Leesfragment: Zwemmen in de oceaan

17 juni 2017 , door Miriam Rasch
| |

22 juni wordt bij Spui25 Miriam Rasch' Zwemmen in de oceaan. Berichten uit een postdigitale wereld gepresenteerd. Wij publiceren voor uit het titelessay.

Er valt niet te ontsnappen aan de invloed die van digitale technologie uitgaat. In een paar decennia zijn alle aspecten van het leven door het internet getransformeerd, van onderwijs tot werk, van vriendschap en liefde tot lijden en dood. Een grens tussen een echte en een virtuele wereld is al lang niet meer te trekken: het leven is door en door gemedialiseerd. Toch lijkt de digitale revolutie zich haast geruisloos te hebben voltrokken; wie staat er nog bij stil?

Miriam Rasch schreef de essaybundel Zwemmen in de oceaan, over hoe digitale ontwikkelingen ons hebben veranderd. Wat betekent het om mens te zijn in een door data geregeerde wereld? Hoe vind je je weg in de oneindige wereld van het internet? Geert Lovink zal de presentatie inleiden, waarna Miriam Rasch en Daan Stoffelsen in gesprek gaan over ons leven in een postdigitale wereld.

Miriam Rasch studeerde literatuurwetenschap en filosofie en werkt als onderzoeker en docent bij het Instituut voor Netwerkcultuur van de Hogeschool van Amsterdam. In 2015 won ze de Jan Hanlo Essayprijs Klein. Rasch schrijft ook voor Athenaeum.nl.

 

 

Zwemmen in de oceaan

‘The past, hey no shit, it’s an open invitation to wine abuse.’
— Thomas Pynchon, Bleeding Edge

1

‘Drink jij elke dag?’
Elke paar maanden komt de vraag onder mijn vrienden terug. We zijn misschien wel vrienden omdat we een aanleg delen voor het oceanische gevoel.
‘Nee,’ zeg ik, ‘niet op maandag.’
We vertellen elkaar hoe we het aanpakken. De een zweert bij nicotinepleisters, want de sigaret gaat bij hem voor de drank uit. Een ander mag van zichzelf pas beginnen na het eten, of nou ja, bij het eten, in elk geval niet voor er gekookt wordt. Gewoon niks in huis hebben en in een buurt wonen zonder winkels. Tv-kijken, theezetten. Het is allemaal minder aanlokkelijk dan de duik midden in de oceaan, in water verwarmd door de zon en ogenschijnlijk zonder diepte; het klinkt als de disciplinering van een kind dat wel begrijpt dat iets belangrijk is, maar zelf niet goed kan uitleggen waarom.
In een ideale wereld zouden we onszelf vrijwillig onderwerpen aan een strak regime: vier avonden per week op tijd naar bed, twee avonden een borreltje, één avond chagrijnig zijn. Hard werken, promotie maken; stoppen met roken en twee keer per week sporten.
Eenvoudig is het niet. De overheidspropaganda ter bevordering van een gezonde levensstijl heeft maar ten dele gewerkt; we zijn ervan overtuigd dat we gematigder moeten leven, maar de uitvoering is een ander verhaal. We geloven dat het noodlot op afstand blijft als we maar stoppen met dit en minderen met dat, en dat als we falen het alleen onszelf te verwijten is. Behalve onder het juk van verslavingen leven we ook onder dat van onze eigen verantwoordelijkheid. Het juk van de discipline zou beide moeten absolveren.
Over discipline en het vermeende gebrek daaraan verschijnt de laatste jaren een stroom aan artikelen en boeken. Er spreekt een breed gevoeld verlangen naar matiging uit. Discipline zou moeten helpen omgaan met de talloze verzoekingen van het moderne leven – zowel de lichamelijke verleidingen van ongezond eten en van drank & drugs, als ook de psychische die je afleiden van je werk of van het geconcentreerd lezen van een boek, en waarvan het internet met zijn clickbait en reclame, sociale media en nieuwsupdates in real time de meest opdringerige is.
Een van die publicaties is Discipline: Overleven in overvloed van de filosofe Marli Huijer, waarin ze uitgebreid ingaat op de ontwikkelingen in het recente verleden die voor een andere relatie met discipline hebben gezorgd. Ze beschrijft hoe sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw de discipline afkalfde tot op de bodem van de antidiscipline in de neoliberale jaren tachtig, en wil onderzoeken hoe we nu opnieuw tot een hanteerbare vorm ervan zouden kunnen komen. ‘Dedisciplinering’ heeft weliswaar de individuele keuzevrijheid vergroot, de schaduwkant daarvan is dat die vrije mens sindsdien stuurloos door het leven gaat. We dreigen volgens Huijer collectief te verdrinken in een overvloed van te veel producten die we niet kunnen missen, te veel genotsmiddelen die onder handbereik liggen, te veel identiteiten om tussen te kiezen, information overload en keuzestress. Het eenentwintigste-eeuwse Nederland kan daarom wel weer wat discipline gebruiken, stelt ze, ook al moet daar wat van de gewonnen vrijheid voor worden opgegeven: ‘We leveren zo aan de ene kant vrijheid in om aan de andere kant vrijheid terug te krijgen.’
Dat laatste maakt het verlangen naar discipline complex, want wie zou zomaar, zonder garanties, zijn vrijheid willen inleveren? We denken er toch niet aan om ons door iemand de les te laten lezen, noch op school, noch op het werk, noch door vader, dokter of agent. En als samen met de vrijheid de overvloed wordt ingedamd, maakt dat het leven er dan niet een stuk saaier op? Wie beslist eigenlijk wat weg moet en wat behouden mag blijven? Dat doe ik toch zeker zelf wel?
Zo zien mijn vrienden en ik het in elk geval graag: uit vrijheid kiezen we ervoor om soms uit de band te springen en net zo willen we ons ook uit vrijheid onderwerpen aan onze eigen discipline. We spiegelen onszelf dan ook voor dat het een vrijwillige keuze is om er een paar ongezonde gewoontes op na te houden, hoewel we eigenlijk heel goed weten dat we simpelweg niet zonder kunnen.
Discipline betrachten is moeilijk, zo blijkt keer op keer: je moet het zelf doen, maar stuit al snel op de grenzen van je eigen vermogen. Bovendien ontbreekt het vaak aan de lust om jezelf te beteugelen, al was het maar omdat lust zich eerder richt op avontuur dan op matiging. Zou het mogelijk zijn om binnen een gedisciplineerde levensstijl zowel het avontuur als de lust te behouden? Gaat de hunkering niet vooral uit naar een discipline toegespitst op dít leven met déze verleidingen, een zelfdiscipline die de individuele vrijheid respecteert maar begrijpt dat de buitenwereld zich aan je opdringt, een die overvloed niet op voorhand veroordeelt maar zich er juist op toelegt? Een discipline die past bij de nieuwe mens zoals Alessandro Baricco hem beschrijft in zijn boek De barbaren: het oppervlakkige, afgeleide creatuur dat sinds een paar decennia de wereld overneemt van de oude, versteende generaties (waar Baricco zelf ook toe behoort). De barbaar: het glibberige, visachtige wezen dat glad en watervlug overal tussendoor glipt zonder zich ergens aan te willen committeren. Een (zelf-) discipline voor hém, dat is de witte walvis om als een eenentwintigste- eeuwse kapitein Ahab op te jagen.

Je kunt zeggen dat de barbaar, die nieuwe mens die ongeveer tegelijk met het internet werd geboren, in zijn aard a-disciplinair is. Hij scheert over de huid van de wereld in plaats van de diepte in te duiken – hij is een surfer, zoals ook internetgebruikers vroeger surfers heetten. ‘Het idee van de surfer,’ begint Baricco een veelzeggende passage; ‘Zal ik je eens wat zeggen? We zouden ertoe moeten komen te denken dat het geen manier is om de spirituele inspanning van de mens weg te vagen, en zijn ziel te vernietigen. Het is een manier om het romantische, burgerlijke, negentiende- eeuwse begrip van dat idee te overstijgen. De barbaar zoekt de intensiteit van de wereld, net zoals Beethoven daarnaar op zoek was. Maar daarvoor heeft hij zijn eigen wegen, die voor velen van ons ondoorgrondelijk of schandalig zijn.’
Zijn onstuitbare scheren over de oppervlakte geeft de barbaar de reputatie ongecultiveerd te zijn. Dat is niet geheel terecht.

[...]

 

Copyright © 2017 Miriam Rasch

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum