Op 1 juni verschijnt De duistere winkel van Georges Perec (vertaald door Edu Borger). Vandaag brengen wij een uitgebreid fragment!
Georges Perec was ernstig getraumatiseerd door het verdwijnen van zijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog, en onderging diverse psychoanalytische behandelingen tijdens zijn leven. Het verklaart iets van het belang dat hij hechtte aan zijn dromen, die hij tussen mei 1968 en augustus 1972 noteerde in zijn dagboek, ook om in het reine te komen met een stukgelopen liefde. Perec kwam al doende een nieuwe manier van schrijven op het spoor die een verontrustende intensiteit had. De gefragmenteerde grondstof van nachtelijke hersenspinsels vormt in De duistere winkel een compleet verhaal, gedrenkt in humor en overlopend van stilistische hoogstandjes.
N.B. Op 1 juni wijdt SPUI25 een avond aan het oeuvre van Perec. Wees welkom!
[...]
Iedereen droomt wel eens. Sommige mensen herinneren zich hun dromen, veel minder mensen vertellen ze en zeer weinigen schrijven ze op. Waarom zou je ze trouwens opschrijven, aangezien je weet dat je ze alleen maar zult verraden (en ongetwijfeld verraad je tegelijkertijd jezelf?).
Ik meende de dromen die ik had te noteren; ik realiseerde me dat ik al heel gauw alleen nog maar droomde om mijn dromen op papier te zetten.
Wat kon ik van die al te gedroomde, te vaak herlezen, te gestileerde dromen nog anders verwachten dan ze teksten te laten worden, een bos teksten, als een offerande neergelegd voor de poorten van de ‘koninklijke weg’ die ik nog moet doorlopen – met open ogen?
Aangezien ik naar een zekere homogeniteit in de notatie en daarna in de redactie van deze dromen heb gestreefd, lijkt het me niet overbodig om enige toelichting op de typografie en de opmaak te verschaffen:
– Een nieuwe alinea komt overeen met een verandering van tijd, van plaats, van gevoel, van humeur enz., zoals die in de droom ervaren wordt;
– het gebruik van cursiveringen,dat slechts bij uitzonderingvoorkomt, wijstop een bijzonder opmerkelijkelement van de droom;
– de wisselende dikte van de witregels tussen de alinea’s zou overeen moeten stemmen met het wisselende belang van vergeten of bij het ontwaken onbegrijpelijke passages;
– het teken //duidt op een opzettelijke weglating.
Nr.1 Mei 1968
De meetlat (waarvan de benaming me niet duidelijk is: metronoom, stok) waaronder ad lib. een paar uur te moeten verblijven. Zoals vanzelf spreekt. De kast (de twee geheime bergplaatsen). De toneelvoorstelling. De vernedering. ?. De willekeur.
Het is een stuk met verschillende personages. In een hoek staat een maatstok. Ik weet dat ik bedreigd word er een paar uur onder door te moeten brengen; het is meer pesterij dan echte marteling, maar buitengewoon oncomfortabel, want de top van de meetlat wordt door niets tegengehouden en je loopt dus het risico om kleiner te worden.
Zoals vanzelf spreekt droom ik en weet ik dat ik, zoals vanzelf spreekt, droom dat ik in een kamp zit. Het gaat natuurlijk niet echt om een kamp, maar het beeld van een kamp, een overdrachtelijk kamp, een kamp waarvan ik weet dat het niet meer dan een vertrouwd beeld is, alsof ik onvermoeibaar altijd hetzelfde droom, alsof ik nooit iets anders droom, alsof ik nooit iets anders doe dan van dat kamp dromen.
Het is overduidelijk dat die dreiging van de maatstok in eerste instantie volstaat om het hele schrikbewind van het kamp in zich te concentreren. Vervolgens blijkt dat het niet zo verschrikkelijk is. Ik ontsnap trouwens aan die dreiging, er wordt geen uitvoering aan gegeven. Precies die vermeden dreiging vormt het duidelijkste bewijs van het kamp: mijn redding is alleen te danken aan de onverschilligheid van de beul, zijn vrijheid om te doen of te laten; ik ben volledig onderworpen aan zijn willekeur (op precies dezelfde manier als waarop ik aan deze droom ben onderworpen: ik weet dat het maar een droom is, maar ik kan niet aan die droom ontkomen).
De tweede sequentie herhaalt deze thema’s, waarbij ze nauwelijks veranderen. Twee personages (van wie de ene zeer zeker ik zelf ben) openen een kast met twee geheime bergplaatsen waarin de rijkdommen van de gedeporteerden zijn opgestapeld. Onder ‘rijkdommen’ moeten alle voorwerpen worden verstaan die de veiligheid van de eigenaar en zijn mogelijkheden om te overleven kunnen bevorderen, of het nu gaat om eerste levensbehoeften of voorwerpen die ruilwaarde hebben. De eerste bergplaats bevat wollen kleding, enorm veel wollen kleding, oud, mottig en in doffe kleuren. De tweede bergplaats, die geld bevat, bestaat uit een kantelmechanisme: een van de planken van de kast is vanbinnen hol en je tilt het deksel op als het deksel van een lessenaar. Toch wordt die bergplaats niet erg veilig geacht en ik ben bezig het mechaniek dat hem aan het licht brengt in werking te stellen om er geld uit te halen, wanneer er iemand binnenkomt. Het is een officier. We begrijpen onmiddellijk dat het hoe dan ook allemaal zinloos is. Tegelijkertijd wordt het duidelijk dat sterven en het vertrek verlaten op hetzelfde neerkomen.
De derde sequentie had, als ik hem niet bijna volledig vergeten was, ongetwijfeld een naam aan dat kamp kunnen geven: Treblinka, of Theresienstadt of Katowice. De toneelvoorstelling was misschien het ‘Requiem van Theresienstadt' (Les Temps Modernes, 196, nr., blz. ...-...). De moraal van deze vervaagde episode schijnt naar oudere dromen te verwijzen: Wij kunnen (soms) het vege lijf redden door te spelen...
Nr. 2 November 1968
Met een lach die alleen maar als ‘sardonisch’ omschreven kan worden begon zij in mijn aanwezigheid een onbekende het hof te maken. Ik zei niets. Gezien haar opdringerigheid verliet ik ten slotte het vertrek.
Ik zit met A. en met een toevallige vriend, die ik go leer spelen, in mijn kamer. Hij schijnt het spel te begrijpen, tot het moment waarop ik me realiseer dat hij denkt dat hij bridge aan het leren is. Eigenlijk bestaat het spel uit het ronddelen van borden met letters (meer een soort lotto dan een soort scrabble).
Nr. 3 November 1968
: bekend geheim labyrint, brandkastdeuren (rond, gepantserd), gangen, erg lange zwerftocht op weg naar de ontmoeting
dan dezelfde weg die iedereen nu kent.
Copyright © Éditions Denoël, 1988Copyright Nederlandse vertaling en noten © 2017 Edu Borger