Leesfragment: Oude meesters

15 oktober 2017 , door Joost de Vries
|

18 oktober verschijnt Joost de Vries' nieuwe boek Oude meesters. Lees hier alvast een fragment.

Het grootste drama van de broers Sieger en Edmund van Zeeland is dat ze in de verkeerde tijd zijn geboren. Edmund zou anderhalve eeuw geleden op zijn best zijn geweest, toen je nog in je eentje een continent kon veroveren of de bron van de Nijl kon ontdekken. Nu reist hij van cruiseschip naar vijfsterrenhotel, dromerig op zoek naar iets betekenisvols. Pas als hij een vage, geladen vriendschap aangaat met zijn broers al dan niet weggelopen vrouw Sarie, voelt hij zich verleid zich ergens aan te verbinden.

Sieger leeft in zijn hoofd in de tijd dat de krant een Deftige Meneer was en journalisten nog vertrouwd werden. Net als zijn krant aan de zoveelste populariserende restyling begint, is hij de enige getuige van een aanslag op een Russisch politicus: een scoop die zo groot is, dat hij hem met niemand wil delen. Ook als dat betekent dat hij alle veiligheidsdiensten en complotdenkers van Europa achter zich aan krijgt.

Oude meesters schakelt speels van familiedrama naar satire, van thriller naar romance, terwijl zich een groots, enerverend verhaal ontvouwt over heerszucht en compassie, kennis en onvermogen, vertrouwen winnen en liefde verspelen, en over het privilege van mannen die ervan uitgaan dat de wereld zonder meer van hen is – en de vrouwen die het daar niet direct mee eens zijn.
 
Joost de Vries (1983) is redacteur bij De Groene Amsterdammer. Sinds het verschijnen van zijn debuutroman Clausewitz, in 2010, geldt hij als een van de meest getalenteerde schrijvers van zijn generatie. Zijn tweede roman, De republiek, werd bekroond met het Charlotte Köhler Stipendium en de Gouden Boekenuil en is in meer dan tien talen vertaald. In 2014 publiceerde hij zijn veelbesproken essayboek Vechtmemoires.

 

5

Anthony deed hoogstpersoonlijk de deur van zijn kantoor voor hem open, maakte een overdreven armgebaar.
‘Sieger, treed binnen. Fijn dat je even wilde komen.’ Hij zou nooit vergeten wat Verdelius hem had toegefluisterd toen hij Anthony van Dijk een jaar of vijf terug voor het eerst had ontmoet: ‘Oppassen. Carrièrehomo.’ Niet dat Verdelius hem ook maar een strobreed in de weg had gelegd, het was politiek, hij begreep dat toen Anthony van de concurrent werd overgenomen om de binnenlandsectie te gaan runnen ladders beklommen zouden worden, visitekaartjes geüpgraded, en de directie ver vooruitkijkende plannen met hem had. Hij was lang en slank, met een met het mes geschoren schedel, vlugge ogen, mooie losjes vallende pakken; hij was inderdaad homo, had een echtgenoot met ‘de beste bloemenwinkel van de Jordaan’ (dixit Sarie) en was binnen drie jaar tot hoofdredacteur gepromoveerd. Nu speelde hij een rol die hem in staat stelde dubbel superieur te zijn: de directie kon hij het gevoel geven dat ze niks begreep van kwaliteitsjournalistiek, en de redactie het gevoel dat ze kinderlijk naïef was als het aankwam op ‘verdienmodellen’ en ‘branded content’ die moest reizen door ‘evoluerende medialandschappen’. Beide rollen uitte hij door veel te zuchten en met zijn ogen te rollen. Hij zei nooit bedankt en hij zei nooit sorry terwijl er een stapelende vraag was naar allebei.
‘Ben je net nog naar de naborrel geweest?’
‘Nee, ik ben een blokje om gegaan, frisse neus gehaald.’
‘Ach ja, arme Willem.’
Dat Anthony hem niet bij zich had geroepen om het over Verdelius te hebben sprak voor zich, zeker nu hij Feiko Smit en Mireille Beumer aan zijn vergadertafel in de startblokken zag zitten. It’s an ambush!
‘Sieger, wil je koffie?’ vroeg Mireille Beumer.
‘Nu even niet.’
Mireille Beumer – bijna ontroerde ze hem, hoe ze erbij zat. Bijna. Ingetogen glimlachend, rechte rug, haar handen voor haar buik gevouwen. Overgenomen van een bn’er-blad, momenteel chef Lifestyle maar belast met de taak een nieuw wekelijks katern voor de krant te bedenken. Zo smetteloos als ze eruitzag, zo correct, make-up, haar, outfit. Haar ambitie was zo evident. Iemand die zou proberen de Beste Leerling van de Klas te blijven, hoewel niemand nog cijfers uitdeelde. Ze speelde altijd precies de rol die van haar verwacht werd. ‘Vond je het een mooie dienst?’ zei Mireille. (aimabele gastvrouw.) ‘Alles wat gezegd moest worden werd gezegd.’ ‘Je bedoelt dat het iets voorspelbaars had?’ (serieuze interviewster.) ‘Zijn vrouw zei tegen me dat de uitvaart meer was voor de mensen die hem niet zo goed kenden, dan voor de mensen die hem goed kenden.’ ‘Als wij ons maar herinneren hoe Willem echt was.’ (oprechte rouw.) Hoe was zij echt? Ze schreef geen stuk in de lifestylesectie zonder even in een bijzin te vermelden dat ze een ‘single lady’ was, ze gebruikte termen als ‘nahuwelijk’, en ‘love life’. Sarie had haar een keer ontmoet op een feestje van een glossy waar ze ooit een klusje voor had gedaan. ‘Zij is al heel lang niet aangeraakt,’ was haar enige oordeel. (Sarie kon dat: iets zeggen alsof het de wet was. Ze keek erbij alsof ze vanaf de Tafelberg over de oceaan keek en ze iets leek te zien wat er altijd al was geweest, sinds het begin van de tijd.)
Heerlijk hoe ze het had uitgesproken, kin-duh-run, ze spuwde het uit alsof het de nieuwste in een serie oppervlakkige hypes was. Ergens in haar hart zat een gat zo groot als een babywagen. De eerste keer dat hij haar daarna sprak was ze weer fris en fruitig en deed ze alsof hun gesprek nooit had plaatsgevonden.
Maar liever haar maskerade dan Feiko’s ongemak. Hij zat daar aan die tafel met zijn pens naar voren waardoor je je afvroeg of de overbelaste knoopjes van zijn overhemd niet elk moment de lucht in konden worden gelanceerd.
‘Ik geef deze twee gewoon maar het woord,’ zei Anthony, die niet aan de tafel maar achter zijn bureau iets verderop ging zitten.
De twee keken elkaar even aan, en toen begon de spraakwaterval: We willen je even bijpraten en, als je het goed vindt, even je advies inwinnen, zei Mireille (kameraadschappelijke collega). Zoals je weet zijn we heel druk met het nieuwe katern, we willen vlug jullie – de redactie – laten zien wat we bedacht hebben, zei Feiko. Het katern moet een deur tot de krant zijn, waardoor nieuwe mensen kunnen instappen, zei Mireille. En tegelijk moet het een raam zijn voor de vaste lezers, om een wereld te zien die ze eerst misschien niet zagen, zei Feiko. We hebben nagedacht over hoe het katern moet functioneren in het hart van de krant, zei Mireille, want het moet ook in de meest letterlijke manier een hart zijn: vol leven en persoonlijkheid. Het moet bloed doen stromen naar onderwerpen die anders droog zijn. De designfase zit erop en we beginnen nu over vacatures na te denken, zei Feiko. Over medewerkers, zei Mireille. De juiste mensen, zei Feiko, op de juiste plek.
Het kon niet anders of ze hadden dit ingestudeerd, dacht Sieger. Ze praten alsof ze een kür schaatsen.
‘Off the record: we willen Edmund, je broer, vragen.’
Edmund, je broer. Wat mooi nadrukkelijk gezegd. Wat mooi hoe die woorden op tafel worden gelegd, als een cadeau waar je niet om hebt gevraagd.
We willen dus dat hij een column gaat schrijven, voor Ha-en- Zet,’ verduidelijkte Feiko toen zijn reactie uitbleef. ‘Over zijn leven, zijn reizen, dat soort dingen.’
‘Zei je nou “Hazes”? Gaat het nieuwe katern “Hazes” heten?’
‘O sorry, nee, niet Hazes, alhoewel dat vast een brede appeal zou hebben, haha. H en Z, noemen we het nu even. Als werktitel.’
‘Hart en Ziel?’
‘Juist,’ zei Feiko.
‘We proberen nog van alles uit, hoor,’ zei Mireille.
‘We willen iets met een ampersand. Het &-teken. Daar werken de ontwerpers al mee. Dat wordt het logo.’
‘Hart & Ziel.’
‘Buik & Brein.’
‘Of Heer & Meester. Maar dat is misschien wat… masculien,’ zei Mireille.
‘En mijn god, laten we alsjeblieft niet masculien worden!’ zei Feiko. Ze lachten dankbaar om elkaar, waardoor Sieger zich afvroeg waarom deze twee geen zondagmiddagkookprogramma presenteerden of zo.
‘Dus iets als Melk & Honing.’
‘Hart & Hoofd.’
‘Wat vinden jullie van Bloed & Bodem?’ zei Sieger. ‘Lijkt me een krachtige titel.’
De twee keken hem even aan en begonnen toen vlug te lachen, Sieger glimlachte minzaam nu, niet om zijn grap, maar om hen: kinderen zijn het.
‘Spek & Bonen lijkt me ook een mooie,’ zei Sieger, terwijl hij nu de twee hulpjes negeerde en zijn hoofdredacteur recht aankeek. Anthony glimlachte, maar niet om de grap. Hij glimlacht, dacht Sieger, omdat we elkaar begrijpen. Omdat we weten wat dit is.
Anthony keek gemaakt afgeleid naar iets op zijn beeldscherm terwijl hij zei: ‘Maak je geen zorgen; jij zal niets met het katern te maken hebben. Je weet dat we dit doen omwille van… diversificatie. Lezersaantallen, bereik, et cetera. Het doet niets af aan onze core business, de diepgravende journalistiek waarin jij, Sieger, een van onze meest waardevolle krachten bent.’
Het vergde een speciaal soort kwaliteit om een compliment te geven zoals hij het gaf; alsof jij, Sieger er zelf zeurend om vroeg, en hij zo royaal was je het te geven, met de verveling van een museumgids die voor de zestigste keer die dag de unieke kwaliteiten van De Nachtwacht opsomde.
‘Maar voor de duidelijkheid,’ vroeg Feiko met vlekken in zijn nek, ‘je vindt het dus niet vervelend als we Ed vragen?’
Sieger dacht erover na, maar er was zo verdomde weinig om over na te denken. Hij kon geen nee zeggen – maar hoe kon hij ja zeggen? Alles waar hij niets mee te maken wilde hebben klopte bij hem op zijn deur. En dus was het enige wat hij zei toen hij het kantoor weer uitstapte dat ze hem beter geen ‘Ed’ konden noemen, al wist hij niet zo goed van wie ze dat vooral niet moesten doen, van Edmund of van hemzelf.
© 2017 Joost de Vries

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum