Leesfragment: De Nederlandse Boekengids 2017 #5

07 oktober 2017 , door Arnoud Stavenuiter en Bert Oostdijk
| | | |

10 oktober verschijnt het vijfde nummer van De Nederlandse Boekengids van 2017. Vandaag publiceren wij voor met het artikel van Arnoud Stavenuiter en Bert Oostdijk over Shenzhen en de verstedelijking van China.

Het toonaangevendste tijdschrift over boeken en ideeën in de Lage Landen, zes keer per jaar tientallen pagina's essays, boekbesprekingen, interviews en signalementen, op papier en digitaal, vanaf € 30, inclusief toegang tot ons hele archief van op papier en online verschenen stukken.

The Dutch Review of Books - lees meer van wat er echt toe doet!

Met in dit nummer, 'Transformaties'

  • Maarten Asscher: de uitgeverij in nood?
  • Stephan Besser: patronen in de neurocultuur
  • Boyd van Dijk: de conservatieve wereldorde
  • Margot Dijkgraaf: Cézanne en Zola
  • Jaap Goudsmit: de jacht op het eeuwige leven
  • Tom Kayzel: Karl Polanyi's transformatie
  • Geerdt Magiels: de mens tussen micro en macro
  • Berthold van Maris: meertaligheid in Nederland
  • Alexander Nieuwenhuis: Randers na de Club van Rome
  • Frans W. Saris: Heisenberg, Goudsmit, Kistemaker
  • Alfred Schaffer: nieuwe Zuid-Afrikaanse poëzie
  • Arnoud Stavenuiter & Bert Oostdijk: Chinese bouwwoede in Shenzhen

N.B. Neem nu een abonnement op de Nederlandse Boekengids! Niet door één stuk overtuigd? We publiceerden eerder voor.

 

Wonderen bestaan niet, helden wel

In maart van dit jaar bereikte China een mijlpaal: maar liefst honderd steden in het land telden een miljoen of meer inwoners. De verwachting is dat er over acht jaar 221 miljoenensteden zullen zijn, waarin zo’n zeventig procent van de Chinese bevolking zal wonen. Het leeuwendeel van die steden zal ons westerlingen niet bekend in de oren klinken. Quanzhou? Zeven miljoen inwoners. Chongqing? Elf miljoen. Als twee pas afgestudeerde ontwerpers wilden wij deze ontwikkeling zelf ervaren – en er een graantje van meepikken. Twee jaar geleden vertrokken wij naar een stad die hier nog amper bekend is, maar in China symbool staat voor de ongekende verstedelijking: Shenzhen. Deze boomtown is sinds haar stichting nog geen veertig jaar geleden een magneet voor bouwers, vernieuwers en pioniers van allerlei slag. Officieel telt ze twaalf miljoen inwoners, maar inclusief ongeregistreerde migranten zullen het er meer dan twintig miljoen zijn. Uitgesmeerd tussen de beboste heuvels aan de grens met Hongkong vormt Shenzhen het resultaat van een sociaaleconomisch experiment zonder weerga: een (bijna) vrijemarkteconomie binnen socialistisch China. Een architectenbureau aldaar dacht nog wel twee kneedbare Nederlanders te kunnen gebruiken.
Zo kwam het dat wij avond aan avond onze tien- tot twaalfurige werkdag onderbraken om samen met onze collega’s bakjes bezorgchinees te eten op het ruime balkon van ons kantoorgebouw. Tien verdiepingen lager pruttelde het verkeer. Miljoenen forenzen in rode taxi’s en hybride bussen, op brommers, fietsen, hoverboards en monowheels op weg naar huis. Slechts vijfendertig jaar geleden waren hier enkel rijstvelden zo ver het oog rijkte. Nu kijken we, vaak in stilte en goedkope sigaretjes rokend, uit over een indrukwekkend konijnenveld van glimmende high-rises, grote groepen identieke woontorens, hypermoderne malls, uitgestrekte industriegebieden en majestueuze avenues. Dit nieuwe landschap staat voor een ontwikkeling die ieders voorstellingsvermogen op de proef stelt. In China hebben ze het daarom over Shenzhen Speed: elke dag drie nieuwe verdiepingen op een toren in aanbouw, elke week een complete boulevard klaargewalst, en elke maand een nieuwe wolkenkrabber aan de skyline van het Futian zakendistrict. Deze bouwwoede begon hier in 1979, en heeft zich sindsdien in hoog tempo over het hele land uitgezaaid. Waarom werd uitgerekend Shenzhen, voorheen niet meer dan een vissersdorp, het epicentrum van de urbanisatie van China?

Vrijemarkteconomie volgens partijbonzen

Om dat te begrijpen moeten we terug naar 1976, naar de dood van Mao en de opkomst van Deng Xiaoping in de maanden daarna. China was verdeeld en verzwakt geraakt door Mao’s Culturele Revolutie. Gedurende de tien jaar die deze revolutie duurde (1966-1976) kwamen vrijwel alle economische en educatieve activiteiten tot een halt, en werden miljoenen hoogopgeleide Chinezen gedeporteerd of vermoord. De gematigde Deng Xiaoping wilde China weer welvarend maken door om te schakelen van een klassiek communistisch naar een autoritair kapitalistisch systeem, naar het model van Singapore. Omdat dit binnen de partij controversieel was, had hij een manier nodig om op beperkte schaal te kunnen experimenteren met zijn hervormings- en ontsluitingsbeleid. Hij stichtte hiervoor vier Speciale Economische Zones (SEZ’s), waarvan Shenzhen vanwege haar ligging naast het welvarende Hongkong uitgroeide tot de belangrijkste. Langzaam ontstond aan de zuidkust van China een curieus capitalo-communistisch gebied, waarbinnen de inwoners vrijheden genoten die elders in China ondenkbaar waren. Van een ideologisch conflict had kameraad Deng niet zo’n last, vandaar zijn uitspraak: ‘Het maakt niet uit of de kat zwart of wit is, zolang hij maar muizen vangt.’ Deng maakte van Shenzhen de plek waar de grenzen van de communistische tolerantie konden worden opgezocht, de ideologische orthodoxie van partijbonzen kon worden getest, en een plaats waar nog altijd nieuwe dingen mogelijk zijn.
Om het experiment onder controle te houden, moest Deng een grens trekken, letterlijk. Het binnengaan van de SEZ was vergelijkbaar met het binnengaan van een ander land. 126 kilometer aan prikkeldraad en zeven checkpoints scheidden de prille vrije markt van de rest van China. De ontwikkeling van de SEZ begon aarzelend, maar leidde na enkele jaren tot een industriële explosie. Zakenlui uit Hongkong, die vaak decennia eerder de streek ontvlucht waren, werden de belangrijkste investeerders. Gelukszoekers van het platteland, vrijheidslievende artistiekelingen en ambitieuze partijbazen volgden al snel. Het prikkeldraad zorgde op vele manieren voor ambigue politiek en sociale ongelijkheid tussen inwoners van buiten en binnen de SEZ – maar volgens Deng Xiaoping was het onvermijdelijk dat sommigen eerder rijk werden dan anderen.
Bij de instelling van de SEZ had het gebied dat Shenzhen tegenwoordig bestrijkt al meer dan 310.000 inwoners, vooral boeren en vissers. Toen de fabrieken vanaf de jaren tachtig de grond rondom hun dorpen begonnen op te slokken, hadden zij andere inkomsten nodig. Hun dorpen boden plaats aan alles waar de snelgroeiende stad behoefte aan had: goedkope huisvesting voor de influx van arbeidskrachten, voedsel en vermaak. Ze vervingen hun boerderijen voor kleine maar hoge huurpanden, waartussen alleen een labyrint van permanent duistere stegen overbleef. Omdat je vanuit het raam van zo’n pand je overbuurman de hand kan schudden, kwam dit soort bebouwing bekend te staan als handdrukhuizen. De kersverse huisbazen leerden al snel dat het goed boeren was met de opbrengsten van hun stadsdorpen, en breidden ze uit tot semiautonome migrantenenclaves met wiens belangen de overheid in haar stadsplanning terdege rekening moet houden.
Van het Mao-tijdperk zijn in het Shenzhen van nu nauwelijks nog sporen te ontdekken. Een enkele recente migrant van het platteland brandt binnenskamers wat wierook voor een portretje van Mao, in de hoop op zakelijk succes. Maar het is Deng Xiaopings huizenhoge portret dat vanaf een centraal kruispunt neerkijkt op de vrijwel permanente file. De stedelijke middenklasse, die het meest van zijn hervormingen geprofiteerd heeft, verspreidt lofzangen op hem via Wechat, de Chinese variant op zowel Whatsapp als Facebook. Hoewel Shenzhens uitzonderlijke status ondertussen grotendeels verleden tijd is, oefent de stad nog altijd een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op vooral jonge mensen uit heel China. Geen van onze collega’s op het architectenkantoor was in Shenzhen geboren – allemaal waren ze hierheen gekomen op zoek naar een beter bestaan.
Het Shenzhen-model werd zo het prototype van Dengs nieuwe China, en Deng zelf de beschermheilige van Shenzhen. Door het succes van de SEZ werden in de jaren daarop ook in de binnenlanden van China de restricties op kapitalistische investeringen uit binnen- en buitenland steeds meer versoepeld, met ook daar grote verstedelijking tot gevolg. Toch ziet de Communistische Partij, net als Deng, deze ontwikkeling nog altijd als de ‘specifiek Chinese weg naar socialisme’. De fundamenten van de Chinese economie – zware industrie, energievoorziening, transport en financiën (staatsbanken) zijn nog altijd stevig in handen van de overheid. Shenzhen fungeert nu als een ideologisch strijdperk, met als inzet de Chinese Droom. Voor activisten en (met name westerse) commentatoren staat deze leus voor de voorzichtig liberale belofte van individueel geluk en welvaart voor een explosief toenemende middenklasse. Voor de Partij staat het juist voor collectiviteit en een sterk, briljant China.
Die dubbelheid geeft veel weg van de complexiteit waarmee deze nieuwbakken megalopolis tot diep in de poriën is doortrokken.

De mythe van Shenzhen

Door haar onwaarschijnlijke succes heeft het verhaal van Shenzhen binnen China mythische proporties aangenomen. De stad wordt gepresenteerd als een economisch wonder, dat geen verklaring nodig heeft maar haar eigen bewijs is – bewijs voor de superioriteit van het kapitalistisch systeem, of voor de wijsheid van de communistische partij. Dit komt vooral naar voren binnen de vakgebieden van de architectuur en de stedenbouw, waar Shenzhen al geruime tijd een geliefd studieobject is. Actuele economische en sociale problemen in het China van nu zijn veelal bespreekbaar, maar een kritische kijk op de geschiedenis blijft ideologisch explosief. Het is dan ook geen wonder dat publicaties over de stad veelal descriptief van aard zijn, waarbij auteurs hun kritische observaties beperken tot het hier en nu.
Toch bestaan er ook goede voorbeelden van puur descriptieve besprekingen. Zo heeft Linda Vlassenrood met Shenzhen: From Factory of the World to World City een brede en goed leesbare bundel samengesteld over de planologische en stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad. In andere gevallen wordt ervoor gekozen Shenzhen te verklaren door haar te bekijken vanuit een specifieke invalshoek. Een voorbeeld hiervan is Villages in the City: A Guide to South China’s Urban Informality, dat de stadsdorpen tot onderwerp neemt. Het boek legt deze dorpen minutieus vast in essays en prachtige illustraties, maar laat de historische en politieke context goeddeels buiten beschouwing, waardoor de dialoog met de stad en haar geschiedenis uiteindelijk onvoldoende tot stand komt.
De korte geschiedenis van Shenzhen geeft eigenlijk geen aanleiding haar te proberen te begrijpen vanuit geïsoleerde stedenbouwkundige observaties (bij welke stad kan dat eigenlijk wel?). ‘Shenzhen’ is als ideologisch bevochten stad juist een vervlechting van vele vormen van niet-bouwkundige ruimtelijke productie, zoals harde en zachte grenzen, burgerschapsstatus en rurale migratie. De stad is getekend door en met de gradiënt, de vervaging. Vervaging tussen geplande en ongeplande ruimte (zoals de stadsdorpen), vervaging tussen ideologieën (kapitalisme en socialisme vermengen tot iets totaal nieuws) en daarmee de vervaging tussen het verleden en de toekomst. Het is verleidelijk om je als onderzoeker te vergapen aan de meest vreemdsoortige architectuur, maar dit doen zonder de blik te verruimen versterkt slechts de mythe, en maakt een door mensen gebouwde stad tot een wonderbaarlijk succesvolle architectonische freakshow.
De recent verschenen bundel Learning from Shenzhen: China’s Post-Mao Experiment from Special Zone to Model City is een zeer veelzijdig en diepgravend verslag van gebeurtenissen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van Shenzhen, van het prille begin tot vandaag de dag. De auteurs hebben allen verschillende specialismen, waaronder creativiteit, copyright, infrastructuur en volksgezondheid. Speciale aandacht is er voor sociale mobiliteit en het hukou-systeem: een vorm van persoonsregistratie die aan migranten van het platteland minder rechten toekent dan aan stadsbewoners – en voor de sociale verhoudingen in Shenzhen erg bepalend is. Het onderzoek van deze auteurs beweegt zich hiermee dus juist af van de architectuur, van de gebouwde stad zelf als primaire bron voor het ontcijferen van Shenzhen. De verscheidenheid aan thema’s resulteert in een verhelderende overlap tussen de verschillende verhalen, waardoor er een veelomvattend beeld van de stad tevoorschijn komt.
Het redacteurschap werd verzorgd door onder anderen Mary Ann O’Donnell, een in Shenzhen gevestigde Amerikaanse kunstenaar, etnograaf en lokale beroemdheid. Zij ziet haar woonplaats als een kritiek geval waar architecten en stedenbouwers veel van kunnen leren, maar denkt wel dat het een misverstand is het succes van Shenzhen te verklaren vanuit de uitvoering van een heroïsch vooropgezet plan. Volgens O’Donnell ondernamen de bestuurders van het jonge Shenzhen clandestien experimenten, vaak zonder politieke steun. Succesverhalen werden met terugwerkende kracht toegeschreven aan het beleid van hogerhand, en onderdeel gemaakt van het Shenzhen-model. Voor tegenslagen, en voor hervormingen die de regering in Beijing te ver gingen, kregen individuen de schuld.
De kern van het Shenzhen-model is volgens O’Donnell niet de geplande stad, maar de verhouding tussen een sociaaleconomisch experiment en de politieke toetsing daarvan: een voortdurende wisselwerking tussen kapitalisme en communisme. Dat is een uiterst precaire gang van zaken, waarin de vroege bestuurders van Shenzhen wel degelijk een heldenrol vervulden: zonder duidelijk mandaat introduceerden zij de noodzakelijke hervormingen, met het levensgrote risico ten prooi te vallen aan een zuiveringsactie, en een gebroken carrière als eindresultaat.
De thematische uitwerking van deze zienswijze maakt de publicatie bijzonder waardevol en zorgt ervoor dat de academische stijl van enkele hoofdstukken alsnog verteerbaar wordt. De inzichtelijk gemaakte interactie tussen vrijemarkten planeconomie maakt allerlei voorbeelden van ‘wonderbaarlijke’ vooruitgang of ‘bizarre’ architectuur begrijpelijk – van fabrieken ter grootte van een kleine stad tot woonblokken in Venetiaanse stijl.

Stadsdorpen en wolkenkrabbers

Tijdens ons werk in Shenzhen hebben wij deze communistisch-kapitalistische wisselwerking zelf het sterkst ervaren in de eerdergenoemde stadsdorpen. In een kort bezoekje aan het bestuur van zo’n stadsdorp kwamen de twee kanten van Shenzhen duidelijk naar voren. Officieel beheren de oorspronkelijke bewoners hun dorp met behulp van een commercieel vastgoedbedrijf – met bijbehorende logo’s, contracten en chique conferentietafels. Dat het kantoor van zo’n vastgoedbedrijf vol hangt met communistische vaandels en slogans, en grotendeels gevuld is met kamers voor partijfunctionarissen, maakt duidelijk dat dit slechts een deel van de werkelijkheid is. De echte zaken worden gedaan tijdens theeceremonies, waarbij de directeur van het vastgoedbedrijf, meer nog dan de rol van zakenman of partijbaas, die van dorpshoofd op zich neemt.
Sinds het begin van deze eeuw wil Shenzhen haar verleden als goedkope industriestad achter zich laten, om als hightech- en dienstenstad haar voorbeeldfunctie als modernste stad van China te kunnen behouden. De chaotische, onhygiënische stadsdorpen passen steeds minder binnen dit plaatje. Een aantal van de meest omvangrijke is volledig tegen de vlakte gegaan, om plaats te maken voor de inwisselbare woontorens en winkelcentra die de hedendaagse Chinese stad kenmerken. Je hoeft maar een zijstraat in te slaan en je staat tussen de puinhopen van een half afgebroken stadsdorp, inclusief huisraad, speelgoed en cd-collecties. Tussen het cement van de straten van Shenzhen is af en toe een glanzende tegelvloer te vinden: bewijs dat hier niet lang geleden iemands keuken of badkamer stond.
Wat inwoners van Shenzhen juist wel aantrekkelijk vinden aan hun stad is voor Nederlanders vaak lastig te bevatten. Vooruitgang komt tot uitdrukking door de opening van weer een megamall, met daarin hetzelfde aanbod van de onvermijdelijke McDonald’s, KFC en hun Chinese evenknieën. Deze winkelcentra zijn beplakt met ledlampjes en werken zo ’s avonds als een gigantisch televisiescherm. Het ziet er inderdaad schitterend uit, maar de aantrekkingskracht van de consumptiemaatschappij die erin wordt aangeprezen wordt door de meeste niet-Chinezen niet gevoeld. Gezelligheid lijkt men eerder te vinden in de stadsdorpen, die ondanks hun slechte reputatie een populaire woon- en uitgaansplaats voor de buitenlanders van Shenzhen zijn. Hier wordt de hele nacht door gepoold, gemahjongd, gedronken en gebarbecued terwijl elektrische scooters door de smalle stegen schieten. Terwijl de kakkerlakken onder hun plastic krukjes vandaan schoten, verzekerden bezoekende architecten ons dat deze kant van Shenzhen hun een stuk beter beviel. Misschien voor even, denken wij. Om in de stadsdorpen een bestaan op te bouwen is veel standvastigheid nodig.
In de stadsdorpen speelt zich dus een voor eenentwintigste- eeuwse westerlingen onbegrijpelijk drama af. Waarom deze levendige volkswijken afbreken ten faveure van in onze ogen doodsaaie appartementencomplexen? Voor veel inwoners van Shenzhen ligt dit anders: in het mythische beeld van de stad is enkel plaats voor vooruitgang. Het verlangen een modern appartement te bezitten geeft de waardering voor ‘dorpstedelijkheid’, nota bene voortgekomen uit de geschiedenis van juist deze stad, weinig kans. Toch merkten wij tijdens onze werkzaamheden dat dit langzaam aan het veranderen is. Tegenwoordig worden de stadsdorpen schoongemaakt en verfraaid met decoratieve gevels, groenstroken en cultuurpleinen om hun respectabiliteit te vergroten. Door dit toe te staan erkent de overheid hun belang voor de stad, als culturele centra en onontbeerlijke reservoirs van goedkope huisvesting. Dit is een positieve ontwikkeling. Het is belangrijk de stadsdorpen een kans te geven, maar evenzeer om hun vrolijke ellende niet te romantiseren – deze upgrades zijn broodnodig om de levensstandaard van miljoenen Chinezen te verhogen. De herwaardering van de stadsdorpen zegt ook veel over de duurzaamheid van de mythe van Shenzhen. Wie weet ligt een verzoening met de onwelgevallige kanten van de geschiedenis wel in het verschiet.
Wij hoopten een klein steentje bij te dragen aan deze omslag door het maken van een tentoonstelling. Een lang lint van blauwe paviljoentjes strekte zich uit langs een drukke winkelstraat in een centraal gelegen stadsdorp. Met data, film en schilderkunst probeerden we de Shenzheners te overtuigen van de behoudenswaardigheid van hun stadsdorp. Of de ingewikkelde diagrammen onze ideeën over de gelaagdheid van de plek goed overbrachten is de vraag. Maar voor de schoolklassen, die onder begeleiding van tientallen wonderbaarlijk gematerialiseerde vrijwilligers in rode hesjes langs de paviljoens geleid werden, was het in elk geval een feest van herkenning. Omringd door kinderen die zich met verf en piepschuim uitleefden op de muren van een tot renovatie veroordeeld bouwblok konden wij de vraag wat het allemaal exact betekende een moment vergeten. Toen kieperde een verbolgen buurtbewoner een emmer water over de menigte onder zijn raam, en stoof het hele zooitje uit elkaar.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum