Leesfragment: Tirade 458

27 november 2015 , door Maria Vlaar
| | | | |

Zondag 29 maart, vanaf 16.00, wordt in Perdu Tirade 458 gepresenteerd, met als thema ‘Meester en leerling’, opgedragen aan Erik Menkveld (1950-2014). Wij brengen Maria Vlaars ‘Tegen de vroegdood’. ‘De vroegdood slaat overal toe: in het verkeer, in een oorlog, in het ziekenhuis, of gewoon in alle overrompelende overwachtsheid aan een aanrecht in een keuken, als het hart stopt met kloppen. Erik was er nog niet aan toe te sterven, en toch stierf hij.’

'Meester en leerling' is het thema van Tirade 458, dat is opgedragen aan dichter en schrijver Erik Menkveld (1950-2014). Zowel in zijn roman Het grote zwijgen als in zijn gedichten speelt de verhouding tussen meester en leerling een belangrijke rol. Dit Tirade-nummer biedt een verzameling gedichten, verhalen en essays die op uiteenlopende wijze aansluiten bij het thema. Met nieuwe bijdragen van onder anderen Willem Jan Otten, Marjoleine de Vos, K. Schippers, Anneke Brassinga, Neeltje Maria Min, en het eerste gedeelte van Erik Menkvelds onvoltooide roman Aline. Maria Vlaar en Emilia Menkveld treden op als gastredacteuren.

 

Tegen de vroegdood

Vroeggeboorte is: ‘De geboorte van een kind binnen 37 weken na bevruchting. Dikwijls is de vroeggeborene erg kwetsbaar omdat het lichaam nog niet geheel volgroeid is en nog niet op eigen kracht kan functioneren.’ De te vroeg geborene heeft zich onttrokken aan de tijd die staat voor de rijping van zijn lichaam en kan de wereld die hij betreedt nog niet aan. Prematuur en onvolgroeid wordt hij de wereld in geworpen en moet hij zien te overleven, wat niet altijd lukt. Het kind is er nog niet aan toe geboren te worden, en toch wordt het geboren. Onze dochter Darja, nu zeventien, werd geboren 37 weken na de bevruchting. Zij was klein en mager en kon nog niet zelf drinken en zichzelf warmhouden, maar door een overdosis aan liefde in de eerste weken na haar geboorte werd zij een mollige en blije baby, en nu een mooie, intelligente en nieuwsgierige jonge vrouw.
Vroegdood is: ‘De dood van een mens binnen de groei- en bloeiperiode van zijn leven. Dikwijls is de vroegdode zich nog volop aan het ontwikkelen, is zijn geest nog niet geheel volgroeid en is hij nog niet toe aan de beëindiging van zijn leven.’ Die definitie is niet in een woordenboek of op internet te vinden, zoals wel de definitie van de vroeggeboorte. De term vroegdood bestaat niet, maar nu ik het woord heb uitgevonden begrijpt iedereen wat ik ermee bedoel.
De vroegdood slaat overal toe: in het verkeer, in een oorlog, in het ziekenhuis, of gewoon in alle overrompelende overwachtsheid aan een aanrecht in een keuken, als het hart stopt met kloppen. Erik was er nog niet aan toe te sterven, en toch stierf hij.

Er lijkt een ideale manier te zijn om te sterven. Net als rondom de geboorte, waar ook een roze waas van ‘natuurlijkheid’ omheen kan liggen, is er rondom de dood zo’n waas gecreëerd, volop ondersteund door de aanhangers van euthanasie en door de media. Een tijdige dood, en daarmee bedoel ik een dood op hoge leeftijd, en ‘een zachte dood’, daar streven we naar zoals naar een ‘natuurlijke bevalling’.
In werkelijkheid is de dood nooit zacht.
De dood is hard en koud en gruwelijk eenzaam. Zelfs als er mensen rondom het sterfbed zitten en de hand van de stervende vasthouden, wat in het geval van Eriks ontijdige dood niet zo mocht zijn, is sterven eenzaam. Je kunt hopen op berusting, als je oud bent en met tevredenheid terug kunt kijken op je leven. De dood is welkom, de eenzaamheid ervan verzacht. ‘Het is goed zo,’ is het clichézinnetje dat iedereen, ook mij, op de lippen ligt als een hoogbejaarde met een haperend lichaam de geest geeft. De overgang naar de andere kant, naar de dood, lijkt dan een natuurlijk proces dat een logisch en aanvaardbaar einde inhoudt van een welbesteed leven.
Toch ervaart een stervende dit bijna nooit zo.
Sterven is meestal iets heel anders. Het is een pijnlijk proces van verwarring, losmaking en onthechting. Ook onthechting van degenen die in radeloosheid en verdriet worden achtergelaten. Naast een stervende bejaarde zitten die gesedeerd is, die al wekenlang niet meer eet en al dagenlang niet meer drinkt, is niet getuige zijn van een natuurlijk proces, maar van een gevecht op leven en dood.
Een zachte dood bestaat niet. Mensen, ook mensen die besloten hebben dood te willen, gaan niet gemakkelijk dood. Tegelijk kan de dood zo snel toeslaan dat het gemakkelijk lijkt. Tegen de dood zelf kan men niet protesteren, dat is net zo bizar als protesteren tegen het leven. Ik kan alleen vaststellen dat het lichaam altijd protesteert tegen de dood. Je kunt tegen jezelf zeggen: nu ga ik dood, maar daarmee bén je nog niet dood. Het lichaam luistert niet. Het is een overgang die gepaard gaat met pijn en verlies, zowel bij de stervende als bij de achtergeblevenen. Het lichaam van de achtergeblevene protesteert net zo goed tegen de dood.
Bij de vroegdood is dit alles des te schrijnender. Alles wat Erik nog wilde schrijven, alle kennis die hij nog had kunnen overdragen, alle ervaringen die hij nog had kunnen verwerven, alle liefde die hij nog had kunnen uitdragen, alle steun die hij nog aan zijn kinderen had kunnen geven, alle raad die hem gevraagd had kunnen worden, alle liefde die hij nog had kunnen ontvangen: het wordt in één klap uitgewist. Julian Barnes schrijft in zijn novelle Hoogteverschillen over de geschiedenis van de luchtballon en over de rouw om zijn te vroeg gestorven vrouw. Hij ervaart haar dood als de klap die een mens maakt als hij vanuit zijn lucht ballon ineens op de grond wordt gesmeten. ‘Als we hoog vliegen, kunnen we ook neerstorten. Zachte landingen komen weinig voor. We kunnen zomaar met benenbrekende kracht over de grond stuiteren, voortgesleept in de richting van een buitenlandse spoorweg. Elk verhaal van liefde is een potentieel verhaal van verdriet. Zo niet onmiddellijk, dan wel later.’ Een te vroeg geborene kan soms door een overdosis aan liefde in leven worden gehouden. Een te vroeg gestorvene niet. Wie achterblijft ligt op de grond, van grote hoogte neergestort, met lege handen, en kan niets doen.
De vroegdood van een geliefde gaat gepaard met spijt over wat niet gedaan is, wroeging over wat niet is opgelost, woede over wat niet geleefd is. K. Schippers schreef mij na Eriks dood dat hij zijn dood niet aanvaardde. Hij accepteerde het gewoonweg niet. Dat is wat de vroegdood doet met de achtergeblevenen. Het voelt als een oneerlijke en onjuiste beslissing van het lot, waartegen wij ons zo lang mogelijk moeten verzetten. Omdat, zo is mij langzaamaan en met horten en stoten duidelijk geworden, met dat verzet de mogelijkheid lijkt te worden geopend het lot te keren. Het had toch net zo goed gekund dat de vroegdode nog dertig jaar geleefd had en 84 was geworden? Als deze mogelijkheid er ook is, waarom is die dan niet gekozen? En als we die keuze van het lot niet aanvaarden, is dat daarmee dan te keren? Met een minieme verschuiving in de keten van gebeurtenissen had het lot een net iets ander pad kunnen nemen, waardoor de vroegdood niet toegeslagen had. Een gaspedaal dat even hapert waardoor de auto één seconde later optrekt. De mobiel die één meter dichterbij op tafel had gelegen, waardoor de ambulance nog gebeld had kunnen worden. De granaat die één huis verderop was ingeslagen. Een telefoontje dat één kwartier langer had geduurd waardoor er alarm geslagen had kunnen worden. Eén woord dat niet gezegd zou zijn. Eén ander woord dat wel gezegd zou zijn. Iedereen die in de woorden van Barnes de ‘verdrietskeerkring’ is gepasseerd, herkent dit.

We zijn opgegroeid in een tijd waarin je het lot en je levensloop naar je hand lijkt te kunnen zetten. Je man kan dood zijn, maar als je wacht komt hij weer terug. Zijn leven was nog niet klaar, dus komt hij alsnog zijn tijd volmaken. David Grossman beschrijft in zijn roman Vrouw op de vlucht voor een bericht deze vorm van magisch denken: door te gaan lopen en zichzelf onbereikbaar te maken, voorkomt de vrouw in de roman slachtoffer te worden van de doodstijding van haar geliefde zoon. Zolang de woorden ‘hij is dood’ niet zijn uitgesproken, is hij niet dood.
Maar zo is het niet. De vroegdood slaat toe waar hij wil, en de levenden hebben net zo goed het nakijken als de doden. Zij hebben het te accepteren. Daarom deze tirade tegen de voortijdige dood. De tijdige dood is al onverteerbaar. Laat staan de vroegdood.

Tirade

Uitgeverij Van Oorschot

pro-mbooks1 : athenaeum