Leesfragment: Wereldschaduw

03 september 2015 , door Nir Baram
| | |

We brengen een voorpublicatie van Nir Barams Wereldschaduw (vertaald door Sylvie Hoyinck)! Barams tweede roman verschijnt 1 september. 'Er waren mensen die zeiden dat ze niet echt bang was voor de dood, dat ze geloofde dat zij meer dan ieder ander zou doorleven en dat al die praatjes een soort immunisatie waren omdat ze erin berustte dat haar straf zwaar zou zijn; zijn vader had op zekere avond eens spottend gezegd dat ze misschien met al dat onophoudelijk herhaalde gepraat over de dood probeerde die zo te vervelen dat hij zou afdruipen en interessantere mensen zou zoeken om het leven te ontnemen.'

 

Gavriël Mantsoer, ‘de man die vertrouwen wekt’, voegt zich bij een groep zakenmensen die de onbegrensde mogelijkheden van het globalisme uit de jaren negentig willen verzilveren. Hij groeit steeds hoger in de hiërarchie van Israëls machtigste mensen, maar begrijpt steeds minder van de intriges waar hij deel van uitmaakt. Een groep jonge mensen uit Londen – verstotenen en gedesillusioneerde idealisten – besluit een internationale demonstratie te organiseren op 11/11 waar 1 miljard mensen aan mee zullen doen. Zal hun actie de status-quo doen wankelen? Een Amerikaans consultancybedrijf manoeuvreert tussen regimes op verschillende continenten. Maar deze ogenschijnlijk liberale organisatie dreigt te worden ontmaskerd.

Deze drie verhaallijnen staan centraal in Wereldschaduw. Ze worden met elkaar vervlochten en vormen samen een fascinerend portret van het mondiale systeem waar wij allen onderdeel van zijn.

N.B. Lees hier een leesfragment en een recensie van Goede mensen.

Elk van ons had zo z’n eigen verhaal. We waren niet van plan geweest ons te verenigen: je kunt zelfs zeggen dat we door anderen bijeengekomen waren. Het was zo’n moment van puur overleven, iemand valt en krijgt een hand toegestoken, en als die hand ook valt? Dan hou je elkaars handen vast en val je samen. Er is een schrijver – een van ons had iets van hem gelezen – die geschreven heeft dat ieder mens gevangen zit in de cirkel van zijn lot. En binnen die cirkel kan hij zich vrij bewegen, zijn eigen pad kiezen of van richting veranderen, misschien is hij zich helemaal niet bewust van het feit dat hij zich in een cirkel bevindt, de meeste mensen zien de muren om zich heen niet. De vraag is: hoe wordt iemand geacht zich te gedragen als hij ineens beseft dat die muren op hem afkomen? Op zekere dag kan hij ze al aanraken als hij zijn arm uitstrekt, de dag erna is die arm al gebogen, nog een dag later ligt die strak tegen het lijf en ten slotte worden stukjes vel losgerukt door de spijkers in de muur en dan beseft hij dat die muren hem, nou ja, een beetje verdrukken.
Elk van ons kan herinneringen ophalen. Misschien doen we dat ooit wel eens. Doet het er nu nog wat toe waar we op ons levenspad uit de bocht gevlogen zijn en op deze plek beland? Eigenlijk is het woord ‘plek’ in onze context onnauwkeurig. Er is geen plek, er was geen plek en we wilden ook geen plek; als we een plek hadden gehad, was dit alles misschien niet gebeurd. Men zei dat we voor allerlei mensen hadden gewerkt, die ons hadden gebruikt om sinistere doelen te bereiken, dat we pionnen waren die door grote machten heen en weer geschoven werden, en er werd ook gezegd dat we verantwoordelijk waren voor vernietiging, voor groot lijden en dood. Helemaal onterecht zijn die beschuldigingen niet, waarschijnlijk kunnen onze daden vanuit verschillende kanten bekeken kunnen worden en natuurlijk zijn er dingen waarop sommigen van ons trots zijn, waar anderen zich voor schamen en waarvan een enkeling beweert dat ze helemaal niet gebeurd zijn. Nou ja, ’t is moeilijk te ontkennen dat wijzelf ook een prijs betaald hebben, en dat die soms zo hoog was dat we wilden ophouden.
We vragen niet om begrip of medelijden of vergiffenis. Vergiffenis zullen we nooit vragen.

Dood na dood neemt onze macht toe

Minstens een keer per dag tikt hij de naam van wijlen zijn moeder in op Google, op zoek naar nieuwe resultaten. Als de naam op het scherm verschijnt, wordt hij even vervuld van hoop; het wachten op willekeurig welk nieuw resultaat is als het wachten op de kleinste beweging van de dode, een wijziging in de balans tussen de wereld van de levenden en die van de doden. Soms vraagt hij zich af waarom hij zich haar vooral herinnert op de negatieve momenten in zijn leven en niet op die bedwelmende momenten die er geweest waren, en die waarschijnlijk nooit weer terug zouden komen, momenten waarop het hem toescheen dat de blik van de wereld samenviel met de zijne en de wereld hem, en wat hij bereikt had, eindelijk bekeek als door zijn eigen ogen. Op dat soort momenten kwam hem niet de figuur van zijn moeder voor ogen. In haar plaats kwamen andere figuren uit zijn herinneringen bovendrijven: kinderen van de basisschool of uit de buurt, meisjes van de middelbare school, zijn eerste vriendinnetje in de vierde, een bont gezelschap van gezichten. Soms, als ze tegen hem zeiden ‘als je moeder je nu ’ns kon zien’ of meer van zulke holle frasen, dan deed hij zijn best zich haar stralende gezicht voor de geest te halen op het moment dat hij een overwinning vierde, maar het gezicht dat tevoorschijn kwam was steevast verbonden met een bepaalde gebeurtenis ’s avonds, en met de slaapkamer in het huis waar hij als kind gewoond had. Het was hem nooit gelukt zijn verbeelding zover te krijgen haar gezicht te ontkoppelen van de tijd dat ze er nog was, en te verplaatsen naar de tijd dat ze er niet meer was, misschien omdat dat hij er diep in zijn hart van overtuigd was dat daarin een beschamende verwennerij school, alsof hij de dode alleen maar opriep om haar zijn topprestaties te laten prijzen.
In de loop van de tijd besefte hij dat het wellicht eenvoudiger lag dan hij zich voorstelde; dat hij van angst ineenkromp bij iedere gedachte aan zijn moeder terwijl een glimlach zich over haar gezicht spreidde, alsof hij haar dood pas op dat moment echt erkende. Misschien is dat geen afdoende conclusie; misschien erkent hij op dat ogenblik haar leven en tegelijk haar dood en wanneer die noties elkaar kruisen laat zijn bewustzijn de dood spreken: want de dood is niet te bevatten vanuit de dood en evenmin vanuit het leven, het besef ontstaat op het moment dat het ene met het andere verknoopt raakt. Zijn moeder was zo bang geweest voor de dood en had gesproken over de bloemen die hij op haar graf zou leggen als hij om vergiffenis zou komen smeken voor zijn slechte daden, wellicht kwam het daardoor dat hij, als kind al, telkens als er een glimlach op haar gezicht verscheen hoopte dat ze dekking vond tegen de klauwen van de om haar heen dansende dood. Er waren mensen die zeiden dat ze niet echt bang was voor de dood, dat ze geloofde dat zij meer dan ieder ander zou doorleven en dat al die praatjes een soort immunisatie waren omdat ze erin berustte dat haar straf zwaar zou zijn; zijn vader had op zekere avond eens spottend gezegd dat ze misschien met al dat onophoudelijk herhaalde gepraat over de dood probeerde die zo te vervelen dat hij zou afdruipen en interessantere mensen zou zoeken om het leven te ontnemen.
Het was vreemd dat zijn moeders gezicht hem niet voor ogen kwam toen het iedereen duidelijk werd hoe hij zijn eigen naam en die van de familie te schande had gemaakt. Waar ze op zijn momenten van grootsheid niet echt, maar toch wel aanwezig was geweest, was ze ontegenzeggelijk absoluut afwezig toen hij ten val kwam. Blijkbaar was het idee dat ze in zulke tijden op de wereld zou zijn zó eng dat het onvoorstelbaar was.
Jaren gaan voorbij en hij ziet geen reden dat er binnenkort iets zal veranderen. De wereld heeft zijn diensten niet nodig en wenst niet aan hem herinnerd te worden, terwijl hij geen drang voelt om iemand eraan te herinneren dat hij nog steeds bestaat. Het zou zo maar kunnen dat hij niet uit het hout gesneden is waaruit hij dacht gesneden te zijn. Het was gemakkelijk geweest in zijn kracht en zijn macht te geloven terwijl hij opklom, hij geloofde er eveneens in toen hij tegenover de autoriteiten stond; en zelfs toen hij zich voelde afglijden, zag hij nog steeds de horizon – daar waar de hemel helderblauw straalt – en vertrouwde op zijn vermogen om de dingen in hun oude staat terug te brengen. Maar er was een moment waarop de wereld om hem heen op slot ging, ook al leek het alsof hij net als iedereen door de straten liep en ook al wekte de horizon bij anderen nog steeds de illusie van ongelimiteerde ruimte, in feite was er al een ban over hem uitgesproken en kon hij zich niet troosten met de mogelijkheden die er verborgen lagen. En dus vervlogen die kenmerken waar hij zich in zijn diepste gedachten op had laten voorstaan, en die hem, als anderen bevestigden dat hij ze had, met tevredenheid vervulden; het enige wat overbleef was de sterke drang in elkaar te schrompelen en zich te verstoppen op een plek waar niemand hem zou zoeken, waar niemand hem ter verantwoording zou roepen, een plek waar hij gewoon kon zijn tot er van hem niets meer restte dan een vage schaduw in het bewustzijn van zijn kennissenkring.
Mensen lieten zich altijd lovend uit over zijn consequentie en hij moest steevast om het compliment lachen: mensen zijn helemaal niet consequent, op zekere dag streven ze ernaar in hun eentje aan de top van hun wereld te staan en dan wordt niets anders nog belangrijk gevonden, en de dag erna, nadat er het een of ander is voorgevallen, stappen ze de straat op en is hun enige streven dat het hun gegund is naar de voorbijgangers te kijken en te genieten van het blauw van de hemel, de meest alledaagse dingen komen dan ineens op hen over als wonderen waarvan ze het voorrecht hebben gekregen ze te aanschouwen. Elk mens kent die neiging immers maar al te goed en beschouwt daarom anderen altijd als consequenter dan zichzelf, en als er dan op zijn consequentie gewezen wordt en er her en der bewijzen voor gevonden worden, kan hij er misschien in meegaan dat er meestal consequentheid ontdekt kan worden, maar hij zal blijven volhouden dat dat maar een schamel deel is van alles wat hij had willen doen, van wat hij in zijn dromen gedaan had, van elke begeerte die hem had doen sidderen, van alle herinneringen die hem belaagden en die hem de man voorhielden die hij had willen zijn, van alle dagen dat hij zijn leven verafschuwde en ongewild, als een mechanische pop, principes ontdekte in zijn doen en laten.
Heel af en toe liep hij op straat mensen tegen het lijf die hij van vroeger kende en als die hem aankeken, besefte hij dat ze hem verafschuwden en tegelijkertijd medelijden met hem hadden. Die afschuw van zijn daden of in ieder geval van de interpretatie die de wereld eraan had gegeven was begrijpelijk, hoewel menigeen exact dezelfde dingen had uitgespookt, en daarom zagen ze hem ook gewoon als de sukkel die de prijs had betaald voor hun zonden. Desalniettemin wekte het medelijden zijn nieuwsgierigheid – zij zagen een vernederd man voor zich die op veel te jonge leeftijd uit de maatschappij gegooid was en nu verbitterd thuiszat, terwijl hij een man zag die kon doen wat in hem opkwam, die zijn leven niet verruïneerde met het betalen van eindeloze schulden, een man die het gegund was om er simpelweg te zíjn. Tegenwoordig had hij veel profijt van die ene les van zijn vader: je moet de conclusie dat jou onrecht is aangedaan zo veel mogelijk vermijden, net zoals je doet met de massa’s stekels die verborgen liggen onder het zand dat zich voor je uitstrekt. Er waren jaren geweest dat hij die visie had beschouwd als een karaktertrek die bij zijn vader hoorde, een nuchterheid die verscholen ging achter de rijke ervaringen van een man die begrijpt dat de grote machten van het universum niet in spoedvergadering bijeenkwamen om een advies te formuleren hoe met ene Albèrt Mansoer af te rekenen.
Zijn vader had hem immers vaak gezegd dat de mens geneigd is om meer aandacht te schenken aan onrecht dat hem is aangedaan, dan aan de gunsten die hem per abuis ten deel zijn gevallen, en omdat we nu eenmaal zo in elkaar steken en niet anders, kunnen we niet beoordelen wanneer of we echt benadeeld zijn. Later had hij ingezien dat zijn vader het soort mens was dat verlamd raakt wanneer ontdekken dat ze, hoewel ze alle mogelijke stappen hebben ondernomen om te slagen, benadeeld worden en het onderspit gedolven hebben; dan daalt er een nevel neer over hun plannen die de hoop en verwachtingen tenietdoet, en zonder dat heeft het immers allemaal geen zin. Uiteraard geldt dat niet voor iedereen, voor anderen wordt hun vastberadenheid om nog meer te presteren juist gevoed door de erkenning van het hun aangedane onrecht, maar zijn vader verkoos al zijn krachten te mobiliseren om zichzelf ervan te overtuigen dat hem geen onrecht was aangedaan – integendeel, hij mocht zich gelukkig prijzen dat het niet slechter was uitgepakt. Natuurlijk overkwam het Gavriël soms ook dat hij zich vernederd en genomen voelde en was het op zulke momenten duidelijk dat hem een schreeuwend onrecht was aangedaan, wat hij dan voor zichzelf afdeed met: ‘Genoeg met die leugens, het wordt tijd de dingen te zien zoals ze zijn.’ Maar na een paar dagen neerliggen zonder iets te doen, verstrikt in uitzichtloos mentaal lijden, raakten de zaken in zijn bewustzijn opnieuw geordend – noch geluk, noch onrecht, iets ertussenin, het is iets wat een heleboel goede mensen overkomt.

Copyright © 2013 Nir Baram
Copyright Nederlandse vertaling © 2015 Sylvie Hoyinck

Uitgeverij De Bezige Bij

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum