Leesfragment: Roddel en de evolutie

12 april 2009 , door Bart Koubaa
| | | | | |

Afgelopen maand was Bart Koubaa writer in residence boven het Athenaeum Nieuwscentrum aan het Spui. 30 maart gaf hij in Spui25 een lezing over roddel en de evolutie, en beantwoordde hij levensvragen als: roddelen vrouwen inderdaad meer? Heeft roddelen zin om te overleven? Is het schrijven over collega's slecht voor je carrière? Zou er niemand over je praten als je je ezel zou dragen? En wat staat er in die fax? Dit Paasweekend mag Athenaeum zijn lezing publiceren.

Koubaa is fotograaf en schrijver. In 2000 debuteerde hij met de roman Vuur, die genomineerd werd voor de ECI-prijs en bekroond met de Vlaamse Debuutprijs. In 2005 volgde Lucht, en in 2007 de roman Het Gebied van Nevski, die genomineerd werd voor de BNG Literatuurprijs. Zijn Laatste roman De Leraar zit inmiddels aan een vijfde druk. In het najaar van 2010 zal M of België vierendelen verschijnen, een ode aan James Ensor.

Een paar weken geleden had ik afgesproken met een Hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam. We hadden het over de verkiezingen, over Pim Fortuin en over Amsterdam. Hij vertelde me dat Amsterdammers rechtuit zijn, dat het in de stad niet ongewoon is dat, als je op de stoep je fiets staat te repareren, er een Amsterdammer zegt: ‘Maar nee, dat moet je niet zo doen,’ en dat hij of zij in het ergste geval zijn of haar handen uit de mouwen steekt om vervolgens aan de slag te gaan volgens zijn of haar methode.

Een paar uur later belandde ik in café De Zwart, u misschien bekend van het bonte gezelschap schrijvers en redacteurs en acteurs die er hun biertjes komen drinken. Ik raakte in zo’n gezelschap verzeild waarin een iets oudere man, hij heeft me zijn naam gezegd, maar ik heb hem niet verstaan, een iets oudere non-fictieauteur met een baard, rond half tien het gezelschap verliet en daarom zijn hoed opzette; hij ging iets eten in café Schiller. ‘Hèhè, stomen en dan strijken, moet je die hoed, ik heb drie borsalino’s, stomen en strijken, anders zien ze er na een tijdje niet meer uit,’ wist een iets jongere, corpulente criticus wiens naam ik ook al niet verstaan had. De non-fictieauteur met de baard en de hoed zei dat hij zich maar met zijn borsalino’s moest gaan bezighouden en niet met zijn hoed. Maar toen de non-fictieauteur met de hoed goed en wel de deur uit was begon iets heel anders. Het gezelschap vond zijn laatste boek toch niet zo fantastisch en hij drinkt weer te veel en betaalt zijn rekeningen niet en als hij nu eindelijk een keer iets aan die hoed zou doen.

Hodja, zijn zoon en de ezel

Terug in mijn fantastisch appartement hier aan de overkant, voegde ik een sprookje toe aan de roman waaraan ik aan het werken ben. Hoofdpersoon in het sprookje is de held uit tegendraadse schelmverhalen uit het Turkse Anatolië van de dertiende eeuw, Nasreddin Hodja. Ik heb het verhaal in Gent voor het eerst gehoord van een Turkse buurman, maar ik kwam er ook een variant op een internetforum van tegen terwijl ik deze lezing aan het schrijven was, wat bewijst dat de verhalen blijven leven en worden doorverteld. Ook ik wil het sprookje graag met u delen; het is getiteld ‘Verwijt der mensen’, en de vertaling is van Ufuk Kobasj.

Verwijt der mensen, dus.

Op een dag gingen Hodja en zijn zoon op reis. Hodja gaf er zelf de voorkeur aan te lopen en zette zijn zoon op de rug van de ezel. Zo gingen zij op weg, tot zij een paar mensen tegenkwamen die zeiden: ‘Zie daar de wereld op zijn kop. De jeugd heeft geen respect meer voor de ouderdom! Die gezonde jongen rijdt op een ezel, terwijl zijn arme, vermoeide vader nauwelijks vooruit komt.’

Toen de jongen dit hoorde, kleurde het schaamrood zijn wangen. Hij stapte af en stond erop, dat zijn vader verder zou rijden. Zo liepen ze voort: Hodja op de ezel en de jongen op zijn voeten. Even later kwamen ze weer mensen tegen. Deze mensen zeiden: ‘Moet je dat zien! Wat een ontaarde vader, die zelf in behaaglijke rust op de ezel zit en zijn kind in bloed en zweet laat lopen.’

Na dit verwijt draaide Hodja zich naar zijn zoon en zei: ‘Kom, dan zullen we samen op de ezel rijden.’

Zo vervolgden ze hun weg, tot ze mensen tegenkwamen die zeiden: ‘Kijk naar dat arme beest! Zijn rug zakt door onder het gewicht van hen beiden. Zijn buik schuurt over de grond. Deze verdorven mensen vrezen zelfs Allah niet.’

Toen die muggenzifters uit het zicht verdwenen waren, zei Hodja tegen zijn zoon: ‘Laten we afstappen. Het is beter dat we allebei te voet gaan, dan kan niemand ons nog verwijten maken.’ Zo vervolgden ze hun weg, lopend achter de ezel.

Toen troffen zij opnieuw een paar mensen. Ze zeiden: ‘Zie wat voor dwazen er op de wereld zijn? Ze lopen in de brandende zon en geen van hen denkt eraan op de ezel te gaan zitten.’ Hodja draaide zich om naar zijn zoon en zei: ‘Je hebt het gezien mijn zoon. Hoe je je ook gedraagt, je zal nooit genade vinden in de ogen der mensen. Ieder hoofd maakt zijn eigen lawaai. Helaas is een mond geen zadeltas die je dicht kan binden.’

Toen ik het verhaal aan mijn roman had toegevoegd, ging ik voor het raam staan en bedacht ik dat de verteller van het verhaal een mogelijkheid had vergeten: Hodja en zijn zoon hadden toch ook de ezel op hun schouders kunnen nemen en zo hun weg vervolgen... Onder het gewicht van dit beeld werd ik terug naar café De Zwart gedreven. Er werden meningen over een hoed gegeven en er werd geroddeld over de non-fictieauteur met de hoed op het moment dat hij naar buiten was gestapt. Waarom doen mensen dat, waarom vinden ze het nodig om te roddelen?

Evolutiestuwing en de fax

Er wordt wel eens beweerd dat fantasie en achterklap de stuwende evolutionaire krachten zijn geweest in de ontwikkeling van ons – biologisch gezien – enorme brein, schrijft Robbert Dijkgraaf in De zoektocht naar de waarheid. Uit onderzoek blijkt zelfs dat mensen zo’n tweederde van de tijd dat ze praten, besteden aan roddelen over anderen. Wat me opvalt in Nederland is dat men hier, in tegenstelling tot Vlaanderen, zijn mening niet voor zich houdt, onderbouwd of flauwekul, ze moet eruit, niets aan te doen. Vlamingen zijn eerder geneigd hun meningen in te slikken. Als er Vlamingen aan de kant van de weg hadden gestaan toen Hodja met zijn zoon en ezeltje passeerde zou in negen van de tien gevallen een licht gemompel te horen zijn geweest, daarna zou men er thuis, op het werk of in de kroeg uiteindelijk over zijn beginnen roddelen.

Roddelen, spreken over derden, zonder dat die derde erbij aanwezig is, we blijken het allemaal te doen, graag te doen zelfs. Iedereen kent de situatie dat hij of zij ergens binnenstapt en het wordt plots stil. Dan weet je hoe laat het is. De korte pijnlijke stilte wordt meestal verbroken door een opmerking als: ‘We zullen dan die fax direct versturen.’ In mijn functie als administratief medewerker in het avondonderwijs heb ik één keer gevraagd over welk fax ze het hadden, wat het geroddel over mij alleen maar verergerde. Ik heb toen een roman geschreven die zich in het onderwijs afspeelt, waarbij ik mij op een deel van mijn roddelende collega’s heb geïnspireerd, en toen gingen de poppen goed aan het dansen. Ik werd bij de directeur op het matje geroepen en vriendelijk verzocht ander werk te gaan zoeken, nu ja, dat was een geluk bij een ongeluk, want mijn ex-collega’s wil je niet zien aanspoelen op het eiland waar je als enig levend wezen rondloopt én ze zaten eigenlijk het overgrote deel van de tijd koffie te slabberen op kosten van de overheid - liters koffie - en als er iemand belde voor informatie werd die doorverwezen naar iemand anders die dan weer met iemand anders contact opnam tot ze niet anders konden dan de persoon naar mij door te verwijzen terwijl ze wisten dat ik de telefoon niet opnam wat ze deed vermoeden dat ik op kosten van de overheid boeken aan het schrijven was tijdens de uren dat ik geacht werd te werken... maar laten we niet uitweiden en bij de les blijven.

Roddelen. Nu vertel ik u niets nieuws als ik zeg dat ons gedrag altijd op eigenbelang gericht is: we doen alleen iets als we er zelf baat bij hebben. Laten we het Turkse platteland en café De Zwart verlaten en naar een andere plek reizen, een plek die een aantal onder u hier aanwezig waarschijnlijk niet onbekend is namelijk: de werkvloer.

Thau en de tortelduiven

Stefan Thau, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, beweert ongeveer dat als ons gedrag gericht is op eigenbelang dat ook zou moeten gelden voor afwijkend gedrag op de werkvloer. Thau laat zien dat mensen die graag bij een groep willen horen eerder afwijkend gedrag vertonen dan anderen. 'Bij de groep willen horen,’ zegt hij, 'aardig gevonden willen worden zijn voorbeelden van de doelen die werknemers kunnen nastreven. Iemand voor wie deze doelen heel erg belangrijk zijn en denkt dat een collega of een leidinggevende hem verhindert zo’n doel te bereiken, kan afwijkend gedrag gaan vertonen. Hij kan bijvoorbeeld wraak nemen door vervelende roddels over een collega te verspreiden. Juist mensen die veel waarde hechten aan interpersoonlijke relaties op het werk zijn hier toe eerder geneigd dan mensen die een goede relatie met collega’s minder belangrijk vinden.' Zoals bij mij het geval was in het avondonderwijs, nu ja...

'Het trieste is wel,' vindt Thau, 'dat deze mensen hun zelfvertrouwen op de korte termijn vergroten door wraak te nemen, maar dat ze er op de lange termijn niets aan hebben. Dit gedrag werkt namelijk als een boemerang: eerst geeft het hun een goed gevoel, maar al snel merken ze dat ze door dit gedrag nog veel meer buiten de groep vallen dan eerst.' Dat was bij mij ook het geval nadat ik over collega x, die mij steeds boycotte met telefoontjes terwijl ik zat te schrijven, de informatie verspreidde dat ze een relatie had met collega y, die ook op mijn zenuwen werkte omdat ik van collega z had gehoord dat collega y tijdens een personeelsfeestje, waarvoor ik me had verontschuldigd, had gezegd dat ik romans zat te schrijven in plaats van de leerlingenadministratie bij te houden, wat ik niet ontken, maar ook mijn verhaal over het liefdesleven van collega x en y heb ik niet verzonnen, ik heb de stormachtige relatie van de twee getrouwde tortelduiven zelfs een plaatsje gegeven in mijn roman, waarmee ik dacht hen een plezier te doen, een mens komt niet alle dagen voor in een roman, maar wat dacht je, ik werd steeds verder en verder naar de grenzen van het sociale netwerk van mijn school gedreven tot ik in de afgrond donderde en ander werk mocht gaan zoeken, dat ik nog altijd niet gevonden heb omdat mijn directeur geen aanbevelingsbrief wilde schrijven. Enfin...

Wittek en de effectiviteit

Een andere Groningse onderzoeker, Rafaël Wittek, gaat nog een stapje verder en beweert dat onze moderne organisatie onder praatjes lijdt. Hij deed een onderzoek bij vijf Nederlandse bedrijven en bij een Duitse papierfabriek en kwam tot de vaststelling dat waar veel geroddeld wordt de samenwerking tussen personen of afdelingen slechter verloopt, waardoor de productiviteit in het geding komt.

Eigenbelang: door te roddelen kan de waardering voor degene die de roddel verspreidt stijgen, bijvoorbeeld: 'Ik weet niet of het jullie is opgevallen, maar collega x blijft altijd wel erg lang bij de koffieautomaat hangen.' Door te roddelen kan men ook proberen een betere positie binnen het bedrijf te verwerven, bijvoorbeeld: 'Het schijnt dat de directie ook erg ongelukkig is met het door x geleverde werk.' Maar, en daar wijst Wittek ook op, men kan ook positief nieuws verspreiden, bijvoorbeeld: 'Het is fijn dat collega x deze klus heeft geklaard, het scheelt ons een hoop extra werk.' Nu zeg ik u waarschijnlijk weer niets nieuws dat deze positieve variant van roddelen niet heel erg veel voorkomt. Meestal wordt het positieve nieuws al door de persoon die iets positiefs heeft gedaan zelf verspreid, zo zitten we natuurlijk ook in elkaar.

Wittek ontdekte tijdens zijn onderzoek dat in bedrijven waar negatief geroddeld werd, de samenwerking gebrekkig was. In bedrijven waar andere informele controlemaatregelen, zoals overleggen, of iemand op een fout wijzen, de boventoon voerden en waar geklets minder vaak voorkwam, verliep de samenwerking veel soepeler.

Spuug en de statistieken

Is roddelen erg? Nee, zeggen Stephanie Brown en collega's van de universiteit van Michigan; het verhoogt het progesteron in het vrouwelijke lichaam.

De onderzoekers zagen dat vrouwen die een emotionele band met elkaar aangaan - bijvoorbeeld door te roddelen of samen een taak op te lossen - verhoogde concentraties van het hormoon progesteron in hun spuug hadden. Goed nieuws, want progesteron verhoogt het welzijn en verlaagt angst en stress.

Eerder onderzoek had trouwens al aangetoond dat vrouwen meer roddelen wanneer ze een eisprong hebben. Dat zou te maken hebben met een veranderende hormoonspiegel, onder meer een stijging van progesteron in het lichaam. Maar de Amerikanen laten nu zien dat het ook andersom werkt.

Klopt het cliché van de roddelende vrouw dan? In het onderzoek van Wittek kwam ook naar voren dat vooral vrouwen zich bedienen van de roddel. Wittek erkent dat het clichébeeld van de roddelende vrouw, en de man die een probleem het liefst met een grap oplost, deels klopt. Maar hij haast zich hierbij op te merken, dat dit geenszins betekent dat vooral de vrouw de samenwerking belemmert en het productieniveau omlaag brengt.

'Het mag dan zo zijn dat de vrouw meer roddelt,’ aldus Wittek, 'maar dat komt omdat de vrouw in het algemeen intensiever en emotioneler reageert dan de man. Een vrouw is tevens sneller geneigd een probleem op het werk te bespreken, de man gaat conflicten het liefst uit de weg. Een vrouw zal ook veel eerder een collega wijzen op een fout. Daar heeft een man meer moeite mee. En als iemand op een fout wordt gewezen, komt dat de samenwerking binnen een bedrijf juist ten goede.'

Uit een ander onderzoek bij 5.000 vrijwilligers bleek dan weer dat mannen 76 minuten per dag roddelen met collega’s en vrienden, terwijl vrouwen dat slechts 52 minuten per dag zouden doen; een Amerikaans onderzoek dan weer bij 74.000 kinderen en pubers toont aan dat jongens en meisjes evenveel roddelen.

Vlooien in De Zwart

Roddelen. Volgens de Britse evolutiepsycholoog Robin Dunbar is roddelen voor mensen wat vlooien is voor apen: een prettige bezigheid die de samenhang en verbondenheid tussen de leden van een groep bevordert. En direct zat ik weer in café De Zwart, waar schrijvers, critici en acteurs van verschillende pluimage op regelmatige basis samenkruipen om de rug te vlooien van een collega die geen bedreiging vormt of geen bedreiging zou mogen vormen; een recensent bijvoorbeeld, waarbij we in het roddeldebat een recensie zouden kunnen omschrijven als ‘praten over derden in ongunstige zin’. Ik voel me zelf niet geroepen om het te onderzoeken, maar ik kan me voorstellen dat in het spuug van schrijvers die net een goede recensie gekregen hebben, ook een verhoogde concentratie van het een of ander hormoon te vinden moet zijn, waardoor hun overlevingskansen verhogen, als ze daarnaast niet al te veel drinken welteverstaan, want wat ik in De Zwart gezien heb in de maand dat ik hier zit...

 

Foto © Laila Koubaa

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum