Leesfragment: Willem van Oranje

31 december 2016 , door Aron Brouwer en Marthijn Wouters
| | | |

4 januari verschijnt Willem van Oranje. De opportunistische Vader des Vaderlands van Aron Brouwer en Marthijn Wouters. Lees bij ons vast het eerste hoofdstuk.

Een voorvechter van tolerantie, gewetensvrijheid en alles wat Nederlands is, strijdend tegen de machtsbeluste Spaanse koning. Dat is het beeld dat we hebben van Willem van Oranje, onze Vader des Vaderlands. Een ideaalbeeld uit de negentiende eeuw, toen we behoefte hadden aan nationale helden.
De auteurs laten zien dat de prins van Oranje helemaal geen bevrijder of idealist was, maar iemand die zijn vorsten, vrouwen en vrienden verraadde.

De pragmatische prins veranderde vaak van geloof om zaken voor elkaar te krijgen, zette zonder scrupules grote stukken vruchtbaar land onder water en reduceerde Brabant tot een bloedige bufferzone. In dit boek blijft weinig over van het beeld van Willem van Oranje als onze grootste volksheld.

 

1

Kind

1533-1545

Het motregende al dagen, toen Willem op de vroege morgen van de tweede zondag van zijn leven wakker schrok van een plens water. De doopceremonie die hem op 4 mei 1533 inwijdde in het christelijke geloof was een verwarrende mengelmoes van katholieke en protestantse gebruiken. Zo werd het kindje volgens klassiek-katholieke traditie in het Latijn de mis toegezongen, maar las een predikant vervolgens het evangelie in de Duitse volkstaal op onmiskenbaar lutherse wijze. Willem herinnerde zich later uiteraard niets meer van deze doopceremonie, maar het was een passend begin van een leven vol religieuze rekbaarheid.
Na de doop beklom Willems gezin eerst de driehonderd meter hoge heuvel waarop het eeuwenoude kasteel Dillenburg trots het landschap overzag. Vanuit de torenkamertjes konden de Nassauers neerkijken op het lager gelegen dorpje en de koude Dill, die meanderend door het Duitse heuvellandschap kroop. In het kasteel – volgens de dichter Gottfried Hatzfeld ‘een huis waardig voor een keizer’ – zouden de eerste levensjaren van de jonge Willem zich afspelen.
Het gezin zou uiteindelijk zeventien kinderen tellen. Willem had twaalf directe broertjes en zusjes – zeven meisjes en vijf jongens – en daarnaast waren er vijf kinderen uit eerdere huwelijken van de ouders. Willem had op al deze kinderen een streepje voor. Hij was de eerste zoon van graaf Willem I van Nassau-Dillenburg en kreeg daarom voorrang op de oudere zonen van zijn moeder, Juliana van Stolberg. Het was de jonge Willem die later het grondgebied zou erven. Althans, dat was het plan. Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen.
Willem kreeg samen met zijn broers en zussen, en met vele neven en nichten, les op een hofschool. De jongens leerden hier Duits, Frans, Latijn en Italiaans. Voor de meisjes was alleen les in de moedertaal weggelegd; zij leerden vooral weven en spinnen. Wel kregen de jongens en meisjes samen godsdienstonderwijs, waarin moeder Juliana zelf voorzag. Geloof was voor haar een hoofdzaak en tot diep in de avond vertelde ze bij het haardvuur bijbelverhalen aan haar kleintjes. Inspiratie haalde ze uit haar correspondentie met niemand minder dan Maarten Luther, de grondlegger van het lutheranisme.

Een kwestie van geloof

In haar jeugd had Juliana kennisgemaakt met de ideeën van Luther. In 1517 had deze geestelijke uit verbolgenheid over misstanden in de Kerk zijn vijfennegentig stellingen bekendgemaakt. Daarin keerde Luther zich vooral tegen de handel in aflaten, papieren die gelovigen konden aanschaffen bij geestelijken om zo hun tijd in het vagevuur af te kopen. Er waren nog meer uitwassen waar Luther openlijk tegen ageerde. Zo was hij tegen het idee dat de paus dé plaatsvervanger van God op aarde was, tegen de verkoop van geestelijke functies, tegen het vagevuur in het algemeen en tegen het celibaat voor geestelijken. De meeste sacramenten en veel ceremonies waren volgens hem verzinsels van mensen die niets te maken hadden met het ware geloof. De Bijbel moest in de volkstaal worden uitgegeven en niet alleen in het Latijn, zodat iedereen – ook meisjes en vrouwen – het boek kon lezen en begrijpen. Dat was van belang vanwege de grote nadruk die Luther legde op de persoonlijke relatie van gelovigen met God. De Kerk diende daar niet tussen te staan en het was ook niet aan geestelijken om te besluiten wie er tot de hemel werd toegelaten.
Luther had aanvankelijk de hoop de katholieke Kerk van binnenuit te hervormen. Dat bleek niet haalbaar toen veel wereldlijke en geestelijke leiders zijn ideeën verfoeiden. In 1521 werd Luther zelfs in de ban gedaan. Hij was nu vogelvrij. Na de excommunicatie ontstond er een breuk tussen lutheranen en katholieken, waarbij een deel van de hoge adel in de Duitse gebieden voor Luther koos en hem bescherming bood. Ook in het Nassause gezin vonden Luthers ideeën weerklank en graaf Willem van Nassau voelde zich ertoe aangetrokken. Hij wist echter dat religie ook een politieke dimensie had. Een keuze voor Luther kon leiden tot vervreemding van zijn keizer Karel v. Die was, als onder andere keizer van het Duitse rijk, koning van Spanje en heer van de Nederlanden, de machtigste heerser van Europa.
Ten tijde van de geboorte van de kleine Willem beoogde Karel in de Duitse landen een duidelijk beleid. Elke vorm van sympathie voor het lutheranisme – ook onder hoge edellieden – moest in de kiem worden gesmoord. Desnoods met hulp van legers. Het was duidelijk dat Willem van Nassau op het punt van religie behoedzaam moest manoeuvreren en hij zou zijn gelijknamige zoon leren dat ook te doen.

Familiehelden

De Nassauers hadden een bijzonder roemrijke geschiedenis. Althans, dat vonden ze zelf. Vader Willem, bijgenaamd ‘de Rijke’, vertelde zijn kinderen er graag over. De familietrots blijkt uit een reeks wandtapijten die rond de geboorte van de jonge Willem werden gemaakt voor het Nassause kasteel in Breda. Op deze tapijten werden hoogtepunten uit het familieleven van de Nassauers verbeeld. Bij grote (familie)aangelegenheden waren de tapijten en de bijbehorende verhalen niet weg te denken. De jonge Willem werd zo al vroeg ingeprent dat hij tot een uitzonderlijke familie behoorde.
Op het eerste tapijt stond de ‘grootste Nassauer aller tijden’, graaf Adolf van Nassau uit de dertiende eeuw. Hij had het tot keizer geschopt, al mocht hij zich officieel niet zo noemen. Adolf had namelijk een conflict met de paus, die als enige de keizerstitel kon verlenen. Daarom zou hij de hoge titel nooit ontvangen, waardoor hij te boek stond als ‘Rooms koning’. De regeerperiode van Adolf kwam al na zes jaar ten einde nadat Albert ‘de eenogige’ van Habsburg, een voorvader van keizer Karel v, in opstand kwam. Adolf weigerde af te treden en verzamelde zijn troepen. Op 2 juli 1298 kwam het tot een veldslag tussen de twee concurrenten, waarbij Albert het hoofd van Adolf met een dolk doorboorde. Met deze klap in het gezicht van de Nassauers kregen de Habsburgers officieel de heerschappij over de Duitse gebieden in handen.
Een ander tapijt verbeeldde de rol van de Nassauers tijdens de derde kruistocht, in de late twaalfde eeuw. De Nassauer Walram I fungeerde daarin als onderhandelaar voor de illustere keizer Frederik Barbarossa. Hij werd ontvoerd maar bereikte toch het Heilige Land, waar hij medeoprichter werd van de militair-geestelijke Teutoonse Orde. Walram zou als Teutoons ridder grondgebieden op de heidenen veroveren.
In de jonge jaren van Willem waren de Nassauers allang niet meer zo machtig als in het verre verleden. Na het overlijden van Willems grootvader Jan v – afgebeeld op het (voorlopig) laatste tapijt – waren de Nederlandse en Duitse bezittingen verdeeld over zijn twee zoons. Als jongste zoon moest Willem de Rijke het doen met het Duitse landgoed aan de Dill, dat veel schulden met zich meebracht. Het is daarom tot op de dag van vandaag onduidelijk waarom Willem I van Nassau de bijnaam ‘de Rijke’ kreeg. Mogelijk werd hij zo genoemd omdat een van zijn voorvaders ook die bijnaam had, maar deze voorvader was daadwerkelijk rijk geweest. Het lijkt erop dat de bijnaam van ‘onze’ Willem slechts een schertsende referentie was.
Als graaf van Nassau-Dillenburg zou Willem de Rijke weinig kansen krijgen om zijn bijnaam eer aan te doen. Dit kwam vooral door de gespannen relatie tussen de Nassauers en de keurvorst van Hessen, die aasde op het Nassause grondgebied. Vanwege die dreiging liet Willem de Rijke zijn kasteel tot een ‘onneembare’ vesting verbouwen. Vanaf 1523 kwamen er nieuwe verdedigingswerken. Aan beide zijden verrezen hoge muren die kanonskogels konden weerstaan. Ze kostten de graaf 200.000 gulden, een immens bedrag. Na deze investering waande graaf Willem zich nu voorlopig weer veilig in zijn slot, maar veegde de financiële problemen liever onder het tapijt.
Niet alleen Willems inkomsten, maar ook de relatie met zijn vorst Karel v kwam in de jaren dertig extra onder druk te staan. Hierbij speelden nieuwe religieuze spanningen een belangrijke rol. De Rijke voelde zich namelijk nog steeds aangetrokken tot het lutheranisme en hij stelde zich bijzonder tolerant op tegenover protestantse predikers in het graafschap Nassau-Dillenburg. Hij nodigde enkelen van hen zelfs uit aan zijn hof. In 1536 zette hij dan eindelijk de grote stap. Op de derde verjaardag van de kleine Willem stapte het hele gezin over op het lutheranisme. Vader Willem de Rijke vroeg Luther persoonlijk om advies bij het vullen van zijn bibliotheek en liet zelfs een geestelijke overkomen uit het lutherse bolwerk Wittenberg. In 1538 was de transformatie compleet. De Rijke werd lid van het Schmalkaldische Verbond, een bondgenootschap van lutherse vorsten die zich tegen de katholieke keizer keerden. Een nieuwe weg was ingeslagen.

Een onverwachte erfenis

In de zomer van 1544 kreeg de familie een tragische meevaller. René van Chalon, een neef van Willem de Rijke, stierf op het slagveld. René was een machtig man geweest. Hij had in 1530 het vorstendom Orange geërfd en was onder meer heer van Breda en stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. De prins stond op goede voet met de keizer, die hem belangrijke functies toevertrouwde. Zo was hij een van de opperbevelhebbers in Karels leger, voor wie hij een voortdurende oorlog tegen de Fransen voerde. René zou deze oorlog echter nooit kunnen navertellen. Op 25-jarige leeftijd werd hij in de noodlottige slag bij St. Dizier door een Franse kanonskogel in de rechterschouder geraakt, met een verregaande verbrijzeling tot gevolg. Kort daarna stierf hij, met de treurende keizer aan zijn zijde. Hij was de eerste Breda-Nassauer die in een veldslag om het leven kwam.
René van Chalon had alleen een bastaardzoon en was verder kinderloos gebleven. Omdat het zeer ongebruikelijk was dat bastaarden erfden, had René geen directe opvolger. Zijn oom Willem de Rijke was de meest voor de hand liggende erfgenaam, maar voor Karel lag dat gevoelig vanwege diens lutherse sympathieën. René was zich hiervan bewust geweest en had al een slimme overeenkomst gesloten met Karel v, een kleine maand voordat hij voor het laatst het strijdtoneel betrad. In een militair testament liet hij optekenen dat bij zijn overlijden niet de oudere maar de jongere Willem heer van Orange zou worden. Zo zouden de bezittingen binnen de familie blijven, zonder dat Luther-sympathisant Willem de Rijke meer macht zou krijgen. Niet veel later zou dit scenario in werking treden en was de kogel door de kerk.
Het nieuws van Renés onverwachte overlijden bereikte de Dillenburg al snel. De Nassauers en hun gevolg reisden op 20 augustus naar Breda om René ten grave te dragen. Vol spanning trokken ze vervolgens door naar Brussel voor een dringend overleg met Karel v. De keizer had weliswaar ingestemd met het testament, maar overwoog om de erfenis alsnog toe te wijzen aan Anna van Lotharingen, de lieftallige vrouw – nu weduwe – van René van Chalon. Aan die keuze kleefde wel een belangrijk risico voor de keizer. Anna zou dan namelijk kunnen hertrouwen met een machtige edelman, waarbij het niet ondenkbaar was dat een toekomstige erfgenaam hun beider gebieden zou verenigen. Voor de keizer, die constant in een machtsstrijd verwikkeld was met ambitieuze vazallen, was blokvorming het laatste wat hij kon gebruiken.
Het leek daarom een mooie oplossing om de jonge Willem prins te maken. Toch klonk er al snel kritiek, waarbij religieuze en politieke tegenstellingen aan de oppervlakte kwamen. Zo was de president van de Geheime Raad, een belangrijk adviesorgaan van Karel v, van mening dat de elfjarige Willem al zo lang in een lutherse omgeving had verkeerd dat hij net zo’n ketter was als zijn vader. En ketters, zo vervolgde de president, mochten volgens het recht in de Nederlanden niet erven. Karel kon dit bezwaar niet zomaar naast zich neerleggen. De keizer had grote behoefte aan eensgezindheid in zijn rijk vanwege de aanhoudende strijd tegen de Fransen en ook de Ottomanen, die keer op keer waardige opponenten bleken. Om de kalmte in de Nederlanden te bevorderen besloot de keizer daarom extra voorzorgsmaatregelen te nemen voordat hij de kleine Willem de erfenis van Chalon zou toewijzen.
Er kwam een nieuw, lijvig erfcontract en voor de Nassauers waren de concessies niet mals. De relatie tussen de ouders en hun zoon zou onherstelbaar op zijn kop worden gezet. Zo mocht zoon Willem niet meer terugkeren naar de lutherse Dillenburg. Hij werd telg van de Bredase Nassauers en officieel uit zijn eigen familietak geschrapt. Het familieslot en de heerschappij van Nassau- Dillenburg zouden aan hem voorbijgaan, ook al had zijn vader hem daar jarenlang op voorbereid. Die erfenis ging naar broer Jan. Daarnaast mocht Willem de Rijke zich niet langer bemoeien met de opvoeding van zijn elfjarige zoon. Karel v was van plan om van de jonge Willem een ‘waar’ katholiek te maken en zo alle bezwaren tegen zijn erfopvolging in de kiem te smoren.
Het was voor Willem de Rijke niet makkelijk om de aanpassingen te aanvaarden. Uiteindelijk lijken schulden de doorslag te hebben gegeven voor de noodlijdende graaf. Vader Willem behield het voorrecht om het reglement te schrijven voor de voogdijraad van de prins. Hij besteedde vooral veel aandacht aan het financiële plan voor de petit prince. Daarbij hield het pragmatische gezinshoofd vooral rekening met zijn eigen financiële omstandigheden.

Alleen in Breda

Op 6 september kwamen vader en zoon weer per koets uit Brussel terug bij het kasteel in Breda. Daar werden de Willems verwelkomd door Maria van Hongarije, de zus van keizer Karel v, en door Anna, de rouwende weduwe van René van Chalon. Anna had in plaats van het prinsdom Orange een groot deel van het Bredase meubilair toebedeeld gekregen en een weduwegeld van jaarlijks 14.000 gulden, tot het moment dat ze weer zou trouwen.
Het was voor de jonge Willem een vreemde situatie. Terwijl er officieel nog gerouwd werd om zijn overleden voorganger, was alles nieuw en veelbelovend voor de verse prins. Tegelijkertijd moest hij breken met alles en iedereen waaraan hij in zijn elfjarige leven verknocht was geraakt. Alleen zijn verre oom Adolf von Holstein-Schauenburg bleef in zijn omgeving. Deze machtige graaf zou toezien op zijn opvoeding. Ook reisden de jonge graven van Wester- en Isenburg naar Breda af, twee speelgenootjes die Willem al kende van de Dillenburg. Zij zouden samen met hem onderwijs volgen in Breda.
Al snel werd het de jonge Willem duidelijk dat hij niet alleen grote stukken grond had geërfd, maar ook hoge schulden. Bovendien had zijn vader geregeld dat een groot deel van de inkomsten van de kleine prins werd doorgestuurd naar de Dillenburg. De zoon moest opdraaien voor de vele kosten van zijn vader. De geërfde schulden waren zo hoog en er stroomde zoveel geld naar de Dillenburg, dat de jonge Willem zijn verblijf in het kasteel van Breda niet kon betalen. Hij had niet eens genoeg geld om in zijn levensonderhoud te voorzien. De voogdijraad besloot daarom dat hij zijn kasteel diende te verlaten en naar het hof van Maria van Hongarije in Brussel moest verhuizen, om daar te blijven wonen en onderwijs te volgen. De vanuit zijn ouderlijke huis weggetrokken Willem moest zo al snel voor een tweede keer verhuizen en wederom had hij geen keuze.

 

© 2017 Aron Brouwer en Marthijn Wouters
© 2017 Nieuw Amsterdam Uitgevers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum