Leesfragment: Ontroerende onzin. De joodse identiteit in het Nederland van nu

20 november 2016 , door Ronit Palache

Op 23 november verschijnt Ontroerende onzin. De joodse identiteit in het Nederland van nu, een bundel met interviews door Ronit Palache. Wij publiceren er alvast drie voor.

Voor de meeste Nederlandse joden in dit boek speelt God een kleine rol. Toch zijn ze allemaal joods. Wat dat dan is? Erbij horen, herkenning voelen, samenklitten, strijd leveren, het delen van een zwaar verleden, maar ook de humor, het intellectualisme en de verbondenheid met Israël. Het Nederlandse jodendom wordt ook getypeerd door verscheurdheid tussen vroom en vrij, ruzietjes, regeltjes, discussies over wie er wel joods is en wie niet, angst, wantrouwen en antisemitisme. Een onverdeeld positieve aangelegenheid is het jodendom voor vrijwel niemand in dit boek. Toch voelt iedereen zich joods, is vluchten voor dat gegeven slechts bij hoge uitzondering mogelijk. Wat bindt de joden in Nederland? Wie zijn zij en welke toekomst hebben ze? Ontroerende onzin is een bundeling van individuen die samen een collectief vormen. Ronit Palache laat de complexiteit van het jodendom zien aan de hand van ruim honderd Nederlandse joden van drie generaties. Een belangrijk historisch portret van een cultuur, een geloof, een levenswijze.

 

Harry Goldsteen, 76

Wat ze met het jodendom had weet ik eigenlijk niet. Ik weet vooral dat ze thuis de leiding had, mijn moeder. En dat er 71 familieleden van me zijn omgekomen in de oorlog. Inclusief zij, mijn vader, opa’s en opa’s neven en nichten. Ik groeide daarom op bij een tante, de enige andere overlevende, een zus van mijn vader. Maar ik kon me niet handhaven in dat gezin, lag voortdurend in de clinch met mijn oom, waardoor ik terechtkwam in joodse weeshuizen. Of dat een leuke tijd was? Ik heb nooit een leuke tijd gehad, maar of dat door de oorlog kwam weet ik niet. Ik ben een heel somber mens. Wel vond ik een grote passie in het schaken, waarmee ik in de jaren vijftig de derde plaats van Nederland behaalde. Als ik een schaakprobleem wist te creëren was ik even gelukkig, euforisch, zou je kunnen zeggen. Tijdens mijn jaren in de weeshuizen – ik zat er lang – ging ik naar de net heropende sjoel in Amsterdam-Oost. Het interieur was in de oorlog volledig verwoest. Elke sjabbat ging ik daarheen, al wist ik nergens van, want van huis uit kreeg ik slechts het minimale mee en ik dook onder bij gereformeerde mensen. In Oost ontmoette ik de daar aangestelde rabbijn Drukarch, die mij eruit pikte om les aan te geven. Hij zag iets in me. Jaren kwam ik elke zondag een uur bij hem om te leren. Het was het enige waar ik mijn best voor deed. Ik werd acuut streng orthodox. Ja, ik geloofde in het scheppingsverhaal van de Thora en daar is in zekere zin veel van overgebleven. Toch gooide ik mijn talles weg toen ik 17 was. Ik zei tegen Drukarch dat ik niet meer geloofde. Daarna zag ik hem nooit meer. Ik miste het contact en die lessen, maar joods bleef ik. Je kunt er niet voor kiezen, blijft het altijd. Die onzin van het jodendom emotioneert me zeer. Al mijn gevoelens zitten erin. Maar als ik mijn moeder spreek, zonder dat ik stemmen hoor of zo, speelt het jodendom geen gedefinieerde rol. Dag moesje, zeg ik dan. Dag kind, antwoordt ze. Wanneer zien we elkaar weer? Gauw. Ik geloof wel dat dat waar is, ja. Hier in Beth Shalom kom ik wel eens in sjoel. Op uitnodiging van iemand die ik hier de eerste dag ontmoette. Toen ik mijn talles weer aandeed roerde me dat. Ik ken tenslotte al die gebeden uit mijn hoofd. Hij zegt dat ik een typisch joodse man ben. Ik kan dat alleen maar ondergaan, maar ik denk dat hij gelijk heeft. Nu ik op weg naar de dood ben is het enige waar ik bang voor ben het oordeel van Hakadosj, Baroech Hoe. Mijn hele leven heb ik een strijd gevoerd met het wel of niet bestaan van iets wat God wordt genoemd. Ik weet 99 procent zeker van niet, maar ik kan maar niet kiezen. Nog steeds niet.

 

Mirjam Durlacher, 58

Joods waren wij thuis met alles erop en eraan. We aten strikt kosjer, gingen elke sjabbat naar snoge. Zelfs met blaren moest ik 45 minuten heen en 45 minuten teruglopen. Ik moest sowieso vrij veel, daar associeer ik het jodendom ook in eerste instantie mee. Al die regels, die dingen die niet mochten, de spanning voordat het sjabbat werd, dat gegil ‘over een minuut is het sjabbat’. En de angst, bang dat je iets deed wat niet mocht volgens de regels. Mijn ouders vertelden me niet zelden dat God alles zag. Zoals ze nu met Sinterklaas doen, die de goede kinderen beloont en de stoute de roe geeft. Die angst heb ik ergens nog steeds. Als ik nu iets treifes eet en ’s avonds buikpijn heb, denk ik nog altijd dat dat een straf van boven is. Dan weet ik met mijn ratio natuurlijk wel dat dat niet klopt, maar dat geprogrammeerde gevoel is nooit helemaal verdwenen. Ik had als kind weinig anders dan een joodse omgeving, dat was ook wel wat mij met de kinderen om me heen verbond. Omdat ik na de basisschool naar een pleeggezin vertrok, ging ik daar naar een niet-joodse school, dat was voor het eerst een andere omgeving. Daar besloot ik dat ik het anders wilde, verlost wilde zijn van het gevoel opgesloten te zitten. Alleen mijn beste vriendin wist ervan, verder hield ik tegen iedereen mijn mond. Zelfs tot in mijn huwelijk deed ik tegenover mijn ouders en vrome mensen uit mijn jeugd nog alsof. Ik wilde ook dat mijn man orthodoxer zou gaan leven, omdat het gewoon geen optie zou zijn open kaart te spelen. Ik had ook een groot gevoel van schuld vanwege het zware oorlogsverleden van mijn ouders. Ze hadden de oorlog toch niet overleefd om een dochter te hebben die zich niet wilde conformeren? De eerste keer dat ik écht openlijk anti-orthodox durfde te zijn kwam pas na het overlijden van mijn eerste kind. Volgens de regels mocht er geen begrafenis plaatsvinden, omdat het kindje maar vijf dagen had geleefd. Juist die dingen die je op dat soort momenten zouden moeten troosten, mochten opeens niet. Toen werd ik openlijk recalcitrant. Voorheen bleef ik samen met mijn man altijd bij mijn ouders slapen na de seider, omdat we niet mochten rijden. Daarna heb ik gezegd dat als ze me nog op de seider wilden zien, ze zouden moeten accepteren dat ik daarna naar huis reed. Mijn vader koos eieren voor zijn geld, mijn moeder had het er zichtbaar moeilijker mee, maar vanaf dat moment gebeurde het op mijn voorwaarden. En zo leef ik nog, op mijn eigen manier, vrij, zoals ik vroeger nooit was. Ik ben bewust joods, traditioneel, zet me in voor de joodse gemeente. Ik vind het belangrijk dat die er is, anders zou het jodendom verdwijnen, maar ik wil niks meer hoeven. Mijn zoon heeft een niet-joodse vrouw. Natuurlijk was het leuk geweest als ze wél joods was, maar dat hij een goed mens is en zich vrij voelt vind ik veel belangrijker. De rest is eromheen gebakken, zegt me minder. Hoeveel mensen houden zich niet eens aan de tien geboden en staan wel vroom te dawenen in sjoel? Dat hoeft dan ook niet wat mij betreft. De Hoge Feestdagen ben ik altijd in snoge of in de sjoel van Bussum. Jom Kipoer doet ook zeker iets met me, al appelleert het ook aan de benauwdheid van vroeger. Maar ik vraag geen vergiffenis meer omdat ik treife eet, want dat doe ik morgen toch weer.

 

Esther Weissman-Erwteman, 36

Mijn moeder kwam eigengemaakte oliebollen brengen toen ik nog op de montessorischool zat. Mijn klasgenoten aten de niet-kosjere variant. Mijn ouders deden alles om het jodendom positief en makkelijk te maken voor ons. Het belangrijkste van het geloof vind ik dat je er veel voor moet doen: als je kosjer wilt eten moet je kosjere winkels hebben en ernaartoe gaan. Wil je een sjoel? Dan moet je er zélf heen gaan. Het jodendom is niet mijn hobby, het is wie ik ben. Regels horen daarbij. Wel is het zo dat het geloof losstaat van de regels, het kwam bij mij met de jaren. Als ik het moeilijk heb en sinds ik mijn dochter kreeg, zeg ik het ochtendgebed anders dan normaal. Ja, ik geloof in iets. Noem het een grotere macht. Het zou toch te arrogant zijn dat ik alles zelf zou doen en regelen? Ik heb té veel om dankbaar voor te zijn. Het jodendom neem ik overal met me mee. Voor mijn werk reisde ik niet zelden naar landen als India en Malawi, maar ook daar begon op vrijdagmiddag gewoon sjabbat en trok ik een rok aan. Het hoort er gewoon bij. Ik zal ongetwijfeld ook gelukkig zijn zonder jodendom, maar ik ga het niet proberen. Wel is het zo dat als je mijn soort jodendom wilt beleven, het helpt op een plek te leven waar dat kan. Na school woonde ik drie jaar in Israël, waar ik veel leerde en nadacht over het jodendom. Maar er zijn ook dingen waar ik niet over nadenk: een volgende wereld of zo. Dat is voor dit leven toch niet belangrijk? Toch moet je jezelf altijd vragen stellen. Waarom de Bijbelse Hagar bijvoorbeeld werd weggestuurd. Ik krijg er dan geen antwoord op, maar dat geeft niet, ik denk er tenminste over na. Wat ik uit de Thora niet toepas betreft zaken die andere mensen buitensluiten, ik vind het belangrijk tolerant te zijn. Maar dat ik als jodin geboren ben is een feit. Dus dat is hoe ik leef. Iedereen kan een hoed opzetten of een baard laten groeien, maar dat maakt je nog niet per se vroom. Daarom draag ik door de week ook geen rok, dat staat los van mijn geloof. Sjabbat breekt op een bijzondere manier de week. Als ik me niet aan sjabbat zou houden, zou ik voortdurend aan het werk zijn. Als mijn ouders geen sjabbat hadden gevierd, had ik mijn vader nooit gezien. Nu ik zelf een gezin heb merk ik dat het jodendom nog steeds een belangrijke rol speelt, maar op mijn eigen manier. Een halfkosjer huishouden bestaat niet voor mij, dus doe ik het helemaal. Maar voor mijn man ben ik een soort fundamentalist. Hij komt van een andere achtergrond. Toch laten we elkaar daarin vrij. Ik heb nooit geprobeerd hem te veranderen. Ik hou me aan sjabbat en hij kan rustig, nadat we vrijdag hebben gegeten, doen waar hij zin in heeft. Hij respecteert mij en ik hem, dat is belangrijk. Qua jodendom zijn we aan elkaar gebonden door het familieleven en eten, maar onze religieuze invulling bindt ons niet. Ik vind het heel leuk en makkelijk om religieus te zijn. Nog nooit had ik last van antisemitisme, of dat soort dingen. Moeilijke momenten creëren joden vaak zelf. Ook voor mijn dochter vind ik het belangrijk dat zij het positieve meekrijgt. Ik ga elke week met haar naar sjoel. Ze is pas vijf maanden, maar dan leert ze vast hoe gezellig het is. Ik heb nog twaalf jaar de tijd haar een betekenisvolle bat mitswa te geven. Ook leer ik haar tolerantie en zal ik haar vertellen, laten zien, hoe papa en mama het doen. Of ze naar een joodse school gaat? Dat weet ik nog niet. Ze gaat naar een school die goed voor haar is.

 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum