Leesfragment: Roofstaat. Wat iedere Nederlander moet weten

27 december 2016 , door Ewald Vanvugt
|

Een van de geschiedenisboeken die dit jaar het meest bij Athenaeum aangeschaft werden is Ewald Vanvugts Roofstaat. Wat iedere Nederlander moet weten. Lees bij ons een fragment.

Begin deze eeuw verscheen het ruim vijfhonderd bladzijden tellende meesterwerk Nieuw Zwartboek van Nederland Overzee van historicus en publicist Ewald Vanvugt, waarin hij de geschiedenis van het Nederlandse overzeese en koloniale verleden op unieke wijze blootlegde. De volledig herziene en geactualiseerde editie van dit spraakmakende boek verscheen dit najaar bij TopNotch en Nijgh & Van Ditmar onder de titel Roofstaat.

Roofstaat behelst de geschiedenis van Nederland in twaalf hoofdstukken. Van de roof- en kruistochten in de middeleeuwen tot de massa-executies in voormalig Nederlands-Indië ruim zestig jaar geleden.Wat begon als een essay in de Playboy midden jaren tachtig is uitgegroeid tot hét standaardwerk over de gruweldaden van Nederland door de historie heen.

 

[...]

Circa 1775: De oorlogen met de Marrons in Suriname

Het leven viel veel slaven in Suriname zo hard dat dappere en desperate mensen altijd weer wegliepen. Groepjes ‘weglopers’ slaagden erin om in het oerwoud te overleven, soms door plantages te beroven. Natuurlijk zetten hun voorbeeld andere slaven aan tot opstand. De tuchtigingstochten die de eerste Nederlanders in Suriname tegen de indianen ondernamen om hen op afstand te houden zouden latere generaties twee eeuwen lang herhalen tegen Afrikanen die in het bos wisten te overleven. Aan de guerrillaoorlog met de bosnegers of Marrons leek geen einde te komen.
Soms deden de planters een belangrijke vangst, zoals in augustus 1763 op de plantage Capoera aan de Pericarivier, waar zij een weggelopen man genaamd Palm oppakten. Met Palm als gids ontdekte een patrouille onder leiding van de vrijman Kwasi het afgelegen dorp Tessisi. Twaalf gevangenen, meest vrouwen en kinderen, konden zij naar Paramaribo meenemen. Bijna twee weken later sloegen de Marrons terug op de plantage Naccaruciba (Boven- Cottica). Midden in de nacht gingen 25 slaven op de loop. De meeste weglopers werden al in de omgeving van Koopmanskreek weer opgepakt. In Paramaribo liet het gezag de mannen doden. De vrouwen kregen ‘een Spaanse bok toegediend’: een afranseling op een zijkant van het lichaam.
In het district Cottica, rond de gelijknamige rivier, nam het aantal rebellen in 1771 schrikbarend toe. Een jaar later bedreigde volgens sommigen de slavenopstand het voortbestaan van de kolonie. De directie van de Sociëteit van Suriname wilde eens en voorgoed de opstandelingen verslaan. De Staten- Generaal droegen bij in de kosten van een huurlingenlegertje van 800 man onder een Zwitserse kolonel. Bij dit leger, dat in 1773 aankwam, bevond zich de Schotse kapitein John Gabriel Stedman (1744-1797).
Stedman heeft over zijn vijfjarige verblijf in Suriname een groot Engelstalig boek geschreven, getiteld A Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam (1796). Kort na aankomst zag hij op straat de eerste slaven: ‘Ik liet mijn rijtuig stilhouden om een troep menselijke wezens in ogenschouw te nemen, afkomstig van een schip dat juist voor de stad het anker had uitgeworpen, die bestemd waren later als slaven te worden verkocht. Het geheel leek mij zulk een weer levend geworden knekelhuis van vel-over-been, dat het mij levendig herinnerde aan de Dag van het Laatste Oordeel. Deze schepselen leken uit de dood te zijn opgestaan, of uit de snijkamer van een hospitaal ontsnapt; ik kan hen niet beter vergelijken dan met wandelende geraamten die met bruin leer waren overtrokken.’

 

Roofstaat1

Een nieuw aangekomen groep gevangen Afrikanen. Gravure door William Blake naar een tekening van Stedman. Uit: J.G. Stedman, A Narrative (1796).

 

Stedmans boek verscheen in 1796 met tachtig platen, naar zijn eigen tekeningen gegraveerd door de beste kunstenaars destijds in Londen, onder wie Francesco Bartolozzi en William Blake. Het boek opent met Stedmans zelfportret als blanke huurling die leunt op zijn geweer, met een pistool aan zijn gordel en een brandend lont in de rand van zijn hoed. Aan zijn voeten ligt een zwarte man die met een stok in de hand is geveld. Op de achtergrond staat een dorp in brand en lopen rijen gevangenen. Inmiddels hadden vele duizenden Europese mannen zich overzee in de armen van exotische vrouwen gevlijd, maar zij spraken of schreven er zelden of nooit over. Stedman ontlokte ook gevoelens door als een van de eerste Europeanen uitvoerig en gloedvol zijn liefde voor een vrouw met voorouders in meerdere werelddelen te beschrijven. In Suriname leefde hij jaren samen met de gemengdbloedige slavin Joanna, de ‘mooie Joanna’, die via haar moeder tegen betaling zijn tijdelijke echtgenote werd. ‘Niet Adam en Eva in het Paradijs konden genieten van een groter geluk dan wij nu deden – vrij als de herten in het woud…’

 

Roofstaat 2

Zelfportret van J.G. Stedman (1744-1797) als Europese huurling in Suriname met een gesneuvelde Marron aan zijn voeten en een brandend lont in de rand van zijn hoed. Graveur William Blake. Uit: J.G. Stedman, A Narrative (1796).

 

In de vergelijking van hun geluk met dat van Adam en Eva knoopte hij aan bij het paradijsverhaal als het verslag van de eerste seksuele omhelzingen van de eerste mensen. Het grootste gedicht van de zeventiende eeuw, Paradise Lost door John Milton, gaat over de eerste vrijpartij van de eerste man en de eerste vrouw. De obsessief erudiete Zeeuw Hadriaan Beverland (1650-1716) werd op 28-jarige leeftijd berucht met zijn boek Over de erfzonde (1678), want volgens hem betrof de zogenoemde zondeval van het eerste mensenpaar – kort gezegd – hun ontdekking van de coïtus. De erfzonde zag hij als een metafoor voor de seksuele drang, de hunkering naar volmaakt genot en complete tevredenheid, de echo van de vrijende Adam en Eva zonder zonde, die zich voortzet van generatie op generatie. Aan dit meest intense genot herinnert Stedman met de vergelijking van Joanna en zichzelf met Eva en Adam.

 

Roofstaat 3 (1)

Joanna, Stedmans gezellin in Suriname en moeder van zijn zoontje. Gravure naar een tekening door Stedman. Uit: J.G. Stedman, A Narrative (1796).

 

Uitvoerig en verontwaardigd beschreef Stedman het slavenbestaan van de mensen die door Nederlanders uit Afrika (Ghana en Angola) tegen hun wil naar Suriname waren ontvoerd. Hardop zei hij Voltaires held Candide na: ‘In twintig jaar zijn twee miljoen mensen vermoord om ons van koffie & suiker te voorzien.’ In een van zijn vele observaties vertelde hij over een logeerpartij bij zijn vriend Macneill op de plantage Sporkesgift, waar hij een jonge, goed gebouwde neger zag die erg kreupel liep. De man bleek een wegloper te zijn bij wie, om hem van zijn vrijheidsdrang te genezen, de achillespees was doorgekapt.

 

Roofstaat 4-1

Een levend aan zijn ribben opgehangen man. Gravure door William Blake naar een tekening door Stedman. Uit: J.G. Stedman, A Narrative (1796).

 

Roofstaat 4

Een levend aan haar handen opgehangen vrouw. Gravure door William Blake naar een tekening door Stedman. Uit: J.G. Stedman, A Narrative (1796).

 

In de tijd dat Stedman in het hospitaal van Paramaribo lag, zette de chirurg Greuder bij niet minder dan negen hardnekkige weglopers een been af, voor zeventig gulden per persoon. Vier stierven tijdens of kort na de operatie. Eén plukte zijn verband los en bezweek eveneens. De andere vier zijn misschien genezen, hoopte Stedman, om bijvoorbeeld als roeiers in de korjalen van hun meesters nuttig werk te doen.

 

Roofstaat 5

Een gevangen Afrikaanse vrouw met een gewicht geketend aan haar enkel. Gravure naar een tekening door Stedman.

 

Roofstaat 6

Een gevangene gedwongen een andere gevangene de ledematen te breken. Gravure naar een tekening door Stedman.

 

Meerdere illustraties uit zijn boek zijn sinds eeuwen wereldwijd bekende iconen van de gruwelijke behandeling van gevangen Afrikanen in Suriname. Een man die levend is opgehangen aan een haak door zijn ribben. Een gevangene die is gedwongen een andere, op de grond vastgebonden gevangene de ledematen te breken. Een vrouw uitgeput door het gewicht dat aan haar enkel met een ketting is vastgemaakt en dat zij op haar hoofd meedraagt. Een vrouw met haar samengebonden handen opgehangen in een boom met haar tenen nog net aan de grond. In een deel van de eerste druk zijn ook deze platen van boosaardige martelingen fijn met de hand ingekleurd. Al snel verscheen een Nederlandse vertaling. Heden bestaan meer dan twintig edities in zes talen. De illustraties van de wreedheden zijn ontelbaar vaak herdrukt.
Zijn handgeschreven tekst uit 1790 werd in 1988 gepubliceerd en vergeleken met zijn oude dagboeken. Het bleek dat Stedman zichzelf in de gedrukte tekst sterk had gefatsoeneerd, niet verwonderlijk speciaal wat betreft zijn seksleven. De beroepsmilitair kende al in Nederland de gewoonte om geregeld een publieke vrouw te omhelzen. Het logboek van zijn eerste maanden in Suriname laat geen twijfel mogelijk over zijn veelvuldige, betaalde seksuele contacten met slavinnen. Over de alleerste nacht na aankomst in Paramaribo noteert hij: ‘Sliep bij de heer Lolkens. Ik n--kte met een van zijn negermeiden.’
Met al zijn mooie gevoelens voor haar blijkt Stedman in zijn boek een romantische sluier te hebben uitgespreid over zijn verhouding met Joanna. De vertekening komt goeddeels doordat veel gebeurtenissen in het dagboek niet in het gedrukte boek voorkomen, bijvoorbeeld het bezoek van Joanna’s moeder als zij haar dochter bij hem te koop aanbiedt voor een ‘Surinaams’ (dus tijdelijk) huwelijk. Volgens zijn A Narrative brachten Joanna en hij eerst na maanden van vriendschap samen een nacht door; volgens het dagboek bleef Joanna meteen bij hem nadat ze aan elkaar waren voorgesteld. De alomtegenwoordigheid van commerciële seks tussen blanke mannen en gekleurde vrouwen die in het dagboek overheerst is weggelaten uit het boek dat hij als heer en huisvader van middelbare leeftijd schreef.

Stedman vertelt dat wie in Suriname een weggelopen slaaf levend terugbracht een beloning ontving van twintig ponden. Was de wegloper ‘aangeschoten’ (zoals het eufemisme luidde), dan hoefde alleen de gerookte rechterarm bij het gerecht te worden ingeleverd om een premie te beuren. Maar was voor een wegloper een vindprijs uitgeloofd, dan werd die alleen uitgekeerd wanneer naast de rechterarm ook het gerookte hoofd werd meegebracht. Dat slavengezinnen, voor zover die kans kregen zich te vormen, bij de verkoop uit elkaar werden gerukt, was voor niemand een punt van overweging, net zomin als bij de verkoop van koeien en kalveren. Wettelijk gezien was een slaaf zelfs geen mens, maar een ding, zoals blijkt uit een Surinaamse ordonnantie van 1804 die spreekt over slaven als ‘deze voorwerpen’. Later was de algemene mening dat er een natuurlijke band bestond tussen een moeder en haar kinderen, al waren de kinderen natuurlijk nooit het eigendom van de moeder, maar – net als bij vee – altijd van de meester.

[...]

 

Copyright © Ewald Vanvugt 2016

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum