Leesfragment: Biefstuk

01 januari 2016 , door Judith Eykelenboom
| |

7 januari verscheen Judith Eykelenbooms debuut Biefstuk. Bij ons een uitgebreid fragment. In samenwerking met Recensieweb.nl richten we iedere maand de schijnwerpers op literaire debuten. In januari vindt u op deze site, naast een fragment uit de roman van Judith Eykelenboom, fragmenten uit de romans van Jaap Bos, Jerry Hormone, Vincent van Meenen, Patrick Pouw, Erik Rozing en Lize Spit.

Om grip te krijgen op de werkelijkheid legt de vijftienjarige Levi Storm haar omgeving vast met de oude camera van haar moeder. De foto’s zijn, net als haar familie, verre van alledaags: de ribben van haar zusje, een gat in het houtwerk, haar moeder die hoogzwanger een sigaret rookt, de hamer onder haar bed. In een wereld die steeds meer afbrokkelt, waarin de grens tussen realiteit en waanzin flinterdun is, levert Levi het bewijs hoe de dingen echt zijn door ‘de essentie’ te fotograferen. De vraag is of ze weerstand kan bieden aan haar vader, een labiele fantast.

Om zichzelf en haar familie te redden, zet ze alles op het spel. De inzet: de onschuld van haar zusje en die van haarzelf.

Judith Eykelenboom (1983) wilde na haar studie journalistiek geen journalist worden, maar schrijver. Ze belandde op de schrijversvakschool en voelde zich meteen als een vis in het water. Met haar debuutroman Biefstuk bewijst Eykelenboom dat ze de goede keuze gemaakt heeft.

7

Het was druk in de stad. Benthe en ik waren op jacht naar het perfecte topje, we zouden die avond uitgaan. Zelf had ik geen flauw benul hoe zo’n topje eruit moest zien, maar gelukkig wist Benthe precies wat ik aan moest trekken om een verpletterende indruk te maken. Zij besteedde vanaf haar achtste al haar zakgeld aan kleding en pretendeerde op modegebied alle wijsheid in pacht te hebben, dus ik hobbelde achter haar aan alsof ze de presentatrice van een make-overprogramma was. CoolCat was the place to be.
Ze stoof regelrecht af op het schap achter in de winkel waar de uitgerangeerde kledingstukken hingen. Soms omdat ze een knoop misten, soms omdat er een vlek op zat, maar meestal omdat niemand zich erin durfde te vertonen. Om die categorie was het haar te doen. Bedremmeld keek ik toe hoe ze allerlei minirokjes voor mijn heupen hield en er professionele gezichten bij trok. Sommige kleren hing ze weer terug, andere stapelde ze op haar arm. Opeens begon ze te gillen – het teken dat ze gevonden had waar ze naar op zoek was geweest.
‘Nee! Levi!’ riep ze. ‘Dit moet je vanavond aan!’
Ze hield me een kort latex topje voor dat op de rug bijeengehouden werd door een koord van dezelfde stof dat kruislings van boven tot onder liep. Met geen mogelijkheid zou ik dat ooit aantrekken.
‘Dat pas ik niet,’ zei ik, maar zij sleurde me al mee naar het pashok, waar een rij van minstens tien leeftijds - genootjes stond te wachten, de meeste met hun moeders.
‘Ik weet zeker dat we nu eindelijk een date voor je kunnen regelen,’ ratelde ze opgewonden.
De belangrijkste missie van Benthe was dat ik zou zoenen – met een populaire jongen. Eigenlijk had ik er weinig behoefte aan (de enige met wie ik wilde zoenen, was Floris, en ik wist zeker dat dat nooit zou gebeuren), maar omdat ik van alle meisjes die ik kende – op een paar kneuzen uit mijn klas na – de enige was die nog nooit gezoend had, lag er toch druk op. Als het dragen van sletterige topjes de sleutel tot die ervaring was, moest ik er maar aan geloven.
Benthe stond ongeduldig met de punt van haar schoen te tikken, terwijl ze de stapel rokjes en hotpants op haar armen doornam.
‘Hou eens vast,’ zei ze, terwijl ze een paar glimmende dingen in mijn handen duwde. Ze had nu alleen nog het latex topje en een creatie met bruingroene camouflagevlekken vast. Aan de voorkant was het een rokje, aan de achterkant een broekje.
‘Dit is dé combi.’ Ze hield de hangers boven elkaar, zodat ik kon zien hoe het eruit zou komen te zien. Het meisje voor ons in de rij keek ernaar met een mengeling van angst en ontzag. ‘We hebben echt geluk vandaag.’
‘Ik weet niet of ik genoeg geld heb voor een hele outfit. We kunnen toch alleen het topje kopen?’ bracht ik in.
Benthe lachte, schel en hoog. ‘Daarom hebben we juist geluk. Ze zijn allebei in de uitverkoop.’ Snel graaide ze naar de labels, om te kijken hoe duur ze waren. Ze boog zich naar me toe. ‘Anders maken we er toch gewoon een gat in? Krijgen we nog meer korting.’
‘Ik weet het niet,’ zei ik.
Ze gaf me een duw. ‘Doe niet zo negatief. Wacht nou eerst maar tot je het aan hebt. Je verpest de hele sfeer als je zo doorgaat.’
Ik keek om me heen en zag geen sfeer die te verpesten viel.
We waren aan de beurt.
Benthe wurmde zich met mij het hokje in, want ze moest erop toezien dat ik het echt aan zou doen.
‘Je moet je bh uittrekken,’ zei ze. ‘Anders staat het niet.’
‘Hoezo niet?’
Ze zuchtte. ‘Dan zie je de bandjes en de sluiting toch.’
Ze zei het alsof ze het tegen een kleuter had.
Met tegenzin trok ik mijn bh uit. Benthe sjorde de veter op mijn rug vast.
‘Niet zo strak,’ zei ik.
‘Jawel. Anders zakt hij af.’
Ik draaide me om en probeerde haar vernietigend aan te kijken.
‘Wauw!’ riep ze. ‘Nu dat legerbroekje.’
Hoewel ze in de vierkante meter dat we op elkaar stonden gepropt nauwelijks ruimte had om het geheel goed te zien, begon ze weer te gillen.
‘Ik wist het! Ik wist het!’
‘Stil nou.’ Ik bekeek mezelf in de spiegel. Het zag er niet uit. Ik leek op een tweederangs nachtclubdanseres. Het accent lag meer op mijn blote bovenbenen dan op het broekrokje zelf. Hetzelfde gold voor mijn buik. ‘Ben ik hier niet te dik voor?’ Ik hoopte dat ze ‘ja’ zou zeggen. ‘Hé, als jij het niet wilt, koop ík het. Voor mezelf. Ik ga niet aandringen, maar ik vind echt dat je loopt te zeiken.’ ‘En als ik nou alleen het topje koop? Dan mag jij deze.’ Ik wees naar mijn heupen en bad dat Floris mij nooit zo te zien zou krijgen.
‘Schijterd.’
Soms vroeg ik me af wat Benthe nog in mij zag als vriendin. Ze was al zo versmolten met het masker dat ze droeg sinds ze ‘populair’ was (‘populair’ was haar nieuwe lievelingswoord), dat ik niet meer wist wie ze was.
‘Oké,’ zei ik, terwijl ik mijn ingehouden adem liet ontsnappen. ‘Ik doe ze allebei wel aan vanavond.’

Ik kwam nauwelijks vooruit. De winkelstraat was vol idioten die hun gebrek aan schoonheid probeerden te compenseren met afgeprijsde, kortstondige mode. Mijn hand was klam van het plastic CoolCat-tasje. Hoewel er slechts twee lapjes stof in zaten, voelde het alsof ik een vracht van twintig kilo meetorste. Om mezelf van haar drukkende aanwezigheid te bevrijden, had ik tegen Benthe gezegd dat ik eerst een paar uur huiswerk moest maken, maar nu ik alleen door de stad liep, voelde ik me zo verloren dat ik haar weer miste.
Ik sjokte achter een vrouw die een kinderwagen duwde met minstens tien tassen aan het stuur. Ze droeg een legging met tijgerprint, versleten bij het zitvlak. Ik had haast, terwijl ik nergens naartoe hoefde. Omdat ik haar niet kon passeren zonder mensen opzij te duwen, bleef ik achter haar lopen. Ik verbeeldde me dat mijn enkel met een ketting aan haar enkel vastzat en ging in haar pas lopen. Als haar kuit zich spande om de volgende stap te zetten, voelde ik hoe mijn kuit zich ook spande, mijn billen deinden mee op het ritme van haar billen. Samen waren we gevangen in de mensenmassa, maar we waren dapper, omdat het moest. Anders zouden we vertrapt worden.

 

© 2015 Judith Eykelenboom

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum