Leesfragment: Je had moeten gaan

22 oktober 2016 , door Daniel Kehlmann
|

25 oktober verschijnt het nieuwe boek van Daniel Kehlmann, de novelle Je had moeten gaan (Du hättest gehen sollen, vertaald door Josephine Rijnaarts). Wij publiceren voor.

Een afgelegen vakantiehuis in de bergen. Een jong echtpaar met kind heeft het comfortabele huis gehuurd voor een paar dagen, maar ze hebben hun dagelijkse beslommeringen niet helemaal achter zich gelaten. Het kind vertelt warrige verhalen over de kleuterschool, de vrouw typt berichtjes op haar telefoon en de man, een scenarioschrijver, noteert ideeën en scènes in een schrift. Maar allengs schrijft hij meer en meer over andere zaken: onderlinge spanningen, echtelijke ruzies, en vooral de vreemde dingen die er om hen heen gebeuren. Want er klopt iets niet aan dat huis.

Daniel Kehlmann is op zijn best in het onheilspellende en beklemmende Je had moeten gaan.

 

2 december

Jana en Ella fietsen op de tandem over de weg tussen de velden. De zon schijnt, het graan wiegt, vrolijke muziek. Ella aan het stuur, Jana spreidt haar armen, close-up: blij knippert ze met haar ogen tegen de zon in. Dan rijdt de fiets over een steen, raakt van de weg en valt om. Kreten van pijn. De muziek stopt, fade-out, begintitels. Zet meteen de toon.

Het komt goed uit dat ik hierboven in een nieuw schrift begin. Nieuwe omgeving, nieuwe ideeën, nieuwe start. Frisse lucht.
Vorige week is Esther vier geworden. Nu wordt het allemaal wat gemakkelijker. Je merkt al dat er niet meer voortdurend gebakkeleid wordt over de vraag wie tegelijk met haar opstaat, wie haar naar bed brengt, wie met de blokjes of het treintje of de legosteentjes speelt. Ze kan nu veel meer zelf.
Het kille blauwwit van de twee gletsjers, daaronder onbegaanbaar graniet, dan de bossen, door de nevel veranderd in een egaal donkergroen vlak. De hemel is lichtbewolkt, er is een wolk voor de zon geschoven, de witte rafelranden worden omlijst door een krans van vuur.
Aan de voorkant van het huis dat we hebben gehuurd loopt de wei met een flauwe helling ongeveer honderd meter omlaag naar de zoom van het bos, waar sparren, dennen en een reusachtige wilg staan. Als ik het raam opendoe, hoor ik de wind fluisteren. Verder hoor ik niets. Ver beneden ons ligt het dal met zijn huisjes zo groot als een dobbelsteen. Het wordt in de lengte doorsneden door drie linten: straat, rivier, spoorlijn. De kronkelige weg waarlangs we omhoog zijn gereden splitst zich af als een dunne potloodstreep.
Een verschrikkelijke tocht trouwens. De weg is steil, zonder afzetting aan de zijkant, en Susanna rijdt rampzalig. Het kostte me moeite mijn mond te houden. Tja, en toen heb ik helaas toch iets gezegd, waarna we de rest van de rit ruzie hadden.
De zon is net achter de wolk vandaan geschoven, zodat de hemel vervloeit in een smartelijk, verblindend, heerlijk licht.
Of zijn dat te veel metaforen? De zon verschuift toch niet, de wind duwt de wolk weg, en natuurlijk vervloeit de hemel helemaal niet. Maar smartelijk, verblindend, heerlijk licht, niet gek. Bij wijze van uitzondering is het een huis dat er in werkelijkheid nog beter uitziet dan op de foto’s op internet. Geen muf alpenhutje, maar twee verdiepingen, nieuw en minimalistisch, met boven een klein balkon en grote ramen in de woonkamer, duidelijk een onder architectuur gebouwd huis.

bijtend licht
vuurwolk
de zon die door het firmament rolt
bergen, gegraveerd in het blauw

‘Firmament’ – ouderwets. Toch liever het oorspronkelijke woord, hemel. Laat een bijfiguur twee keer het woord ‘firmament’ gebruiken. Dat is genoeg om iemand te karakteriseren, meer is niet nodig.

Infaden, Jana loopt met boodschappentas de straat

Net toen ik door wilde gaan met schrijven, kwamen ze binnen. En als zij in de kamer zijn, kan ik me niet concentreren. Nu zitten ze op de vloer te spelen en lawaai te maken, en ik blijf wat krabbelen zodat ze denken dat ik werk, want als Susanna denkt dat ik niet werk, zegt ze weer: Hou op met dat gejammer, je werkt toch niet. Dus schrijf en schrijf en schrijf ik en doe ik alsof ik bezig ben, en dat ben ik ook, want de hele productie wacht tenslotte op mij.

Ik hou van haar en wil geen ander leven. Waarom maken we dan toch aan één stuk door ruzie?
Daarnet weer. Verwijtend kwam ze overeind en op dat moment dacht ik al: daar hebben we de poppen aan het dansen. En ze zei inderdaad precies datgene waarvan ik bij voorbaat wist dat ze het zou zeggen: We zijn er net, dan hoef je toch niet meteen weer, dan kun je toch best eerst even met je gezin, enzovoort.
Maar dan komt er nooit iets van terecht, zei ik, zo’n werk ontstaat niet vanzelf!
Je bedoelt je scenario?
Het was de manier waarop ze de klemtoon legde. Ze weet precies waar ik kwaad om word. En ik trapte er natuurlijk in. Een scenario geen werk? riep ik. En La Strada dan, en Barry Lyndon dan, wat zijn dat volgens jou?
Waarop zij heel kalm antwoordde: Een scenario is wel werk, maar geen wérk. Niet zoals jij het uitspreekt. En Allerbeste vriendin II, nou ja.
Ooit schrijf ik er een film over, over dat hele gedoe. Lange dialogen, veel flashbacks, geen muziek. Hij zal Huwelijk heten. Die titel bestaat nog niet, die is gek genoeg nog beschikbaar.
Ik had niet moeten reageren, gewoon mijn mond houden, dan had de ruzie nog voorkomen kunnen worden. Maar ik kon de verleiding niet weerstaan haar erop te wijzen dat we van de royalty’s van die scenario’s, die zij weliswaar als werk maar niet als wérk beschouwde, en dan vooral van de opbrengst van Allerbeste vriendin I, de hypotheek op ons huis betaalden, een rijtjeshuis met tuin, dat zij zo belangrijk vond, omdat een kind tenslotte een tuin moest hebben, en nu hadden we het rijtjeshuis, en de hypotheek was nog lang niet afgelost, en Esther speelde eigenlijk nooit in de tuin, en als ik het tweede deel van mijn succesvolste film niet schreef, hoe moest het dan met die hypotheek?
Waarop zij antwoordde dat ze niets tegen mijn komedies had, zolang ik maar niet deed alsof het om Minna von Barnhelm of De gebroken kruik ging – altijd moet ze er klassieken bij halen om me eraan te herinneren dat ze is afgestudeerd in Duits en klassieke talen, terwijl ik nooit op de universiteit heb gezeten – en trouwens, die manie van mij om met de hand te schrijven, wat ik alleen deed om de dichter uit te hangen, was ronduit onuitstaanbaar. Daarna deed ze een stap achteruit en lachte ze zo schel als alleen toneelspelers kunnen als ze eens een dag hebben waarop hun talent hen in de steek laat. Aanstellerig en zo gekunsteld dat ik kippenvel kreeg, en precies op dat moment werden we gestoord, omdat Esther de arm van haar pop had afgebroken en huilend om lijm vroeg, en hoe kom je hierboven zo gauw aan lijm?
Nu buigen ze zich over de stukken van de pop, schuiven ze heen en weer en wachten op een wonder, en ik schrijf verder en kijk niet op, zodat duidelijk is dat ik het te druk heb om te helpen bij die onzin. Het ding is kapot.

Huwelijk. Het geheim is dat je toch van elkaar houdt. Ik zou niet zonder haar kunnen – zelfs haar theatrale lachje zou ik missen. En zij kan niet zonder mij. Als je elkaar ondertussen maar niet zo op de zenuwen werkte.
Ga weg, zolang

 

Copyright © 2016 Rowohlt Verlag GmbH, Reinbek bei Hamburg
Copyright vertaling © 2016 Josephine Rijnaarts / Em. Querido’s Uitgeverij bv, Spui 10, 1012 wz Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum