Leesfragment: Pauwl

21 februari 2017 , door Erik Jan Harmens
|

Morgen verschijnt de nieuwe roman van Erik Jan Harmens, Pauwl; 1 maart wordt hij bij Athenaeum Haarlem gepresenteerd tijdens Vullings op Woensdag. Vandaag publiceren we voor.

Paul (49) heeft autisme. Hij woont door de week in een woongroep en gaat om het weekend naar zijn moeder. In zijn woonkamer staat een terrarium met twee reptielen. Hij werkt bij de plantsoendienst en is stiekem verliefd op de 25 jaar jongere Carol. Een van de reptielen at de plastic plant op en is nu dood, en de ander is kwijt. In het stadhuis, waar Paul van het toilet gebruik mag maken omdat hij niet op de Dixi wil, zijn de bordjes van de dames- en heren-wc omgedraaid, wat tot onverdraaglijke verwarring leidt. En dan spreekt iedereen zijn naam ook nog eens verkeerd uit.

Pauwl is een realistische, ontroerende en humoristische vertelling over de beperkingen én verrijkingen van een leven met autisme. Na Hallo muur schreef Erik Jan Harmens opnieuw een roman die rechtsreeks uit zijn ziel komt.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Duetten.

 

05.32

Ik heet Paul. Dat is voor veel mensen een moeilijke naam om uit te spreken. Dan zeggen ze: ‘Pal’. Of zo: ‘Pauwl’.
Mijn achternaam is Pielage. Paul Pielage. Dat valt op, dat mijn voor- én achternaam met een p beginnen. Vroeger werd ik ermee gepest, dan lieten klasgenoten heel veel speeksel vrijkomen bij het uitspreken van de p’s: ‘Pppff fál! Pppff fíélage!’

Ik heb autisme. Om precies te zijn: PDD-NOS. Eigenlijk is dat helemaal niet precies, want PDD-NOS is een afkorting van Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specifi ed. Het is een vergaarbak, de categorie Overige: alle soorten van autisme behalve klassiek autisme en asperger. Eigenlijk kan ik dus niet zeggen: ‘Ik heb PDD-NOS’, want je hébt natuurlijk niet de categorie Overige: een categorie, daar zit je ín.
Klassiek autisme is autisme zoals het bedoeld is, met veel wegkijken, lange stiltes en soms urenlang in een vraagteken op bed liggen. Asperger is in de vorige eeuw ontdekt door een Oostenrijkse dokter: Hans Asperger. Mensen met asperger zijn vaak bovengemiddeld intelligent. Waarmee ik niet wil zeggen dat mensen met klassiek autisme of PDD-NOS niet intelligent zijn, maar vaak wel minder intelligent dan mensen met asperger.
Mensen met autisme op televisie hebben meestal asperger. Ze zijn grappig zonder dat ze het doorhebben, maar eigenlijk zijn het acteurs. Ze spelen dat ze grappen of sarcastische opmerkingen niet snappen, of dat ze altijd op hetzelfde tijdstip een programma op televisie willen zien. Dat laatste probleem is nu wel opgelost, je kunt een programma gewoon op je mobiel kijken, of achteraf via Uitzending Gemist. Moet er wel wifi zijn, anders ga je over je bundel, en in De Driemaster, een AWBZ-erkend en HKZ-gecertificeerd zorgcentrum waar ik woon, is de regel: ga je over je bundel, dan zelf betalen.

HKZ staat voor Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector, het zijn kwaliteitsnormen waar De Driemaster en andere zorgcentra aan voldoen (als het goed is). Om twee voorbeelden te noemen: dat er geen achterstallig onderhoud is en dat het nooduitgangbordje verlicht wordt als de stroom uitvalt.
AWBZ staat voor Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten: als je zorgcentrum onder die wet valt, worden de kosten van het verblijf vergoed.
En dat is maar goed ook, want het geld groeit bij mijn moeder niet op de rug. Dat zei ze vroeger altijd. Ik wist dat het een uitdrukking was, toch kreeg ik het tegenovergestelde beeld niet uit mijn hoofd van zoveel guldens en rijksdaalders op haar rug dat ze er krom van ging lopen.

10

’s Morgens of ’s avonds hoor je de raarste geluiden in De Driemaster. Daar zijn veel mensen schuldig aan. Bijvoorbeeld Roy, hij is geboren in Driebergen maar zijn ouders komen uit Laos. Als je wilt weten waar dat is, moet je de wereldbol op mijn kamer een halve slag draaien. Roy ziet eruit als een Chinees, klein en mager met zwart plat rondgeknipt haar, waar hij gel in doet als er een feestje is: dan steekt het alle kanten op. Roy zegt geen woord, maar maakt wel heel veel lawaai met zijn mond: het klinkt als een pauw met de baard in de keel. Soms schrik ik heel erg, als hij achter me staat en vanuit het niets begint te bwauwen: ‘Bwauw! Bwauw!’ Roy laat harde boeren, soms komt er wat zuur mee en dan gaat ie bijna over zijn nek. Hij heeft een lieve moeder, ik denk dat ze ‘Pita’ heet, net als het broodje waar je shoarma in doet, of het is toch gewoon Rita, ze heeft bij het voorstellen een keer haar naam gezegd, maar we zeiden onze naam tegelijk: ‘Paul,’ en zij een naam die eindigde op ‘ita’.

Er is Dave, zijn ene been is een stuk langer dan het andere, het is alsof hij op één stelt loopt. Hij is op zijn hoogste punt langer dan ik, en ik ben 1 meter 90, ik denk dat hij net niet de twee meter haalt.
Dave heeft rood haar, dat in de zomer lichtoranje kleurt. Zijn gezicht is ingedeukt, alsof er een vrachtwagen over z’n wang is gereden. De eerste keer is dat even schrikken, maar op een gegeven moment weet je niet beter. Dave heeft ook autisme, maar heel anders dan ik, hij is er echt een uit het boekje. Alles moet bij hem tot in de puntjes geregeld zijn, als je met hem wilt afspreken en je zegt ‘rond drie uur’, dan wordt ie helemaal gek: ‘Hoezo rónd drie uur, wat wil je nou!’ schreeuwt ie dan. ‘Zien we elkaar óm drie uur? Of vijf óver drie? Of tien vóór drie? Lul! Eikel!’ Het is niet te doen. Als je met hem om drie uur afspreekt, belt ie je op om tien vóór drie, om te zeggen dat ie er over tien minuten is.
‘Ik zie je zo,’ zeg ik dan.
‘Ja, over tien minuten,’ antwoordt Dave, met de nadruk op het getal 10.
Dave schrijft in zijn notities op zijn telefoon welke tv-programma’s hij kijkt, maar hij zet er nooit bij of hij ervan genoten heeft of niet. Er staat alleen: ‘20.00u, herhaling Idols gekeken, tot 22.00u’. En hij doet nog iets: met de stopwatch op zijn telefoon neemt hij op hoelang de reclameblokken duren, daarna rekent hij op z’n rekenmachine de ‘netto programmaduur’ uit, afgekort als ‘npd’. De npd’s van de live-uitzending van Idols en de herhaling zijn altijd gelijk, alleen duren de reclameblokken de tweede keer korter. Wat hij er verder mee opschiet om dit allemaal te meten en op te schrijven: onbekend.

Dan heb je Marike (je spelt haar naam met een i, niet met ie): die heeft een stem als van een engeltje, maar ze tikt de hele dag met lepeltjes tegen glazen en schalen. Ik heb haar vaak gevraagd om ermee op te houden, maar ze zegt dat ze dat niet kan.
Marike is heel lang en heel mager, ik geloof niet dat ik haar ooit iets heb zien eten. Ze heeft donkerbruin kort haar, dat in een vierkant is geknipt, het is alsof ze een tapijttegel op haar hoofd heeft (maar dat is niet aardig om te zeggen). Haar moeder komt elke maand langs om het bij te werken.
Youssef heeft een politiesirene op z’n fiets die altijd aan moet als ie fietst, maar ook als ie wandelt of onder de douche staat of zich uitkleedt om naar bed te gaan, er klinkt altijd wel een sirene, diep vanuit zijn keel: ‘Wheeeeeeeeeeeeeeeee!!!!!’ Vanuit het apparaatje op zijn fiets is het een Nederlandse politiesirene, als hij het zelf doet is het een Amerikaanse, met wheeeeeeeeeeeeeeeee’s die langer aanhouden. Soms stottert het even: ‘Pwu, pwu, pwu, pwu’, het klinkt dan een beetje als een kip. Soms zou ik het dier de nek om willen draaien, want het gaat maar door, behalve als ie slaapt. Maar dan slaap ik ook, dus dan geniet ik er niet echt van. Daarom sta ik dus doordeweeks om 05.30 uur op, om een uur lang niets te hoeven horen, voordat ik om 06.30 uur wordt geroepen.

Verder zijn er nog Alwin, Carol, Hakim, Peter en ikzelf: wij maken natuurlijk wel geluid, soms veel, we zijn niet van steen, maar je hoort ons niet overdreven vaak. We zeggen niet midden in elke zin: ‘Tooooooeeeeeet!’, behalve als we daar zin in hebben, of als iemand vraagt of we het geluid van een stoomboot willen nadoen. Hakim rijdt wel heel vaak met zijn rolstoel ergens tegenaan, soms word ik daar boos om, zeker als ie vól mijn scheenbeen raakt. Dan zegt ie sorry, maar kijkend naar de grond, dus kan ik niet in zijn ogen zien of ie het meent.

Marco zegt dat ik mijn oorkappen op moet doen als ik last heb van het lawaai. Of anders een koptelefoon met muziek, maar het nadeel daarvan is dat je niet alleen de onaangename geluiden niet hoort, maar ook de dingen niet die je wél zou moeten horen. ‘Brand!’ bijvoorbeeld, als er brand is.

Als iedereen naar bed gaat en z’n tanden aan het poetsen is, is het alsof je op de kermis bent. 'Bwauw! Bwauw!’ bwauwt Roy.
‘Lul! Eikel!’ scheldt Dave.
‘Tingggg! Klingggg! Kletterrrrrr!’ doet Marike met haar lepeltjes.
‘Wheeeeeeeeeeeeeeeee!!!!!’ wiewt Youssef. ‘Pwu, pwu, pwu, pwu!’
Overal is lawaai, totdat het langzaam stil wordt, alsof stuk voor stuk de batterijen opraken. Als het stil is geworden geniet ik, al weet ik elke minuut dat het moment dichterbij komt dat het weer begint.

06.32

Ik ga ’s avonds in bad en ’s ochtends douchen. Gisteren heb ik in bad mijn haren gewassen, na het afdrogen deed ik er geen gel in. Vanochtend ging ik douchen en dan doe ik er als ik ben aangekleed wel gel in, omdat mijn kapper zei dat het anders net is of je een bloempot op je hoofd hebt.

Douchen duurt vijftien minuten: een halve minuut om mijn pyjama uit te trekken en op te vouwen, dertien minuten onder de straal, anderhalve minuut om me aan te kleden. Marco wil dat ik korter douche, maar ik laat me niet opjagen.
Als ik de kraan opendraai hoor je een geluid alsof iemand met een mitrailleur schiet. De loodgieter is ervoor gekomen (een vrouw, ze had een tuinbroek aan en kort witgeverfd haar, met een zwart lijntje in het midden, alsof er een aardbeving op haar hoofd was geweest, en ze sprak met een harde, lage stem, alsof je aan de andere kant van de kamer stond in plaats van náást haar) en die zei dat de waterleiding los zit. Dat kon ze wel vastzetten, maar die leidingen zitten achter de muur, dus dan moet de hele muur open, en dat was te duur. Nu zet ik de douche aan, buig iets door de knieën, bal mijn vuisten, strek mijn rechterarm, hou mijn linkervuist tegen mijn buik en begin mee te schieten met het geluid van de waterleiding: ‘Tadadadadadadada!’ Als het niet zo duur was geweest om die muur open te maken en de leidingen vast te zetten, had ik dat spelletje niet elke ochtend kunnen doen. Kortom: lang leve de muur.

Onderbroek aan, sokken en de werkkleren die ik gisteren heb klaargelegd: een zwart shirt met korte mouwen van de hema (prima shirt, prima prijs), spijkerbroek met een elastische taille, want ik hou niet van riemen, die snijden in je vlees, zoals de touwtjes in de rollade in de slagerij van mijn vader. Die touwtjes moesten het vlees bij elkaar houden, maar mijn vlees zit al bij elkaar. Dan een blauwe Mickey Mouse-trui. Te kinderachtig voor een man van 34? Ik draag wat ik leuk vind. Het voordeel is dat ie al oud is en lekker vies mag worden, hoef je ook niet de hele tijd op te letten of je niet knoeit. Verder zwarte werkschoenen, met ergonomisch gevormde stalen neuzen: de verkoper zei dat je er bij wijze van spreken een betonblok op kunt laten vallen.

Ik rook nog twee sigaretten uit het raam, dan is het tijd om te gaan ontbijten. Ik moet eigenlijk ook naar de wc. Dat had ik voor het douchen willen doen, wel zo fris, maar nu kan het niet meer. Ik kijk even snel in het terrarium en zie Wilfred niet. Jammer genoeg heb ik geen tijd om goed te kijken, hoewel je ook als je geen tijd hebt om goed te kijken dat waar je naar op zoek bent kunt vinden. Zo groot is dat terrarium nou ook weer niet. Maar vandaag heb ik geen geluk.
Hij kan zich hebben ingegraven in de korrels, al moet ie dan wel diep zijn gegaan, anders had ik ’m ontdekt. De korrels zijn wit en een baardagaam is grijsbruin. Omdat Marco vanaf beneden heel hard ‘Pau-haul!’ roept, check ik niet of hij misschien áchter de grot ligt. Nu voel ik me rot, want een leven zonder Wilfred kan ik me niet voorstellen. Als hij niet achter de grot ligt, waar is hij dan? Ik zou even goed moeten zoeken, maar Marco blijft maar roepen en te laat zijn voor het ontbijt is ook geen pretje. Want in De Driemaster geldt qua eten de wet van de jungle: op is op.

5

Marco’s haar zit altijd precies hetzelfde. Of het nou waait of windstil is, of er nou een feestje is of het is een gewone dag, het zit precies zoals de dag ervoor. Het is lichtbruin van kleur, er zit een beetje slag in, het is niet kort maar zeker ook niet lang: halfl ang. Hij moet vaak naar de kapper gaan, of het zelf bijhouden, of hij heeft een ziekte waardoor je haar niet groeit maar ook niet uitvalt. Marco heeft een grappige achternaam: Turkenburg. Het heeft maanden geduurd voor ik ’m aan kon kijken zonder te lachen, vanwege die naam. Dan zei ik maar dat ik lachte om iets anders, maar hij wist wel dat het was vanwege die naam: Turkenburg, want hij bleef zijn wenkbrauw optrekken, ook toen ik zei dat het zogenaamd om iets anders was. En als iemand zijn wenkbrauw optrekt, betekent het dat er iets aan de hand is (dat kan van alles zijn).
Marco loopt drie keer per week hard, maar niet precies drie keer, ongevéér. Soms heeft ie even geen zin, en in de tijd dat hij dan zou hardlopen, zit hij op zijn kantoortje te patiencen op de computer. Hij zegt altijd dat ik het ook zou moeten doen, hardlopen, maar ik heb ergens gelezen dat als je niet getraind bent, dat dan je knieën eraan gaan, en ik wil niet dat mijn knieën eraan gaan. Ook kun je last krijgen van problemen aan je scheenbeen en ook op andere plekken. Marco zegt dat ik door de pijn heen moet lopen, maar dat klinkt een beetje hetzelfde als dat een dokter zegt dat je op vakantie de hele dag niet-ingesmeerd in de volle zon mag gaan zitten: je wéét dat het niet klopt.
Marco is vijf dagen per week op De Driemaster, maar ook weer niet precies, want hij woont op vier minuten lopen (als je rustig loopt) van ons vandaan, en ook op de dagen dat hij niet werkt komt hij vaak even binnenlopen. Hij heeft geen vriendin die ’m thuis met een deegroller opwacht omdat hij ook op zijn vrije dag op zijn werk komt. Als een vrouw een man met een deegroller opwacht, doet ze dat niet om samen deeg uit te rollen, dan wil ze ’m daarmee op z’n kop slaan.
Als Marco gewoon doet wat ie moet doen, kan ik me geen betere begeleider wensen. Dan is hij echt mijn maatje, veel meer dan Els en Wendel (maar het is geen wedstrijd). 
Jammer genoeg is hij soms ook bloedirritant, bijvoorbeeld als we ergens heen gaan en hij zegt: ‘Kom je zo?’ en dat ik dan zeg: ‘Vijf minuten!’ en dat hij dan zegt: ‘Prima!’ en dat hij dan al na twéé minuten roept dat ik moet opschieten. Op dat soort momenten zou ik ’m aan zijn voeten willen vastbinden en het andere eind van het touw rond de trekhaak van een auto willen knopen en dan de stad door scheuren en heel scherpe bochten nemen. Alleen moet ik dan iemand vinden die wil rijden, en ik denk dat veel mensen zullen weigeren als ze zien dat Marco erachter hangt.

Els heeft geen man en ook geen kinderen. Toen ik haar een keer vroeg waarom niet, kreeg ze tranen in haar ogen, dus daar vraag ik niet meer naar. Ze heeft altijd last van natte oksels, en als ze praat zwaait ze met haar armen: een dodelijke combinatie. Als ze een van haar armen, of beide tegelijk, naar boven strekt, kan ik niet anders dan naar haar oksels kijken. Daar zie ik dan soms een nat streepje, en op warmere dagen echt een afdruk ter grootte van een vuist. Ik walg ervan en toch kan ik er niet níét naar kijken. Els zweet ook sneller omdat ze dik is. Ik heb eerst geprobeerd andere woorden te verzinnen: Els is ‘een beetje stevig’, Els is ‘gezet’, Els is ‘wat zwaarder’, maar toen zei Els zelf een keer: ‘Ik ben dik,’ en was het hoge woord eruit. Al weet ik nog steeds niet of ik het woord ook mag zeggen, ik heb behalve Els zelf nog niemand horen zeggen dat Els ‘dik’ is. ‘Een gezellige dikkerd’, heeft Els ook een keer over zichzelf gezegd, maar dat zal ik nooit in de mond nemen, tenzij ik zeker weet dat het oké is.
Ik kijk vaak naar de buik van Els, die aan alle kanten over haar broek heen bubbelt. Het loopt door tot aan de achterkant, dus is het dan nog onderdeel van haar buik of hoort het bij haar rug? Els is altijd dik geweest, heb ik haar een keer horen zeggen tegen Marco. ‘Ik ben vreselijk gepest,’ zei ze erbij, bij het woord ‘vreselijk’ hield ze de e een tijdje vast.
Ik zal Els nooit pesten om hoe ze eruitziet, maar midden in de zomer heb ik wel medelijden met haar: dan doet ze maar iets heel kleins, een kop thee inschenken bijvoorbeeld, en dan puft ze al en moet ze gaan zitten. ‘Hè hè,’ zegt ze dan.
Els heeft kort haar, ik zei een keer dat het zwart was, maar toen zei ze: ‘Nee, aubergine.’ Ze verft het, daaronder is het grijs. Als ik grijs word, verf ik er niet overheen. Dat hoeft ook niet, zegt Els, want ‘grijs bij mannen is juist sexy’. Ik vind dat een raar woord, ‘sexy’, het kietelt aan mijn oren.
Ze zei een keer dat ze een verjaardagscadeau voor haar vriend had gekocht, namelijk een weekendje Barcelona. ‘Wat leuk,’ zei ik, ‘hebben jullie een hotel?’ (Dat is een korte versie van: ‘Hebben jullie in een bepaald hotel ergens in de stad een kamer geboekt?’)
‘Nee, nee, een appartementje, via Airbnb.’
Ze zei niet ‘èr-bie-en-bie’, maar: ‘ar-bie-en-bie’ en dat klopt natuurlijk niet. Ze haalde qua uitspraak twee dingen door elkaar, namelijk ‘Airbnb’ en ‘r&b’. Dat laatste is een populaire muziekstroming, het eerste een verhuursite voor kamers en appartementen.
‘Dat werkt echt super, dat ar-bie-en-bie.’
Ik likte enkele malen aan de middenhandsbeentjes van mijn beide handen, wilde haar wel door elkaar schudden. Maar dat heb ik natuurlijk niet gedaan, elke keer als ze ‘ar-bie-en-bie’ zei hoestte ik, zodat ik het bijna niet meer hoorde.

Wendel werkt hier nog niet zo lang (twee maanden, een week en vier dagen). Als mensen hem voor het eerst zien, schrikken ze even, omdat hij heel erg lang en breed en zwart is en een kaalgeschoren kop heeft en altijd heel wijde kleding aanheeft en langs de buitenkant van zijn ooghoeken een traantje heeft laten tatoeëren, waardoor mensen denken dat hij bij een gang zit.
Maar hij doet nooit iemand kwaad: Wendel is heel erg emotioneel, als zijn favoriet wordt weggestemd bij The Voice of Holland moet hij altijd heel erg huilen. Aan het einde van de afl evering moet ie sowieso huilen, wie er ook wordt weggestemd. Die getatoeëerde traantjes laten zien dat hij veel gevoel heeft, denk ik. Als ik hem ernaar vraag, glimlacht ie alleen maar.
Toen ik Wendel de eerste keer zag, schrok ik ook wel een beetje, maar daarna niet meer. Nu is hij mijn lange, brede, kale zwarte vriend. Hij zegt dat we samen Duo Penotti zijn. Ik maak dat grapje niet terug, want dat kan gevoelig liggen.

07.00

Het is 07.00 uur precies als ik naar beneden loop (standaardprocedure). Ik zou ook om 07.05 uur naar beneden kunnen lopen, ik kan het ook elke dag precies om 07.00 uur doen. Het geeft structuur: 05.30 uur de wekker, 06.30 uur écht opstaan, douchen, aankleden (plus alle tussenliggende dingen), om 07.00 uur de trap af naar beneden. Ik beloof dat als er om 06.55 uur brand uitbreekt op de bovenverdieping van De Driemaster, ik niet ga wachten tot 07.00 uur om naar beneden te lopen. Zo belangrijk is het nou ook weer niet.

Ik heb een vaste plek aan de eettafel: Marco (of Els, of Wendel, of de invalkracht) wil dicht bij de keuken zitten, omdat ie soms nog wat moet pakken, en Peter moet per se naast de leiding zitten, we hebben het er een keer met z’n allen over gehad waarom dat moest, maar ik kon me toen niet goed concentreren en later zei Peter: ‘Wie zwijgt stemt toe,’ dus nu is het gewoon zo. Ik heb de stoel recht tegenover Peter, omdat die precies in de hoek en vlak bij de muur is, waardoor je nooit hoeft op te staan omdat er iemand achter je langs moet: iedereen kan gewoon bij de stoelen links en rechts van mij. Alleen als je op mijn stoel zou willen zitten, zou je me moeten vragen om op te staan, maar dat doet natuurlijk niemand.
Nadeel is dat als ik op wil staan, ik degene naast me moet vragen of ik er even langs mag, maar ik zorg er normaal gesproken altijd voor dat ik net voor we aan tafel gaan naar de wc ben geweest, en als dat niet lukt houd ik het op, dus ik hoef nooit op te staan tijdens het eten.
Een ander voordeel van mijn plek is dat ik niet recht tegenover Marco zit. Als hij moe is gaat hij altijd voor zich uit staren en dan ben ik soms bang dat er iets met ’m gebeurt, bijvoorbeeld dat hij een hartaanval krijgt of een beroerte, en ik zou echt niet weten wat ik dan zou moeten doen, behalve tegen iedereen zeggen: 'Rustig blijven’ en 112 bellen. En dan langzaam ons adres uitspreken, wat niet meevalt, want De Driemaster zit op de Abebe Bikilalaan 7d, dus als je dat snel zegt begrijpt niemand er wat van. En die d moet je ook even goed benadrukken: ‘7d, met de d van Dirk,’ zeg ik dan altijd. ‘Aa-bee-bee Bie-kie-laa-laan Zeeven-Dee, met de d van Dirk.’ Als ik het zo doe, komt het goed.
Abebe Bikila was een marathonloper uit Ethiopië. Hij is maar 41 jaar oud geworden, wat bewijst dat topsport niet altijd gezond is.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum