmlucht stikkende naaktslak. * De kleuter wordt uit het zwembad gevist, slap op de kant gelegd en beademd tot ze onbeschadigd opent haar gezicht. De badmeester deinst terug en dankt in een soort dankhouding, of scherper gezegd: hij maakt groot en vlug een lief onhandig dankgebaar. Omstanders lachen en huilen en lachen en huilen.
Mannen zijn wel gevoelsmensen die lijden aan de roep van tijdvrijschijnzijn met kompanen en bier.
Minstens een keer per week moet ons dikke bloed aangelengd, gestaag, tot er saturnischehelden uit haar vermiljoenen rivieren opstaan.
Mijn club heet De Geleefde Uitzondering en elkedonderdagavond zink ik in het drijfzand waarin
En terwijl wij retronauten het kompas in onze broekzakken koesteren zweren wij torenhoog samen ten gunste van eenbetere wereld, een onaffe roman of het oude vermoeden dat elke gesloten gekromde ruimte die homotoop is met een sfeer, er ookhomeomorf mee is. (bron: Wikipedia) Ideeën, hypotheses en oplossingen worden verteerd als eikels in het imaginaire kampvuur en terwijl de woordentegen de wanden opspatten word ik een oscillatie tussen de boven- en onderwereld gewaar die mij dermate lief is dat ik aan haar afsta twee maal twee stonden van mijn slaap.
En terwijl wij retronauten het kompas in onze broekzakken koesteren zweren wij torenhoog samen ten gunste van eenbetere wereld, een onaffe roman of het oude vermoeden dat
elke gesloten gekromde ruimte die homotoop is met een sfeer, er ookhomeomorf mee is. (bron: Wikipedia)
Ideeën, hypotheses en oplossingen worden verteerd als eikels in het imaginaire kampvuur en terwijl de woordentegen de wanden opspatten word ik een oscillatie tussen
de boven- en onderwereld gewaar die mij dermate lief is dat ik aan haar afsta twee maal twee stonden van mijn slaap.
alle conversaties hun bestemming vinden.
Ongeneeslijk levend zal ikook morgen weer strijdlustig
door de dag, met een knar vanzand, de gang van een stramme
en de hartstocht van een faun.
Ik ben zwoel yeahzwoel
niet koelniet cool
nee zwoel yeahda’s zo’n beetje
een soort van
zoel wat? zoel hoe?
zoel is zowat zwoel is zowat zoel
niet coolniet koel
zwoel yeah
Een jonge vrouw, een kasplantje eigenlijk, ligt – witte pleisters trekken haar neusvleugels open – aan de beademing en kijkt
met dierenogen naar binnen of anders voorbij de bomen naar buiten. Haar zus denkt zus haar moeder zo en Frederik, haar
vader, denkt het zijne. Als ze sterft zucht men van verlichting.
*
Frederik fantaseert als ik inadem hoeveel dataverkeer neem ik dan met mijn teug mee naar beneden. Hoeveel
deviaties produceer ik in telefonades nu ik ferm tegen de wind in fiets terwijl mijn hondstrouwe hersenen hard
bezig zijn om alle mogelijke gebruikerssporen te wissen?
De moeder wappert het echtelijk dekbed uit op haar balkon en denkt aan haar schatje die elf kilometer verder in de airco van zijn
kantoor zit te zwoegen op statistieken en rapporten. Ze dagdroomt als ik nu de lucht kus merk jij dan dat de koelte die door jouw kamer
trekt heel eventjes je wang aait, misschien wel zo teder dat je opkijkt?
De zus komt met haar – een dondersteen, tjonge – drukke dochtertje net van de begraafplaats en ze puft poeh poeh we moeten er even uit
we maken er een gezellige middag van. Een uurtje later ligt ze op haar handdoek met haar hoofd op haar badtas en gaat haar hartslag steeds
trager in de middagzon totdat haar boekje uit haar vingers glijdt, ploef.
Haar vriend moet vandaag een lezing houden, inspecteert dus adem en glimlach, strikt zijn stropdas en loopt met gretige tred door het applaus
heen richting het katheder. De zaallichten doven en de projectie toont de juiste kiezelwoestijn. Een kolossale wolk van stilte groeit boven de hoofden
van het publiek en zijn tong krimpt als een in lijmlucht stikkende naaktslak.
De kleuter wordt uit het zwembad gevist, slap op de kant gelegd en beademd tot ze onbeschadigd opent haar gezicht.
De badmeester deinst terug en dankt in een soort dankhouding, of scherper gezegd: hij maakt groot en vlug een lief onhandig
dankgebaar. Omstanders lachen en huilen en lachen en huilen.
Copyright © 2013 Micha Hamel en uitgeverij Augustus