Leesfragment: Tirade #446. Brieven

27 november 2015 , door Menno Hartman
| | | | | |

Deze week verschijnt Tirade 446, het laatste nummer onder huidige redactie. Met brieven. Wij publiceren voor uit Menno Hartmans essay over Joost Conijn, Rob Schouten en angst. 'Van een kunstenaar kan je evenzogoed als van een avonturier zeggen dat hij zonder bepaalde bestemming een riskante onderneming aangaat. Is daarmee een tocht over zee in een klein bootje een kunstwerk? Is een vlucht met een zelfgebouwd vliegtuig naar Afrika een kunstwerk? Omdat Conijn er een geïllustreerd boek over maakte, mag de recensent daar een antwoord op geven. Rob Schouten deed dat in de Trouw van 22 september.'

Vallen en opstaan voor kunstenaars en critici

Over een ongemakkelijk boek en waarom het te lezen

Er is een stripje van Barbara Stok waarop een man en een vrouw op de bank zitten en naar de televisie kijken. De man is ongeschoren, hangt onderuit en heeft een pilsje in zijn hand. ‘Kijk,’ zegt zij, ‘dat is grappig, Barack Obama is even oud als jij.’
Het overkwam mij toen ik het boekje van Joost Conijn, Piloot van goed en kwaad, in handen kreeg. Joost Conijn is even oud als ik ben. Maar ik zat op de bank toen ik dat zag. En Joost Conijn bouwde een vliegtuig en vloog ermee naar Afrika. Dit maakte het voor mij een ongemakkelijk boek. En ongemakkelijke boeken moet je lezen, anders wordt het nooit wat.
In de eerste plaats is Conijn een kunstenaar en een avonturier. Beide categorieën die de bankzitter gebruikt om wat hij aan ongemakkelijks waarneemt, weg te poetsen in duidelijkheid. Wat is een avonturier? Dat is iemand die op avonturen uitgaat, op goed geluk, zonder bepaalde bestemming, een riskante onderneming aangaand, geneigd tot vreemde plannen, zo schraap ik de Van Dale lemma’s maar een beetje bij elkaar.
In 1975 stak de toen 33-jarige Nederlandse kunstenaar Bas Jan Ader in een bootje de oceaan over. Zijn bootje heette Guppy 13. Hij raakte vermist en tien maanden later werd zijn boot teruggevonden voor de kust van Ierland. Een van de kunstwerken van Bas Jan Ader heet Broken Fall en is een film die toont hoe Ader zich uit een boom laat vallen. De overgave is een thema in zijn werk, vallen een terugkerend motief.
Dat Ader meer een avonturier is dan een kunstenaar zou ik niet willen beweren. Maar dat zijn fatale laatste kunstwerk avontuurlijk was lijkt evident: Ader gaf zich over aan de zee. Wat doe je precies als je je laat vallen? Je dwingt jezelf de normale angst tegen beschadiging op te geven, je duwt je angst weg om een letsel te kunnen oplopen.

De recensent als avonturier

Van een kunstenaar kan je evenzogoed als van een avonturier zeggen dat hij zonder bepaalde bestemming een riskante onderneming aangaat. Is daarmee een tocht over zee in een klein bootje een kunstwerk? Is een vlucht met een zelfgebouwd vliegtuig naar Afrika een kunstwerk? Omdat Conijn er een geïllustreerd boek over maakte, mag de recensent daar een antwoord op geven. Rob Schouten deed dat in de Trouw van 22 september: ‘Van het Goed en Kwaad in de titel bespeurt de lezer dan ook zo goed als niets, of het moest zijn dat ze in het ene land makkelijker en vriendelijker zijn dan in het andere. Van ethisch, laat staan meta fysisch besef is in dit boek geen enkele sprake. Dat geeft het een merkwaardige leegte, en misschien is dat ook wel de bedoeling van de schrijvende piloot geweest: ons te confronteren met het luchtledige. Maar voor literatuur is dat toch niet genoeg.’
Rob Schouten gaat verder in zijn bespreking: ‘Ergens schrijft hij: “Mijn gedachten hebben drie hoofden nodig.” Misschien is dát het wel, zijn er te veel gedachten om weer te geven en heeft de auteur het zuchtend opgegeven. Het resultaat is een leeghoofdig avonturenboek. Wel rijk geïllustreerd trouwens, met foto’s van halve vleugels, instrumentenpanelen, routekaarten en uitzichtjes op de savanne. Voor in het album thuis zal ik maar zeggen.’
Zou Rob Schouten Piloot van goed en kwaad ook een ongemakkelijk boek hebben gevonden? Ik denk het wel. En daarbij vertoont hij een verschijnsel dat je bij meer recensenten aantreft die al lang in het vak zitten. Rob Schouten zit volledig vast in zijn verwachtingen van wat een boek moet zijn. Hij formuleert dat zelf in zijn bespreking van het boek.
Er moeten ‘woorden vuilgemaakt aan de voorgeschiedenis’, een avonturenroman moet ‘verdieping’ kennen, het moet over ‘ethiek en metafysica’ gaan, want anders is het boek geen literatuur. Ik citeer hier dus uitsluitend wat Schouten zelf beweert. Schouten heeft het boek dus gelezen met vaste schema’s in zijn gedachten. Hij wilde niet op goed geluk gaan lezen, maar met een bepaalde bestemming. In meest concrete vorm is deze bestemming: een stukje dat hij moest typen en waar hij wat geld voor krijgt. Schouten is dus geen avonturier. Schouten gaat geen riskante onderneming aan en is niet geneigd tot vreemde plannen.
Dat hoeft ook niet, maar men zou het de lezer van Trouw gunnen dat hij wat minder schematisch en wat minder met een al te helder doel voor ogen zijn boeken leest, want dát is de opdracht die de krant zijn recensenten moet stellen.
Iedere recensie zou – zoals ieder boek – een zoektocht moeten zijn naar iets essentieels. In het geval van de recensie is dat een vraag naar wat de bedoeling en de achtergrond van het boek is. Een goede recensent moet daartoe steeds weer zijn verwachtingen temperen, want hij moet niet op zoek naar wat hij vindt dat het boek zou moéten zijn, maar naar wat het boek ís. En voor die zoektocht moet je wel wat avontuurlijk durven zijn. Daar is immers meer welwillendheid voor nodig dan sommige recensenten die dit werk al heel lang doen, kunnen opbrengen. Is – als ik mijn uitweiding nog heel even voortzet – een ervaren recensent dan een slechte? Neen. Hij kan vergelijken en context geven. Dat moet hij dan ook doen.
Heeft Schouten het moeilijk gehad met dit boek? Ja, ik denk het wel. Hij is te ervaren om er lang aan te blijven haken, maar met kleine uitglijers als: ‘uitzichtjes op de savanne’ en ‘hier stuitert een uit hout en aluminium in elkaar geflanst brikje door de lucht’ toont Schouten dat de jonge avonturier in hem niet helemaal dood is: we lezen toch echt een beetje afgunst hier. Piloot van goed en kwaad is niet zozeer een ‘merkwaardig leeg boek’ voor Rob Schouten, maar ook een ongemakkelijk boek. Schouten heeft het boek willen wegzetten.

Angst om te vallen

In het stukje in Trouw staat dat dit boek over vliegen gaat, maar dat is niet juist, dit boek gaat over angst.
Het knispert in het boek van passages als deze: ‘We praten om elkaar vast te houden boven de zee en niet in stille gedachten naar beneden te storten.’ ‘Strand wisselt af met rotsen. Een weggetje of een verlaten vissershut als tekens van leven. Als die er niet meer zijn begin ik aan de dood te denken.’ En verderop: ‘Ik lig op de stretcher en verzamel moed voor de vlucht over de Sahara.’ ‘Ik moet de wind leren kennen, om hem niet te vrezen.’ ‘Ik voel me machtig boven de onverbiddelijke woestijn, maar de angst om erin te belanden knaagt harder.’ ‘Ik ben volledig op mezelf aangewezen. Er is niemand beneden. Ik ben los van het touw waarmee al het leven verbonden is.’ ‘In de jungle is verrotting en de dood overal om je heen aanwezig, maar ik ben er nooit bang geweest. De woestijn is onaangeraakte schoonheid. Zag ik maar kadavers, dode stinkende kamelen, als teken van leven. Ik vlieg in een wolk van angst, mijn adem houd ik in.’
Het boek is een redelijk feitelijk relaas van de vlucht, de landingen, het weer, de mensen op de baan, maar vindt zijn spanning in de angst van de piloot. Belangrijk is evenwel dat deze angst maar heel zelden leidt tot het besluit niet te gaan. De overweging met een zelfgemaakt vliegtuig naar Afrika te vliegen is het besluit van een avonturier. Je moet je angst kennen en ermee omgaan om te zien hoever je kunt gaan. Om te weten wat de spankracht van je leven is. De fascinatie van Bas Jan Ader voor vallen is vergelijkbaar met de fascinatie van Joost Conijn voor vliegen. Bijna op het einde van Piloot van goed en kwaad, als Conijn uit een paar benarde situaties gered is, krijgt de tekst opeens een zeker opgetogenheid. Conijn begint ineens te reflecteren op de vlucht en schrijft: ‘Het verschil tussen vooruitblikken en terugkijken is overwonnen angst. De angst verdampt wanneer je op het gevaar afgaat. Ik ben door de angst heen gegaan, de gevaarlijkste landen heb ik achter me gelaten. Je ondergaat iets waardoor alles inzichtelijk wordt.’ Dit is meer reflectie dan we tot dan toe van Conijn hebben meegekregen. Zonder overigens te zeggen dat Conijn niet zou nadenken over wat hij doet. De passage geeft de essentie van Conijns project weer.
‘In het trottoir zitten mansgrote gaten,’ schrijft hij eerder, ‘waar je onoplettend in stapt. Het is bevrijdend gevaarlijk.’ Dit bevrijdende aspect van gevaar, de overtuiging die hij koestert dat door op gevaar af te gaan, het verdwijnt, dat is wat Conijn drijft.

Gebroken val

In de film Broken Fall (organic) van Bas Jan Ader hangt een man aan een tak boven een sloot in het Amsterdamse Bos. Hij beweegt in de film telkens ietsje naar het uiteinde van de tak. Ik heb een vriend die dat zou begrijpen. Hij leidt aan wat hij zelf noemt: spankrachtsensatie. Wanneer hij een potlood in zijn hand heeft, en we zijn aan het praten en het gaat heel ergens anders over, merk ik toch dat hij druk op de beide uiteinden van het potlood uitoefent. Met beide handen het potlood vasthouden, een begin maken het te breken, maar dat eindeloos uitstellen. Dat breken ook ergens wel willen voorkomen, maar op zoek naar het punt waar dat voorkomen niet meer gaat en het potlood breekt. Bas Jan Ader beweegt in de film naar het uiteinde van de tak in de verwachting, in de hoop of vrees dat de tak het begeeft. Als de tak dat niet doet, laat hij los en valt in het water.
De film Broken Fall (geometric) toont dat nog sterker: Ader staat op een winderig pad met rechts van hem een schraag. Hij balanceert bijna twee minuten op zijn rechterbeen, hellend naar de schraag op zoek naar het kantelpunt, het moment dat hij gaat vallen. Een heel opvallende gelijkenis met het eerste filmpje is dat in de laatste twee seconden zo’n moment van overgave is, toe dan maar. Bas Jan Ader laat de tak zelf maar los, Bas Jan Ader duwt zich over het kantelpunt heen.
Joost Conijn is al eens uit de lucht gevallen. In Tsjechië, waar hij zijn brevet haalt, stort hij op een dag neer. Maar Conijn vliegt weer: ‘De motor loopt mooi, alle wijzertjes staan goed. Airspeed 80 mph, hoogte 700 meter. Angst om neer te storten is het grondgevoel van de piloot.’
In weer een filmpje van Ader (allemaal op YouTube), onlangs teruggevonden, fietst hij de zee in. Het is te hopen dat Conijn niet te overtuigd raakt van zijn stelling dat gevaar verdampt wanneer je erop afgaat. Het is niet waarschijnlijk dat Conijn zichzelf het duwtje geeft dat Bas Jan Ader zich steeds gaf, daarvoor is Conijn gelukkig niet tragisch genoeg. Of hoop ik dat vanaf de bank alleen maar heel erg?

 

Tirade

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum