Leesfragment: Zwart lied

29 januari 2017 , door Wisława Szymborska
| | |

Deze maand verscheen Zwart lied (uit het Pools vertaald door Ad van Rijsewijk) van Wisława Szymborska. Lees bij ons drie gedichten uit de bundel.

Zwart lied is het boek dat Wisława Szymborska’s debuut had moeten worden, maar dat nooit werd uitgebracht. Over de werkelijke reden doen verschillende verhalen de ronde: was het vanwege censuur, of had Szymborska nog niet genoeg vertrouwen in haar werk? Jarenlang bleven deze gedichten uit de periode 1944-1948 in privébezit, maar nu, zeventig jaar later, wordt de bundel alsnog ­postuum gepubliceerd.

In Zwart lied beschrijft Szymborska op de haar kenmerkende wijze, observerend maar met mededogen, haar ervaringen in de oorlog.



 

Ik zoek het woord

Ik wil ze in één woord beschrijven:
hoe zijn ze?
Ik neem gewone woorden, steel die uit woordenboeken,
meet, overweeg en onderzoek –
Geen enkel
is geschikt.

Elk moedigste – laf,
elk honendste – nog heilig.
Elk wreedste – te mededogend,
het hatelijkste – te weinig verbeten.

Dat woord moet als een vulkaan zijn,
laat het slaan, steken, afstoten,
als Gods ergste toorn
als kokende haat.

Ik wil dat dat ene woord
doordrenkt is met bloed,
dat als een executiemuur
elk massagraf in zich huisvest.

Laat het nauwkeuriger en duidelijker omschrijven
wie zij waren – alles wat er plaatsvond.
Want dat wat ik hoor,
want dat wat men schrijft –
is te weinig.
Te weinig.

Onmachtig is onze taal,
haar toon plotseling – armzalig.
Met alle kracht van mijn gedachten,
zoek ik dat ene woord –
maar kan het niet vinden.
Het lukt me niet.

1945

 

Kus van een onbekende soldaat

Zo gestoken door een kogel,
dat alle menselijks me vreemd is
behalve de tijd, die mij zal missen,
tijd als een warme windvlaag –
ik verstrijk. Vreugde van de strijd
is voorbij. Strijd om vreugde,
de droom van vernielde poorten,
ligt voor jullie. In de houding kameraden.

Herberg – grijze heimwee –
als de treurwilg jankt.
De moeder nog twee, drie brieven
– stuurt ze, vier schrijft ze er.
Voordat ze afstand verminderen
als vermoeide vliegers –
de wereld groot, de wereld zo groot,
die zal ik in de kleine wond leggen.

Een slecht grafschrift, dichters,
huilend om de dood van de held.
Hij zou om jullie gedicht versomberen als
om de dood van een vreemde.

Hij wilde geen held zijn
voor jullie versteende meisjes,
toen hij jullie, met de hand van gisteren
een vertrouwde grap zond: een kus.

 

Zwart lied

De aanhoudende saxofonist, de plaaggeest saxofonist
heeft een eigen wereldsysteem, hij heeft geen woorden nodig.
De toekomst – wie voorspelt die. Het verleden zeker – maar wie.
Met gedachten knipperen en het zwarte lied spelen.

Gezicht aan gezicht gedanst. Gedanst. Plotseling viel iemand.
Het hoofd tegen ’t parket, in de maat. Hij wordt ritmisch ontweken.
Hij zag geen knieën boven zich. De oogleden lichtten bleek op,
uit de drukte van het tumult en uit een vreemdkleurige nacht
gehaald.

Laten we niet tragisch doen. Hij leeft. Misschien dronk hij te veel
en is het bloed op zijn slaap schmink? Hier gebeurde niets.
Gewoon iemand die ligt. Hij viel zelf en staat zelf weer op,
de oorlog overleefde hij al. Gedanst in een zoete nauwheid,
ventilatoren mengden hete en koude elementen,
de saxofoon klaagde als een hond tegen de roze lampion.

 

© Nederlandse vertaling 2017 Ad van Rijsewijk en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum