Leesfragment: De roofkoning. Prins Willem III en de invasie van Engeland

21 juni 2016 , door Machiel Bosman
| | |

Machiel Bosmans De roofkoning. Prins Willem iii en de invasie van Engeland is een van de Zomerboeken van Athenaeum Boekhandel. We brengen een groot fragment uit het boek.

Prins Willem III van Oranje (1650-1702) is de grootste staatsman die Nederland heeft voortgebracht. Zijn erfenis, die vooral in Engeland ligt, is van mondiaal belang. Hij staat aan de basis van de westerse constitutionele monarchie, en van twee eeuwen Britse wereldhegemonie.

 

De geboorte van een koningskind

Daar ligt de koningin in bed, benen gespreid. Daar staan de hofdames, de dokters en de groten van het land. Mogen de gordijnen dicht, smeekt de koningin haar man – de gordijnen van het hemelbed. Maar nee, geen sprake van, dit is een zaak van landsbelang: de meest omstreden bevalling van de eeuw. De koning schermt haar ogen af met zijn pruik.
Even voor achten zijn de weeën begonnen. De koning was juist naar zijn eigen vertrekken gegaan om zich aan te kleden. Haastig wordt de vroedvrouw ontboden, ze treft de koningin rillend aan. Wanneer de vliezen breken wordt de koning gewaarschuwd, die onmiddellijk zijn bedienden op pad stuurt om de getuigen te verwittigen.
De koningin is een dag eerder naar St James Palace gekomen. Het residentiële paleis Whitehall, het meest oncomfortabele huis ter wereld volgens de koningin, was minder geschikt voor de gelegenheid – niet alleen omdat het verbouwd werd, maar ook omdat de slaapkamer te klein was voor alle genodigden. ’s Avonds na het eten, de koningin zat te kaarten, kwam het bericht dat het paleis in gereedheid was. In het donker trok een stoet door St James Park erheen, de koningin in een draagstoel. Fakkels lichtten de optocht bij.
Een voor een druppelen de getuigen binnen. De vrouwen mogen direct door, de meeste mannen moeten even wachten tot het bijna zover is. Bij de geboorte zijn meer dan veertig mensen aanwezig, van de eerste minister tot de wasvrouw. De kamer van de koningin staat afgeladen vol.

‘Ik ga dood! Het gaat niet, het gaat niet!’ schreeuwt de koningin.
De vroedvrouw spreekt haar moed in. ‘Nog één wee, mevrouw, dan is het voorbij.’
‘Het gaat niet, het kind ligt te hoog.’ De koningin gebiedt een van haar hofdames haar buik te voelen.
Eén laatste oerkreet – zo lang dat je je afvraagt hoe een mens het volhoudt. Dan, tussen negen en tien uur ’s ochtends, volgt de verlossing. Verdwaasd komt het baby’tje ter wereld.

Wat is het – een jongetje of een meisje? Dat is de vraag die de natie al maanden bezighoudt. De toekomst van het land hangt ervan af. Is het een jongen, dan heeft de koning, James ii, die zich op latere leeftijd heeft bekeerd, zijn katholieke troonopvolger. Dan kan hij volle kracht vooruit met zijn roomse revolutie. Maar is het een meisje, dan moet ze haar twee volwassen halfzussen voor laten gaan, de protestantse dochters van de koning uit zijn eerste huwelijk. Dan kan de confrontatiepolitiek van de koning wellicht de geschiedenis in als een historische vergissing.

‘Alstublieft, zeg nog niet wat het is’. De koningin wil het niet weten, de druk is haar te groot. Maar de koning brandt van nieuwsgierigheid. De vroedvrouw trekt een hofdame aan haar jas, het afgesproken teken. De hofdame licht de koning in: een zoon. De koning heeft zijn troonopvolger.
Als de prins leeft tenminste. Als de prins in leven blijft.

‘Het kind is dood,’ roept de koningin angstig. ‘Ik hoor het niet huilen!’
De vroedvrouw stelt haar gerust en vraagt of ze de navelstreng door mag knippen.
‘Alstublieft, scheid het kind nog niet.’
‘Mevrouw, sta me toe, ik zal niets doen wat niet veilig is voor u en uw kind.’
‘Goed dan. Waar is de koning?’
De koning komt aan van de andere kant van het bed. ‘Hier ben ik.’
‘Waarom laat u me nu alleen?’
De koning knielt naast zijn vrouw. Wanneer de navelstreng is doorgeknipt begint het kind terstond te krijsen.

De vroedvrouw pakt een doek, wikkelt de baby erin en geeft hem aan de verpleegster. ‘Breng hem naar het vuur en zorg goed voor de navel.’ De verpleegster neemt het kind mee naar een belendend vertrek en legt hem voorzichtig op tafel. De koning wenkt de leden van zijn kroonraad. ‘Alstublieft, my lords, kom het kind bekijken.’

‘Wat is het?’ wil de koning nogmaals weten.
‘Een jongetje,’ bevestigt de verpleegster.
‘Laat zien.’
De verpleegster slaat de doek open. ‘Hier is wat u wilde zien.’
Daar ligt de prins, grauw en vies. Zijn navelstreng hangt doelloos naast zijn piemel.

De koning kan zijn geluk niet op. De dienstdoende arts wordt ter plekke geridderd. Terwijl de dokters de dampende nageboorte onderzoeken, maken de aanwezige dames zich zorgen. Het kind ziet er slecht uit en heeft last van stuipjes – bloed uit de navelstreng misschien? De artsen zien geen bezwaar. Met een scherp mesje snijdt de vroedvrouw de navelstreng open, die nog deels aan het kind bungelt, en neemt drie druppels bloed af. De verpleegster mengt het met wat bessensap en geeft een lepel aan het kind – zijn eerste voeding.

Die middag, wanneer de prins is gewassen, gekleed en opgeknapt, weergalmen de saluutschoten door Londen.
Het onvermijdelijke is gebeurd, datgene waar vrijwel iedereen voor vreesde: de koningin heeft een zoon gebaard. Het land kan zich opmaken voor een katholieke dynastie.
De publieke vreugde blijft tot een minimum beperkt.

Hellevoetsluis, oktober 1688

Voor de kust van Hellevoetsluis trekt de vloot zich samen. Er ligt een stad voor anker, een schip of vierhonderd – genoeg voor de overtocht van vijfendertigduizend man. Plus nog duizenden paarden, honderden wagens, kanonnen, wapens, buskruit, leeftocht en wat verder maar nodig is.
Het is de grootste vloot die de Noordzee ooit heeft bevaren. De prins van Oranje staat aan de vooravond van de meest vermetele onderneming uit de geschiedenis van de Republiek: een invasie in de herfst, als het oorlogsseizoen ten einde is en de Noordzee wordt geteisterd door stormen.
Zijn tegenstanders verklaren hem voor gek. Maar tegenstanders zijn er in de Republiek nauwelijks te vinden – voor het eerst eigenlijk sinds de jaren direct na zijn spectaculaire machtsgreep in 1672, toen de Fransen met hun bondgenoten het land bedreigden en de gebroeders De Witt werden gelyncht. In een zeldzaam vertoon van eensgezindheid stort de Republiek zich in een ongewis avontuur met mogelijk catastrofale gevolgen, op instigatie van de prins van Oranje.

Zijn doel? Een invasie van Engeland.
Zijn missie? De koning knechten.
De koning? Zijn oom en schoonvader, de broer van zijn moeder en de vader van zijn vrouw.
Zijn vrouw? De Engelse prinses Mary Stuart, tot voor kort de vermoedelijke troonopvolgster van Engeland, Schotland en Ierland.

Het wachten is op oostenwind.

De zwangerschap van koningin Maria, de tweede vrouw van koning James ii

Hier had men niet meer op gerekend. De zwangerschap van de koningin wordt in het hele land met ongeloof begroet. Vijfmaal eerder heeft ze een kind gebaard; ze zijn allemaal jong gestorven. De laatste keer ligt alweer vijf jaar achter haar. De protestanten gingen ervan uit dat het gevaar inmiddels was geweken.
Aan het hof heerst een jubelstemming: de koningin is zwanger. In het land is de sfeer bedrukt: de koningin is zwanger. Aan het hof weet men het zeker: het wordt een jongetje, dit is Gods voorzienigheid. In het land weet men het ook zeker: het wordt een jongetje, daar vinden die papen wel iets op. Zoals prinses Anne schrijft aan haar zus Mary, de oudste dochter van de koning: ‘De koningin is er volkomen van overtuigd dat het een zoon zal zijn. En de grondslagen van haar religie zijn zodanig dat men nergens voor terugdeinst, hoe verwerpelijk ook — wat reden geeft om te vrezen voor een opzet van bedrog.’
Al snel doen de wildste geruchten de ronde. De koningin is helemaal niet zwanger, ze verbeeldt het zich maar. Het is een grote katholieke zwendel. Of nee, ze was zwanger, maar heeft een miskraam gehad. Of nee, ze is wel degelijk zwanger, alleen niet van de koning, maar van diens biechtvader, of anders wel van de pauselijke nuntius. Vrouwen die het weten kunnen, bezweren dat de buik van de koningin onwaarschijnlijk hard groeit. Spotprenten tonen de koningin terwijl ze een kussen omgordt.
Op 25 januari 1688 vindt een dank. en biddag plaats vanwege de zwangerschap van de koningin. De gebeden voor de koningin worden massaal genegeerd. Lord Clarendon, de oom van de Engelse prinsessen, een onverdacht protestant maar ook een trouw monarchist: ‘De dikke buik van de koningin wordt overal belachelijk gemaakt, alsof nauwelijks iemand erin gelooft. Goede God, sta ons bij.’

Op 20 juni 1688 levert de koningin een uiterste inspanning om de roddels te ontzenuwen. Die dag bevalt ze van een zoon in het bijzijn van een ongekend aantal getuigen. Dat zou toch moeten volstaan om een einde te maken aan alle twijfels, maar niets is minder waar. Nu er een prins is, een levensvatbare prins naar het lijkt, komt de lastercampagne pas goed op gang. Het land wordt overspoeld door een stortvloed aan pamfletten.
De koningin is te vroeg, volgens de oorspronkelijke berekening althans – verdacht. Net nu prinses Anne in Bath was om te herstellen van een miskraam. Net nu de aartsbisschop van Canterbury gevangenzat in de Tower na een hoogoplopend conflict met de koning. De bevalling vond plaats op de zondag van de Heilige Drievuldigheid, precies tijdens de protestantse eredienst. Waarom is de Nederlandse ambassadeur niet ontboden? Waar waren Rochester en Clarendon, de ooms van de twee prinsessen die nu hun rechten op de troon verkeken zien? Waren er goedbeschouwd niet vrijwel uitsluitend katholieken bij de bevalling, of althans sympathisanten van de roomse zaak?
Tal van scenario’s doen de ronde, hoe de natie wordt bedonderd. Er stond een jongetje klaar in de coulissen, een stand-in voor het geval dat. Het kind was doodgeboren en toen is er snel een substituut de kamer in gesmokkeld, in een beddenpan, waar men het linnen mee lucht. En anders zijn de kinderen omgewisseld toen de zogenaamde prins in een zijkamer werd verschoond. Of nee, het jongetje leefde wel degelijk, maar is ’s nachts overleden. Toen is er een ander voor hem in de plaats gesteld. Hij was sowieso nogal groot uitgevallen voor een baby. En overigens was de koningin zwanger van een molenaar, of van een broodbakker.
Het is een hetze, een continue stroom van insinuaties en verdachtmakingen die elkaar tegenspreken en uitsluiten. Maar waaruit wel de geur van machinaties opstijgt – waar rook is is vuur, of ten minste rook. Het Engelse volk waant zich bedrogen.

 

~ Twintig jaar eerder ~
De bekering van de hertog van York

Eind jaren 1660 bekeert de hertog van York, de latere koning James ii, zich tot het katholicisme. Zijn broer is dan nog aan de macht, koning Charles ii. Er gaan enkele jaren overheen voor diens vermoedelijke opvolger zijn stap publiek maakt.
Alsof zijn eigen vader, koning Charles i, niet is gestorven als martelaar voor zijn geloof. Alsof anderhalve eeuw Europese godsdienstoorlogen niet heeft aangetoond dat vorst en staatskerk maar beter van dezelfde overtuiging kunnen zijn. Alsof hij niet, mocht hij ooit koning worden, aan het hoofd komt te staan van de protestantse Kerk van Engeland.

De regerend monarch, koning Charles ii, heeft geen kinderen, of althans, geen wettige. Zou hij komen te overlijden, dan wachten zijn broer James – de hertog van York – in beginsel drie tronen: die van Engeland, Schotland en Ierland, drie onderscheiden landen die samen een koningshuis delen, de Stuarts. Maar veruit het belangrijkste is Engeland, dat groter en welvarender is dan de andere twee – en een stuk minder achterlijk, vinden de Engelsen zelf. Het koninklijk hof zetelt in Londen.

James, de hertog van York, is gevormd in de anglicaanse leer, die is ontstaan in 1534 tijdens de regering van Henry viii. Of beter, in dat jaar heeft de Kerk van Engeland zich losgemaakt van het geperverteerde Rome, dat aan corruptie en bijgeloof ten prooi was gevallen. Want in feite voerde de geschiedenis van de Anglicaanse Kerk terug op de apostelen: de Kerk van Engeland beriep zich op de apostolische successie, de ononderbroken doorgifte van het bisschopsambt vanaf het vroege christendom tot het heden. Ze was niet het resultaat van een breuk maar van een schisma. Toen de kerk zich aan Rome onttrok bleven structuur, hiërarchie en traditie behouden; de bisschoppen bleven gewoon aan. Er was dus geen sprake van nieuwlichterij, integendeel, de Anglicaanse Kerk wortelde nadrukkelijk in het katholieke verleden. Wel werd de pauselijke suprematie verworpen, maar dat betrof in feite een restauratie. Het christendom had zich al in Engeland gevestigd lang voordat de kerk van Rome zich ermee ging bemoeien. De paus had rechten geüsurpeerd die vanouds aan de Engelse koning hadden toebehoord – de Opperste Leider van de Kerk van Engeland. Zo ongeveer heeft de hertog van York het geleerd.

In theorie stond de Kerk van Engeland dichter bij Rome dan bij de protestanten. De Katholieke Kerk was, ondanks al haar tekortkomingen, een ware kerk – heel anders dan die losgeslagen gemeenschappen van onder anderen Luther en Calvijn, die ontsproten waren aan hoogmoed en ijdelheid, aan megalomane geesten die zichzelf boven de traditie plaatsten. Wie eenmaal breekt, kan nogmaals breken – waar blijft de waarheid dan?
Anderzijds hadden de hervormers binnen de Anglicaanse Kerk al snel de overhand gekregen en waren er tal van elementen uit het protestantse gedachtegoed overgenomen: de nadruk op de Schrift, de Bijbel in de volkstaal, en de verlossing door geloof alleen, niet door goede werken. Van de sacramenten golden alleen de doop en de communie nog als essentieel. De katholieke transsubstantiatieleer, de leer betreffende de waarachtige aanwezigheid van Jezus in de communie, werd verworpen, al lag de nuance zo subtiel dat een leek er geen wijs uit kon worden – de hertog van York in elk geval niet.
Zo deed de Engelse kerk in de vorm katholiek aan en in de leer protestants. Maar omdat de scheidslijn in Europa nu eenmaal tussen katholieken en protestanten liep, en de anglicanen geen boodschap hadden aan de paus, vonden ze zich vanzelf terug in het ruimere protestantse kamp.

De Reformatie in Engeland bestond in eerste instantie uit het verhangen van bordjes. De landelijke afdeling van de universele Katholieke Kerk werd genationaliseerd en ging verder onder een nieuwe leiding en een nieuwe naam. Het kerkvolk ging in grote meerderheid gewillig mee – wat overigens niet wil zeggen dat het land vervolgens gevrijwaard bleef van religieus geweld. Toen de beruchte koningin ‘Bloody Mary’ midden zestiende eeuw de kerk terug wilde leiden in de schoot van Rome, kwamen honderden mensen op de brandstapel om. Na haar dood herstelde haar halfzus Elizabeth de Anglicaanse Kerk in ere.
Een eeuw later, om het bij de twee grootste ontsporingen te houden, leidden politieke en religieuze spanningen tot de bloedige Engelse burgeroorlog die het militaire regime van Oliver Cromwell aan de macht bracht. De koning werd ter dood veroordeeld, de kerk op calvinistische leest geschoeid. Bij de restauratie van de monarchie in 1660 hernam ook de Anglicaanse Kerk haar oude rol.
Tijdens de regering van koning Charles ii vormen de katholieken een kleine minderheid van hooguit één of twee procent van de bevolking. Bij de protestanten is het landschap verdeeld. Het spectrum loopt van radicaal protestants tot zo goed als katholiek. De hoofdmoot vormen de anglicanen, die in verschillende stromingen uiteenvallen. De hoog-anglicanen of hiërarchisten neigen naar Rome en staan een liturgie en vormleer voor die katholiek aandoet. Ze zien zichzelf eigenlijk niet als protestanten en beschouwen de volgelingen van Luther en Calvijn als sektarische ketters. Ze zijn vooral sterk vertegenwoordigd onder de kerkelijke elite. De laag-anglicanen daarentegen beleven hun geloof in meer hervormde zin. Ze zijn vaster in de leer en scharen zich moeiteloos in het protestantse kamp. Ze voelen zich verwant met de andersdenkenden die met vervolging worden bedreigd, al is het altijd weer de vraag in hoeverre daar de hand aan wordt gehouden.
Want dat is derde groep: de dissenters – een verzamelnaam voor de protestanten die de Anglicaanse Kerk met zijn episcopale systeem afwijzen en een nadere hervorming voorstaan. Hun omvang is niet goed te bepalen: het religieuze domein aan protestantse zijde vormt een glijdende schaal waarbij mensen soms wel, dan weer niet tot hun gelederen gerekend kunnen worden. De dissenters zijn overwegend in de steden te vinden en dan vooral onder de handeldrijvende elite. Ze maken in sommige plaatsen tot wel een kwart van de bevolking uit en spelen, ondanks hun numerieke minderheid, in de lokale politiek vaak een dominante rol.
De koning heeft nog twee koninkrijken. Ook in Ierland is een staatskerk naar Engelse snit in het leven geroepen, maar daar weigerden de meeste geestelijken dienst en is de bevolking in overgrote meerderheid katholiek gebleven. Schotland tot slot had al zijn eigen Reformatie doorgemaakt voor het in 1603 in een personele unie met Engeland werd verenigd. Daar is het presbyterianisme leidend, de lokale variant van het calvinisme, al blijven de Britse monarchen proberen de Schotse kerk in het anglicaanse keurslijf te dwingen.

[...]

 

© 2016 Machiel Bosman / Athenaeum—Polak & Van Gennep, Spui 10, 1012 WZ Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum