Leesfragment: Ons betere ik

30 november 2013 , door Steven Pinker
| | | |

9 december verschijnt het nieuwe, grote boek van Steven Pinker, Ons betere ik. Waarom de mens steeds minder geweld gebruikt (The Better Angels of Our Nature. Why Violence Has Declined), vertaald door Hanneke Bos, Menno Grootveld, Inge Kok en Meile Snijders. Dit weekend mogen we het voorwoord publiceren.

De gruwelijke beelden van oorlogen en genocide die we op het nieuws zien geven ons de indruk dat onze tijd de gewelddadigste aller tijden is. Het omgekeerde is waar, laat Steven Pinker zien in Ons beter ik.
Hoe komt het dat we ons zoveel menselijker gedragen? Ons leven is verbeterd - en zo gaan we indirect andermans leven meer waarderen. En hoe meer we met anderen te maken krijgen, des te meer groeit onderling begrip, zelfs al is dat soms uit egoïsme. Pinker laat zien dat empathie en zelfbeheersing op den duur sterkere eigenschappen zijn dan sadisme en wraak. Ons beter ik is een indrukwekkende, onmisbare geschiedenis van de menselijke omgang en een boek voor de eeuwigheid.

Steven Pinker (Montréal, 1954) is een experimenteel psycholoog, en professor in Psychologie aan Harvard University. Hij schreef over taal en intelligentie in onder andere Het taalinstinct (1994), Hoe de menselijke geest werkt (1997), Het onbeschreven blad (2002) en De stof van het denken (2007). Het unieke van Steven Pinker is dat hij zijn antwoorden op zoveel terreinen zoekt: psychologie, taalkunde, evolutiebiologie - en dat maakt hem ook meteen iemand die vanuit veel hoeken op debat en controverse kan rekenen.

  • 'De stof van het denken is een rijk boek waarin Pinker laat zien hoe de werkelijkheid de taal bepaalt en de manier waarop we daarmee als biologische en sociale dieren hebben leren omgaan.' - De Standaard
  • 'Wie op de hoogte wil raken van een fascinerende nieuwe wetenschap, en bovendien graag spannende populair-wetenschappelijke boeken leest, moet zich Het taalinstinct niet laten ontgaan.' - Trouw

 

Voorwoord

Dit boek gaat over misschien de belangrijkste ontwikkeling ooit die in de menselijke geschiedenis heeft plaatsgevonden. Geloof het of niet (en ik weet dat de meeste mensen het niet geloven), het geweld in de wereld is over een langere tijdspanne afgenomen en het tijdperk waarin we nu leven is misschien wel het vredelievendste in het bestaan van onze soort. De afname is zeker niet gladjes verlopen, het geweld is niet volledig verdwenen en het is allerminst zeker of het geweld blijft afnemen. Maar de trend is onmiskenbaar, zowel op een schaal van millennia als van jaren en strekt zich uit, van het voeren van oorlogen tot het slaan van kinderen.
De vermindering van geweld laat geen aspect van het leven onberoerd. Het dagelijks bestaan is anders als je altijd bang moet zijn om te worden verkracht, ontvoerd of vermoord. Handel, onderwijs en kunsten kunnen nauwelijks tot ontwikkeling komen als de instellingen die ze mogelijk maken even snel worden geplunderd en platgebrand als ze zijn opgebouwd.
De historische ontwikkeling van het geweld beïnvloedt niet alleen het dagelijks leven, maar ook hoe we dit begrijpen. Wat is er fundamenteler voor ons gevoel van wat alles betekent en waar het naartoe gaat dan de vraag of we op lange termijn beter of slechter zijn geworden van het geploeter van het menselijk ras? Hoe, in het bijzonder, moeten wij de moderniteit begrijpen – wat moeten we denken van de erosie van de familie, stam, traditie en godsdienst, veroorzaakt door het individualisme en het kosmopolitisme, de rede en de wetenschap? Er hangt veel af van hoe we deze overgang opvatten: of we onze wereld zien als een poel van misdaad, terrorisme, genocide en oorlogen of als een periode die in vergelijking met het verleden is gezegend met een ongekend niveau van vreedzame coëxistentie.
De vraag of de trends in het gebruik van geweld omhoog of omlaag gaan, beïnvloedt ook onze opvatting van de natuur van de mens. Hoewel op biologie gebaseerde theorieën over de menselijke natuur vaak worden geassocieerd met een fatalistische houding ten aanzien van geweld, en de theorie dat de geest een onbeschreven blad is met vooruitgang wordt geassocieerd, is het verband in mijn ogen eerder omgekeerd. Hoe moeten we de natuurlijke staat van leven begrijpen die er heerste toen onze soort ontstond en de geschiedenis begon? De overtuiging dat het geweld is toegenomen, doet vermoeden dat we zijn besmet, misschien onherstelbaar besmet, door de wereld die we gemaakt hebben. De overtuiging dat het is afgenomen, suggereert dat we als woestelingen zijn begonnen en dat de kunstgrepen van de beschaving ons een nobele richting hebben doen kiezen, een richting waarin we kunnen hopen verder te komen.
Dit is een dik boek en dat moet ook wel. Eerst moet ik u ervan overtuigen dat het geweld in de loop van de geschiedenis echt is afgenomen, in de wetenschap dat dit idee scepsis, ongeloof en soms woede opwekt. Onze cognitieve vermogens maken ons vatbaar voor het idee dat we in gewelddadige tijden leven, vooral als ze worden opgestookt door media die uitgaan van het motto if it bleeds, it leads. Het menselijk brein schat de kans dat een gebeurtenis zich voordoet in aan de hand van het gemak waarmee het zich voorbeelden herinnert, en er worden nu eenmaal meer beelden van bloedbaden onze huizen in gestraald en in onze geheugens gebrand dan van mensen die sterven van ouderdom. 1 Hoe gering het percentage doden door geweld ook is, in absolute aantallen zijn het er altijd genoeg om een televisiejournaal mee te vullen. De indruk die mensen hebben van geweld, is dus losgekoppeld van de werkelijke omvang.
Ons gevoel van gevaar wordt ook verstoord door onze morele psychologie. Niemand heeft ooit activisten voor een goede zaak geworven door te roepen dat de dingen steeds beter gaan. En brengers van goed nieuws krijgen vaak het advies hun mond te houden om mensen niet in slaap te sussen. Ook geeft een groot deel van onze intellectuele cultuur niet graag toe dat er iets goeds zou kunnen zijn aan onze beschaving, moderniteit en westerse maatschappij. Maar waarschijnlijk komt de illusie dat geweld continu aanwezig is vooral voort uit een van de krachten die het geweld ooit hebben doen afnemen. De afname van gewelddadig gedrag ging gepaard met een afname van een tolerante of zelfs verheerlijkende houding ten aanzien van geweld, en vaak loopt de mentaliteitsverandering voorop. Vergeleken bij de massawreedheden uit de menselijke geschiedenis lijkt een dodelijke injectie voor een moordenaar in Texas of een bende hooligans die iemand van een etnische minderheid intimideert vrij mild. Maar vanuit hedendaags perspectief beschouwen we dergelijke gebeurtenissen als teken van hoe diep we kunnen zinken, niet van hoe hoog de lat tegenwoordig wordt gelegd.
Tegen deze vooroordelen in zal ik u moeten overtuigen met cijfers, die ik uit computerbestanden pluk en in grafieken weergeef. Telkens leg ik uit waar de cijfers vandaan komen en doe ik mijn best om duidelijk te maken wat ze betekenen. Het probleem dat ik wil begrijpen, is hoe het geweld op vele fronten is afgenomen: in het gezin, in de buurt, tussen stammen en andere gewapende groepen, en tussen grote naties en staten. Als de geschiedenis van het geweld op verschillende niveaus een volkomen eigen traject had gevolgd, dan zou voor elk een apart boek geschreven moeten worden. Maar tot mijn voortdurende verbazing gaan de wereldwijde trends achteraf gezien op bijna alle niveaus naar beneden. Dat vraagt om onderbouwing van de verschillende trends in één boek en het zoeken naar overeenkomstige perioden, oorzaken en ontwikkelingen.
Ik hoop u ervan te overtuigen dat zoveel vormen van geweld gelijktijdig zijn afgenomen dat dit geen toeval meer kan zijn en dat er dus een verklaring voor gevonden moet worden. Het ligt voor de hand om de geschiedenis van het geweld als een morele strijd voor te stellen – als een heldhaftig gevecht van recht tegen onrecht – maar dat is niet mijn uitgangspunt. Mijn aanpak is wetenschappelijk in brede zin, wat wil zeggen dat ik naar verklaringen zoek waarom dingen gebeuren. We ontdekken misschien dat de vooruitgang in vredelievendheid deels tot stand werd gebracht door ‘morele ondernemers’ en hun bewegingen. Maar het is ook mogelijk dat we prozaïscher verklaringen vinden, die te maken hebben met veranderingen in de techniek, het bestuur, de handel of de aanwezige kennis. De afname van geweld kan niet worden opgevat als een onstuitbare progressieve kracht die ons naar een omegapunt van volmaakte vrede voert. Het gaat eerder om een verzameling statistische trends in het gedrag van groepen mensen in verschillende tijdperken en het vraagt daarom om een verklaring in psychologische en historische zin: hoe de menselijke geest reageert op veranderende omstandigheden.
Een groot deel van dit boek is gewijd aan de psychologie van geweld en geweldloosheid. De theory of mind die ik gebruik, is een synthese van cognitieve wetenschap, affectieve en cognitieve neurowetenschappen, sociale en evolutionaire psychologie, en andere wetenschappen van de menselijke natuur die ik onderzocht in Hoe de menselijke geest werkt, Het onbeschreven blad en De stof van het denken. Volgens deze synthese is het brein een complex systeem van cognitieve en emotionele vermogens die in de hersenen zijn geïmplementeerd en hun basisontwerp danken aan evolutionaire processen. Door een aantal van deze vermogens neigen we naar verschillende soorten geweld. Dankzij andere – ‘de betere engelen van onze natuur’, in Abraham Lincolns woorden – neigen we naar samenwerking en vrede. Om de afname van het geweld te verklaren moet ik de veranderingen vaststellen in onze culturele en materiële omgeving die zorgden dat onze vredelievende motieven de overhand kregen.
Ten slotte moet ik laten zien hoe onze geschiedenis ingrijpt op onze psychologie. Alles wat de mens betreft, is onderling verbonden en dat geldt in het bijzonder voor geweld. De vreedzamer samenlevingen zijn meestal ook rijker, gezonder, beter opgeleid, beter bestuurd, vrouwvriendelijker en meer geneigd om handel te drijven. Het is niet gemakkelijk om te zeggen met welke van deze positieve kenmerken de vicieuze cirkel begon en welke daarop meeliftten en het is verleidelijk om te berusten in onbevredigende cirkelredenaties als ‘het geweld is afgenomen omdat de cultuur minder gewelddadig werd’. Sociale wetenschappers onderscheiden ‘endogene’ variabelen (die zich binnen het systeem bevinden en worden beïnvloed door het fenomeen dat ze proberen te verklaren) en ‘exogene’ variabelen (die op gang worden gebracht door krachten van buitenaf). Exogene krachten kunnen praktisch zijn en bijvoorbeeld veranderingen betreffen op het gebied van technologie, demografie, handel en bestuur. Maar ze kunnen ook te maken hebben met de intellectuele wereld, als nieuwe ideeën worden bedacht en verspreid en een eigen leven gaan leiden. Het is het bevredigendst om een historische verandering te verklaren aan de hand van een exogene trigger. Voor zover de data dit toestaan, zal ik proberen om exogene krachten te identificeren die onze geest op verschillende tijdstippen en verschillende wijzen hebben beïnvloed, en waarvan men kan zeggen dat ze daarmee een afname van het geweld hebben veroorzaakt.
Al die verklaringen voor deze veranderingen vormen bij elkaar een dik boek – zo dik dat ik het verhaal niet bederf als ik de belangrijkste conclusies nu al aanstip. Ons betere ik is een verhaal over zes trends, vijf innerlijke demonen, vier goede engelen en vijf historische krachten.

Zes trends (hoofdstuk 2 tot en met 7). Om enige samenhang te brengen in de vele ontwikkelingen die samen zorgden dat het geweld onder onze soort afnam, heb ik ze in zes belangrijke trends onderverdeeld.
De eerste, die zich in de loop van duizenden jaren voltrok, betreft de overgang van de anarchistische samenlevingen waarin jagen, verzamelen en kleinschalige landbouw centraal stonden en onze soort zijn evolutionaire geschiedenis grotendeels doormaakte, naar de landbouwbeschavingen met steden en overheden, die rond vijfduizend jaar geleden ontstonden. Na die overgang namen de voortdurende overvallen en plundertochten af die kenmerkend waren voor het leven in een natuurlijke toestand en volgde een ongeveer vijfvoudige daling van het aantal doden door geweld. Ik noem dit opleggen van vrede het pacificatieproces.
De tweede trend duurde meer dan vijfhonderd jaar en is het best gedocumenteerd in Europa. Tussen de late Middeleeuwen en de twintigste eeuw daalde het aantal moorden in de Europese landen met een factor tien tot vijftig. In zijn klassieke boek Het civilisatieproces schreef socioloog Norbert Elias deze raadselachtige daling toe aan het samengaan van een lappendeken van feodale gebieden tot grote koninkrijken met een centraal gezag en een infrastructuur van koophandel. Met dank aan Elias noem ik deze trend het civilisatieproces.
De derde trend begon in het tijdperk van de Rede en de Europese Verlichting in de zeventiende en achttiende eeuw (hoewel hij voorlopers had in het klassieke Griekenland en de Renaissance, en parallellen elders in de wereld). Hierbij ontstonden de eerste georganiseerde bewegingen om sociaal geaccepteerde vormen van geweld af te schaffen, zoals despotisme, slavernij, duelleren, martelen, moorden uit bijgeloof, sadistische bestraffing en wreedheid tegen dieren, evenals het eerste begin van een systematisch pacifisme. Historici noemen deze overgang soms de Humanitaire Revolutie.
De vierde belangrijke trend voltrok zich na de Tweede Wereldoorlog, waarin een historisch ongekende ontwikkeling plaatsvond, die al meer dan 65 jaar duurt: de grote mogendheden en ontwikkelde landen in het algemeen voerden niet langer oorlog tegen elkaar. Historici noemen deze gezegende stand van zaken de Lange Vrede.
De vijfde trend betreft ook de gewapende strijd, maar is subtieler. Hoewel mensen die het nieuws volgen het wellicht moeilijk kunnen geloven, zijn alle soorten gewelddadige conflicten – burgeroorlogen, genocide, onderdrukking door autocratische regeringen en terreuraanslagen – sinds het einde van de Koude Oorlog in 1989 over de hele wereld in aantal afgenomen. Onder verwijzing naar het voorlopige karakter van deze fortuinlijke ontwikkeling, noem ik haar de Nieuwe Vrede.
In het naoorlogse tijdperk, symbolisch ingeluid door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948, ontstond er ten slotte een groeiende weerzin tegen agressie op kleinere schaal, met inbegrip van geweld tegen etnische minderheden, homoseksuelen, vrouwen, kinderen en dieren. Vanaf eind jaren 1950 tot de dag van vandaag ontstond er een stortvloed aan afsplitsingen van het mensenrechtenidee – bewegingen voor burgerrechten, homorechten, vrouwenrechten, rechten van kinderen en rechten van dieren – die ik de rechtenrevolutie noem.

Vijf innerlijke demonen (hoofdstuk 8). Veel mensen geloven impliciet in de hydraulische theorie van geweld, die inhoudt dat we een aangeboren neiging hebben tot agressie (een doodsinstinct of bloeddorstige aanleg), die we in ons opkroppen en die periodiek moet worden ontladen. Dat is echter diametraal in tegenspraak met hedendaagse wetenschappelijke inzichten in de psychologie van geweld. Agressie bestaat niet uit een enkel motief, laat staan dat het om een opgekropte drang gaat, maar komt voort uit verschillende psychologische systemen die verschillen wat betreft de prikkels uit de omgeving, de interne logica, de neurobiologische basis en hun sociale verspreiding. In hoofdstuk 8 worden er vijf van uitgelegd. Roofzuchtig of instrumentaal geweld is geweld dat gewoon als praktisch middel wordt gebruikt om een doel te bereiken. Dominantie is de drang naar gezag, prestige, roem en macht, of het nu om machogedrag onder individuen gaat of om een machtsstrijd tussen raciale, etnische, religieuze of nationale groepen. Wraak wakkert de morele drang tot vergelding, straf en rechtvaardigheid aan. Sadisme is genot beleven aan andermans leed. En een ideologie is een gedeeld geloofssysteem, meestal voorzien van een utopische visie die onbeperkt geweld rechtvaardigt om het onbeperkte goede te kunnen bereiken.

Vier goede engelen (hoofdstuk 9). Mensen zijn niet van nature goed (net zomin als ze van nature slecht zijn), maar ze beschikken over motieven die hen van geweld doen afzien en de richting doen kiezen van samenwerking en altruïsme. Door empathie (met name in de vorm van medeleven of sympathie) voelen we de pijn van anderen en brengen we hun belangen op een lijn met de onze. Zelfbeheersing stelt ons in staat om te anticiperen op de consequenties van impulsief gedrag en dit dienovereenkomstig te remmen. Met ons morele besef stellen we een reeks normen en taboes die de interactie bepalen tussen de mensen in een cultuur, soms op een wijze die het geweld doet afnemen, maar soms ook (als de normen tribaal, autoritair of puriteins zijn) op een wijze die het doet toenemen. En ten slotte kunnen we ons door de rede bevrijden van ons beperkte perspectief, om na te denken over de manier waarop we leven en hoe we onze goede engelen kunnen inzetten. In een paragraaf onderzoek ik ook de mogelijkheid dat homo sapiens zich in de recente geschiedenis zodanig heeft ontwikkeld dat hij minder gewelddadig is geworden in de technisch-biologische zin van een verandering in ons genoom. Maar dit boek richt zich vooral op omgevingsveranderingen: op veranderingen in de historische omstandigheden die op verschillende manieren van invloed zijn op een vaststaande menselijke aard.

Vijf historische krachten (hoofdstuk 10). In het laatste hoofdstuk probeer ik de geschiedenis en de psychologie weer bij elkaar te brengen door de exogene krachten te benoemen die onze vredelievende motieven en de meervoudige afname van het geweld hebben bevorderd. De Leviathan – de staat en de rechterlijke macht met een monopolie op het legitiem gebruik van geweld – remt de verleiding om andere groepen aan te vallen en te beroven, verzwakt de impuls om wraak te nemen en verkleint de op eigenbelang gebaseerde vooroordelen die alle partijen doen geloven dat ze aan de kant van de engelen staan. Economische samenwerking is een spel met alleen maar winnaars, en nu technologische vooruitgang de uitwisseling van goederen en ideeën over langere afstanden en bij grotere groepen handelspartners mogelijk maakt, heeft men andere mensen liever levend dan dood en worden ze minder snel gedemoniseerd of als minderwaardig beschouwd. Feminisering is het proces waarbij culturen steeds meer respect voor de belangen en waarden van vrouwen krijgen. Omdat geweld grotendeels een tijdverdrijf voor mannen is, zijn culturen die vrouwen zelfbeschikking geven geneigd om geweld niet langer te verheerlijken en minder snel gevaarlijke subculturen voort te brengen van ontwortelde jonge mannen. De krachten van het kosmopolitisme, zoals lezen, reizen en massamedia, leren ons het perspectief van anderen te zien die niet op ons lijken en de kring waarvoor we empathie voelen uit te breiden. Ten slotte kan een intensievere toepassing van kennis en rationaliteit op zaken die de mens betreffen – de roltrap van de rede – mensen dwingen te beseffen hoe zinloos geweldsspiralen zijn, hun eigen belangen niet steeds te laten voorgaan en hun geweld te zien als een probleem dat moet worden opgelost in plaats van als een wedstrijd die moet worden gewonnen.
Als men beseft dat het geweld afneemt, begint de wereld er anders uit te zien. Het verleden lijkt minder onschuldig, het heden minder sinister. Men heeft meer waardering voor de kleine successen op het gebied van samenleven die onze voorouders utopisch zouden hebben geleken: het uit verschillende rassen bestaande gezin dat in het park speelt, een cabaretier die een grap maakt over de opperbevelhebber van het leger, landen die kalm een crisis bezweren in plaats van deze op een oorlog te laten uitdraaien. Dit is geen verandering die zelfgenoegzaamheid inhoudt. De vrede die we tegenwoordig genieten, bestaat omdat vorige generaties geschokt waren door het geweld van hun tijd en probeerden dit tegen te gaan, en dus moeten wij op dezelfde wijze proberen het geweld dat nog steeds onder ons is te verminderen. En de beste bevestiging dat deze inspanningen de moeite waard zijn, is de erkenning dat het geweld afneemt. Er wordt sinds lang gemoraliseerd over het onmenselijke gedrag van mensen onderling. Als we weten dat de onmenselijkheid door een bepaalde oorzaak is afgenomen, kunnen we de agressie zien als een kwestie van oorzaak en gevolg. In plaats van te vragen waarom er oorlog is, kunnen we vragen: ‘Waarom is er vrede?’ We kunnen dan niet alleen geobsedeerd zijn door wat we verkeerd hebben gedaan, maar ook door wat we goed doen. Want we doen iets goed en het zou prettig zijn om te weten wat dat precies is.

Veel mensen vragen me hoe ik ertoe kwam om over geweld te schrijven. Daar is niets raadselachtigs aan: geweld is vanzelfsprekend een zorg voor iedereen die de menselijke natuur bestudeert. Ik las voor het eerst over de afname van het geweld in Homicide, Martin Daly’s en Margo Wilsons klassieke boek over evolutionaire psychologie, waarin zij de hoge percentages gewelddadige doodsoorzaken bespreken in staatloze samenlevingen en verwijzen naar de daling van het aantal moorden vanaf de Middeleeuwen tot nu toe. In verschillende van mijn vorige boeken noemde ik reeds deze neerwaartse trend en de toegenomen menselijkheid, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de afschaffing van slavernij, despotisme en wrede straffen, ter ondersteuning van het idee dat morele vooruitgang in overeenstemming kan zijn met een biologische benadering van het menselijke brein en een erkenning van de donkere kant van de menselijke natuur. Ik herhaalde deze ideeën bij mijn antwoord op de jaarlijkse vraag van het online forum www.edge.org, die in 2007 luidde: ‘Waar bent u optimistisch over?’ Deze knuppel in het hoenderhok leverde een uitgebreide correspondentie op van historisch criminologen en onderzoekers in internationale studies, die me schreven dat er veel meer bewijzen voor een historische afname van het geweld zijn dan ik me had gerealiseerd. Hun gegevens overtuigden mij dat er een verhaal lag te wachten om te worden verteld.

© 2011 Steven Pinker
© 2011 Nederlandse vertaling Hanneke Bos, Menno Grootveld, Inge Kok en Meile Snijders

Uitgeverij Contact

pro-mbooks1 : athenaeum