Leesfragment: Bezoek van de knokploeg

11 september 2011 , door Jennifer Egan
|

15 september verschijnt Jennifer Egans Pullitzerwinnende Bezoek van de knokploeg (A Visit from the Goon Squad, vertaald door Ton Heuvelmans). Dit weekend kunt u al de eerste pagina's bij ons lezen.

In Bezoek van de knokploeg zien we platenproducer Bennie, zijn vroegere punkvriend Scotty, Sasha, kleptomane en Bennies assistente, knappe Alex, Sasha's date voor één nacht, en vele anderen. Daar waar hun levens elkaar kruisen verwoordt Jennifer Egan met verve en humor de grote truc die de tijd met ons uithaalt, in een roman over verleiding en verlies. Bezoek van de knokploeg is als een conceptalbum uit de jaren zeventig.

A

1
Gevonden voorwerpen

Het begon op de gebruikelijke manier, in het toilet van het Lassimo Hotel. Sasha stond voor de spiegel haar gele oogschaduw bij te werken, toen ze naast de wastafel een tas op de vloer zag staan, die het eigendom moest zijn van de vrouw die ze vaag kon horen plassen door de kluisachtige deur van een wc-hokje. Nauwelijks zichtbaar aan de rand van de tas bevond zich een portemonnee van lichtgroen leer. Achteraf begreep Sasha dat het blinde vertrouwen van de plassende vrouw haar ertoe had aangezet: We leven in een stad waar de mensen als ze de kans krijgen stelen als raven, maar jij laat je spullen open en bloot slingeren, en verwacht dat alles er nog ligt als je terugkomt? Ze kreeg zin de vrouw een lesje te leren. Maar die wens diende slechts als camouflage voor het diepere gevoel dat Sasha nooit verliet: die dikke, zachte portemonnee die zich aan haar aanbood – het leek zo saai, zo ontzettend alledaags en burgerlijk om hem daar te laten zitten in plaats van haar kans te grijpen, de uitdaging aan te nemen, de sprong in het diepe te wagen, ermee vandoor te gaan, alle voorzichtigheid overboord te gooien, gevaarlijk te leven (‘Ik snap het,’ zei Coz, haar psychotherapeut), en dat kutding gewoon te pakken.
‘Te stelen, bedoel je.’
Hij probeerde Sasha dat woord te laten gebruiken, wat in het geval van een portemonnee moeilijker te omzeilen was dan bij een heleboel andere dingen die ze had gejat het afgelopen jaar, waarin haar conditie (zoals Coz het noemde) begon te verergeren: vijf sleutelbossen, veertien zonnebrillen, een gestreepte kindersjaal, een verrekijker, een zakmes, achtentwintig stukken zeep en vijfentachtig pennen, variërend van goedkope balpennen die ze gebruikte om creditnota’s te tekenen, tot een auberginekleurige Visconti. De laatste deed op internet tweehonderdzestig dollar en ze had hem tijdens een contractbespreking gejat van de advocaat van haar vorige baas. Sasha stal niets meer uit winkels – die kille, fantasieloze spullen brachten haar niet meer in verleiding. Ze stal alleen nog maar van mensen.
‘Oké,’ zei ze. ‘Te stelen.’
Sasha en Coz hadden dat gevoel dat ze kreeg een ‘persoonlijke uitdaging’ genoemd, in die zin dat het meenemen van de portemonnee een manier was voor Sasha om haar stoerheid, haar individualiteit te bevestigen. Wat hun te doen stond was de dingen in haar hoofd zo te reorganiseren dat niet het meenemen van de portemonnee de uitdaging was, maar het níét meenemen. Dat zou de remedie zijn, hoewel Coz nooit woorden als ‘remedie’ gebruikte. Hij droeg snelle sweaters en liet zich door haar Coz noemen, maar hij was ouderwets ondoorgrondelijk, zozeer zelfs dat Sasha niet wist of hij homo of hetero was, of hij beroemde boeken had geschreven, of dat hij (zoals ze soms vermoedde) zo’n ontsnapte gevangenisboef was die doet alsof hij chirurg is en zijn operatiegereedschap achterlaat in het hoofd van zijn patiënten. Op die vragen had ze natuurlijk via Google binnen een minuut een antwoord kunnen vinden, maar het waren zinvolle vragen (volgens Coz), en tot dusver had Sasha de verleiding kunnen weerstaan.
De divan waar ze op lag in zijn spreekkamer was van blauw leer en erg zacht. Coz was dol op zijn divan, zei hij, omdat het hen allebei ontsloeg van de noodzaak van oogcontact. ‘Hou je niet van oogcontact?’ had Sasha gevraagd. Het leek haar raar voor een therapeut om dat toe te geven.
‘Ik vind het erg vermoeiend,’ zei hij. ‘Op deze manier kunnen we allebei kijken waar we naar willen kijken.’
‘En waar ga jij naar kijken?’
Hij glimlachte. ‘Je ziet zelf wel wat voor opties ik heb.’
‘Waar kijk je meestal naar? Als er iemand op de divan ligt?’
‘Ik kijk de kamer rond,’ zei Coz. ‘Naar het plafond. In de ruimte.’
‘Val je nooit in slaap?’
‘Nee.’
Sasha keek meestal naar het raam dat uitzag op de straat, en waar vanavond, terwijl ze haar verhaal deed, de regen langs droop. Ze had de portemonnee gezien, zacht en overrijp als een perzik. Ze plukte hem uit de tas van de vrouw en stopte hem in haar eigen kleine tasje, dat ze dichtritste voordat het geluid van het plassen ophield. Ze deed de deur van het damestoilet open en liep vervolgens ontspannen via de lobby naar de bar. De eigenaresse van de portemonnee en zij hadden elkaar niet één keer gezien.
Vóór de portemonnee was Sasha’s avond moeizaam verlopen: een suffe date (de zoveelste), die achter zijn donkere lokken zat te broeden en zo nu en dan naar de flatscreen-tv keek, waarop een wedstrijd van de Jets hem meer leek te interesseren dan Sasha’s inderdaad uitgekauwde verhalen over Bennie Salazar, haar oude baas, de beroemde oprichter van het platenlabel Sow’s Ear, die bovendien (wist Sasha toevallig) goudschilfers in zijn koffie sprenkelde – als afrodisiacum, vermoedde ze – en pesticide in zijn oksels spoot.
Maar na de portemonnee sprankelde de atmosfeer ineens weer van allerlei vrolijke nieuwe mogelijkheden. Sasha had het gevoel dat de obers haar nakeken terwijl ze terugliep naar haar tafeltje met haar tasje en het geheime gewicht daarin. Ze ging zitten, nam een slok van haar Melon Madness Martini-cocktail en keek Alex schuin aan. Ze schonk hem haar ja/nee-lachje. ‘Hallo,’ zei ze.
Het ja/nee-lachje was verbazingwekkend doeltreffend.
‘Je bent blij,’ zei Alex.
‘Ik ben altijd blij,’ zei Sasha. ‘Alleen vergeet ik dat soms.’
Alex had de rekening al betaald terwijl ze op het toilet was – een duidelijk bewijs dat hij op het punt stond hun afspraakje te beëindigen. Nu bekeek hij haar nog eens aandachtig. ‘Heb je zin om ergens anders heen te gaan?’
Ze stonden op. Alex droeg een zwarte corduroybroek en een wit overhemd. Hij was jurist. In zijn e-mails kwam hij fantasievol, bijna maf over, maar in levenden lijve maakte hij zowel een zorgelijke als een verveelde indruk. Ze zag dat hij in uitstekende conditie verkeerde, niet zozeer dankzij veelvuldig bezoek aan de sportschool maar omdat hij zo jong was dat zijn lichaam nog de sporen vertoonde van alle sporten die hij op school en de universiteit had gedaan. Sasha, die vijfendertig was, was dat punt inmiddels gepasseerd. Ook nu nog kende zelfs Coz haar echte leeftijd niet. Eenendertig was de schatting die het dichtst bij haar werkelijke leeftijd was gekomen, maar de meesten meenden dat ze in de twintig was. Ze deed iedere dag aan fitness en bleef zo veel mogelijk uit de zon. Volgens al haar onlineprofielen was ze achtentwintig.
Terwijl ze achter Alex de bar uit liep, kon ze het niet laten haar tasje open te ritsen en even de dikke groene portemonnee aan te raken, omdat ze het dan even voelde samentrekken rond haar hart.
‘Je weet heel goed hoe jíj je voelt door die diefstal,’ zei Coz. ‘Zo goed zelfs dat je er opzettelijk aan terugdenkt om jezelf op te beuren. Maar denk je er ook wel eens aan hoe die ánder zich voelt?’
Sasha boog haar hoofd naar achter en keek hem aan. Ze deed dat zo nu en dan om Coz te laten merken dat ze niet gek was – ze wist dat er op de vraag een goed antwoord bestond. Zij en Coz werkten samen, ze schreven samen een verhaal waarvan het slot al vaststond: ze zou beter worden. Ze zou niet meer stelen van mensen en weer meer aandacht besteden aan de dingen die haar ooit geïnspireerd hadden: muziek, het vriendennetwerk dat ze had aangelegd nadat ze in New York was aangekomen, een aantal voornemens die ze had opgeschreven op een groot vel krantenpapier en in haar eerste flats aan de muur had bevestigd:

Een band vinden om te managen
Het nieuws begrijpen
Japans leren
Harp oefenen

‘Ik denk niet aan die mensen,’ zei Sasha.
‘Maar het is niet zo dat je geen empathisch vermogen hebt,’ zei Coz. ‘Dat weten we door die loodgieter.’
Sasha zuchtte. Ze had Coz ongeveer een maand geleden het verhaal over de loodgieter verteld, en sindsdien was hij erin geslaagd het bijna iedere sessie ter sprake te brengen. De loodgieter was een oude man die door Sasha’s huisbaas langs was gestuurd om naar een lekkage in de flat onder haar te kijken. Hij stond voor de deur, met grijze plukken op zijn hoofd, en lag binnen de kortste keren op de grond, kroop onder haar badkuip als een dier dat zich in een vertrouwd hol wurmt. De vingers waarmee hij naar de moeren achter het bad greep waren vies als sigarenpeuken, en door het kruipen was zijn t-shirt omhooggeschoven zodat er een zachte witte rug zichtbaar werd. Sasha wendde haar blik af, overrompeld door de vernedering van de oude man. Ze wilde dolgraag naar haar werk, maar de loodgieter bleef maar tegen haar aan praten, en hij vroeg hoe vaak en hoelang ze douchte. ‘Ik gebruik het bad nooit,’ zei ze kortaf. ‘Ik douche op de sportschool.’ Hij knikte zonder zich aan haar botheid te storen, omdat hij daar waarschijnlijk aan gewend was. Sasha’s neus begon te prikken; ze deed haar ogen dicht en drukte hard tegen beide slapen.
Toen ze haar ogen weer opendeed, zag ze de gereedschapsriem van de loodgieter op de grond liggen. Er zat een prachtige schroevendraaier in waarvan het doorzichtige oranje handvat in de versleten leren lus glom als een lolly. De zilverkleurige, gebeeldhouwde schacht fonkelde. Sasha voelde zich er als door een hongeraanval toe aangetrokken; ze móést die schroevendraaier vastpakken, even maar. Ze hurkte neer en trok hem geluidloos uit de riem. Geen armband rinkelde, haar benige handen bewogen vaak spastisch, maar hier was ze goed in, ze was ervoor gemaakt, dacht ze vaak, in de eerste eufore ogenblikken na het jatten. Zodra ze de schroevendraaier in haar hand had, was ze verlost van de gêne dat er een oude man met een zachte rug onder haar bad lag te snuiven, gevolgd door iets wat sterker was dan opluchting: een gelukzalige onverschilligheid, alsof gêne om zoiets te zot voor woorden was.
‘En nadat hij vertrokken was?’ had Coz gevraagd nadat Sasha hem het verhaal had verteld. ‘Hoe zag je de schroevendraaier toen?’
Ze zweeg even. ‘Gewoon,’ zei ze.
‘O ja? Niet bijzonder meer?’
‘Het was een gewone schroevendraaier, net als alle andere.’
Sasha hoorde hoe Coz achter haar ging verzitten en voelde dat er iets veranderde in de kamer: de schroevendraaier, die ze op de tafel had gelegd (waar nog een tafel bij gekomen was) waarop ze de dingen bewaarde die ze gestolen had, leek hier in Coz’ kantoor in de lucht te hangen. Hij zweefde tussen hen heen en weer als een symbool.
‘En hoe voelde dat?’ vroeg Coz op kalme toon. ‘Dat je hem gestolen had van de loodgieter met wie je medelijden had?’
Hoe voelde dat? Hoe voelde dat? Er was natuurlijk een correct antwoord op die vraag. Soms moest Sasha de neiging onderdrukken om te liegen, simpelweg omdat ze Coz dat antwoord niet gunde.
‘Rottig,’ zei ze. ‘Oké? Ik voelde me rot. Shit, ik ga failliet om jou te kunnen betalen – het is me inmiddels wel duidelijk dat dit geen goede manier van leven is.’
Coz had al diverse keren geprobeerd de loodgieter in verband te brengen met Sasha’s vader, die spoorloos was verdwenen toen ze zes was. Ze paste er wel voor op een dergelijke gedachtegang aan te moedigen. ‘Ik herinner me hem niet meer,’ vertelde ze Coz. ‘Ik heb er niets over te zeggen.’ Dat zei ze ter bescherming van Coz en van zichzelf – ze waren bezig een verhaal over verlossing, over opnieuw beginnen en tweede kansen te schrijven. Maar die denkrichting betekende alleen maar verdriet.

Sasha en Alex staken de lobby van het Lassimo Hotel over in de richting van de uitgang. Sasha hing haar tasje over haar schouder, de warme, mollige portemonnee drukte knus in haar oksel. Terwijl ze de grillig gevormde takken vol bladknoppen passeerden die bij de grote glazen buitendeuren stonden, werden ze met een zigzagbeweging ingehaald door een vrouw. ‘Wacht even,’ zei ze. ‘Hebben jullie misschien...? Ik ben wanhopig.’
Sasha voelde een golf van paniek over zich heen slaan. Het was de vrouw van wie ze de portemonnee had gestolen, dat wist ze onmiddellijk, hoewel de persoon die voor haar stond niets gemeen had met het beeld dat ze zich had gevormd van de zorgeloze, zwartharige eigenaresse. De vrouw had kwetsbare bruine ogen en droeg platte puntschoenen die te hard klikten op de marmeren vloer. Er zat behoorlijk wat grijs in haar kroezige bruine haar.
Sasha greep Alex bij zijn arm en probeerde hem mee naar buiten te krijgen. Ze voelde hoe hij verrast reageerde op haar aanraking, maar hij bleef waar hij was. ‘Hebben we wát gezien?’ zei hij.
‘Iemand heeft mijn portemonnee gestolen. Daar zit mijn legitimatiebewijs in, en ik moet morgenochtend met het vliegtuig. Ik ben gewoon wanhopig!’ Ze staarde hen smekend aan. Het was het soort naakte wanhoop dat New Yorkers algauw leren te verbergen, en Sasha deinsde terug. Het was nooit bij haar opgekomen dat de vrouw van buiten de stad kwam.
‘Hebt u de politie gebeld?’ vroeg Alex.
‘De receptionist zei dat hij zou bellen. Maar ik vraag me ook af... zou hij misschien uit mijn tas gevallen zijn?’ Ze keek hulpeloos naar de marmeren vloer rond haar voeten. Sasha ontspande enigszins. Deze vrouw was zo’n type dat andere mensen onbedoeld op de zenuwen werkte; zelfs nu nog straalde ze iets verontschuldigends uit terwijl ze achter Alex aanliep naar de receptie. Sasha volgde hen, maar op een paar passen afstand.
‘Wordt deze mevrouw geholpen?’ hoorde ze Alex vragen.
De receptionist was jong en had piekhaar. ‘We hebben de politie gebeld,’ zei hij op defensieve toon.
Alex wendde zich tot de vrouw. ‘Waar is het gebeurd?’
‘Ik denk op het damestoilet.’
‘Wie was daar nog meer?’
‘Niemand.’
‘Was het verder leeg?’
‘Misschien was er wel iemand anders, maar die heb ik niet gezien.’
Alex draaide zich met een ruk om naar Sasha. ‘Jij bent net naar het toilet geweest,’ zei hij. ‘Heb jij niet iemand gezien?’
‘Nee,’ stamelde ze. Ze had Xanax in haar tasje, maar kon daar nu niet bij. Zelfs met de rits dicht was ze bang dat de portemonnee plotseling zichtbaar zou worden op een manier die ze niet onder controle had en die een stortvloed aan ellende zou veroorzaken: arrestatie, schande, armoede, dood.
Alex wendde zich tot de receptionist: ‘Hoe komt het dat ík die vragen stel in plaats van u?’ zei hij. ‘Er is zojuist iemand beroofd in uw hotel. Hebben jullie, zeg maar, geen beveiliging?’
De woorden ‘beroofd’ en ‘beveiliging’ drongen eindelijk door de geruststellende, ritmische muzak heen die niet alleen in het Lassimo maar in alle hotels in New York dreunde. Er was een lichte opwelling van belangstelling voelbaar vanuit de lobby.
‘Ik heb de beveiliging gebeld,’ zei de receptionist, die zijn nekspieren strekte. ‘Ik zal ze nog eens bellen.’
Sasha keek naar Alex. Hij was boos, en de woede maakte hem herkenbaar op een manier die een uurlang zinloos geklets (toegegeven, vooral van haar kant) niet had kunnen bewerkstelligen. Hij was nieuw in New York. Hij kwam uit een kleinere plaats. Hij wilde eens laten zien hoe mensen met elkaar dienden om te gaan.
Er verschenen twee beveiligingsfiguren, die er in het echt hetzelfde uitzagen als op tv: kleerkasten wier strikte beleefdheid op de een of andere manier samenhing met hun bereidheid koppen te kraken. Afzonderlijk van elkaar doorzochten ze de bar. Sasha hoopte vurig dat ze de portemonnee daar had laten liggen, alsof het een impuls van haar was geweest waaraan ze nauwelijks weerstand kon bieden.
‘Ik kijk wel even in het toilet,’ zei ze tegen Alex en ze dwong zichzelf langzaam om de liften heen te lopen. Het damestoilet was leeg. Sasha ritste haar tasje open, haalde de portemonnee eruit, pakte haar flesje Xanax en stopte er een tussen haar tanden. Ze werkten sneller als je ze stukbeet. Terwijl de brandende smaak haar mond vulde, liet ze haar blik door de ruimte gaan, op zoek naar een plekje waar ze de portemonnee neer zou kunnen leggen: in een wc-hokje? Onder de wastafel? De beslissing verlamde haar. Ze moest dit goed aanpakken, ongedeerd uit de strijd zien te komen, en als ze dat kon, als het lukte – ze had het uitzinnige gevoel dat ze Coz dan iets zou beloven.
De deur van het damestoilet ging open en de vrouw kwam binnen. Haar koortsachtige blik zocht die van Sasha in de spiegel: half dichtgeknepen, groen, even koortsachtig. Er viel een stilte, en Sasha voelde dat ze voor het blok stond; de vrouw wist het, had het al die tijd geweten. Sasha gaf haar de portemonnee. Aan de verbijsterde uitdrukking op het gezicht van de vrouw zag ze dat ze het mis had gehad.
‘Sorry,’ zei Sasha snel. ‘Ik heb een probleem.’
De vrouw deed de portemonnee open. Haar fysieke opluchting omdat ze haar portemonnee terug had sloeg als een warme golf door Sasha heen, alsof hun lichamen in elkaar waren opgegaan. ‘Alles zit er nog in, ik zweer het,’ zei ze. ‘Ik heb hem zelfs niet open gehad. Ik heb een probleem, maar ik heb er nu hulp voor. Het is alleen... zeg het alsjeblieft tegen niemand. Anders is alles verloren.’
De vrouw keek op, haar zachte bruine ogen gleden over Sasha’s gezicht. Wat zag ze daar? Sasha wilde dat ze zich kon omdraaien en weer in de spiegel kijken, alsof daar eindelijk iets over haarzelf duidelijk zou worden, iets wat ze lange tijd kwijt was geweest. Maar ze draaide zich niet om. Ze bleef roerloos staan en liet de vrouw kijken. Het viel haar op dat de vrouw vrijwel dezelfde leeftijd had als zij – haar echte leeftijd. Waarschijnlijk had ze kinderen thuis.
‘Goed,’ zei de vrouw die haar blik weer neersloeg. ‘Het blijft onder ons.’
‘Dank je wel,’ zei Sasha. ‘Dank je, dank je.’ Door de opluchting en de eerste weldadige golven van de Xanax voelde ze zich duizelig, en ze leunde tegen de muur. Ze voelde dat de vrouw zo snel mogelijk weg wilde. Zelf wilde ze zich het liefst op de grond laten glijden.
Er werd op de deur geklopt. Een mannenstem vroeg: ‘Iets gevonden?’

Sasha en Alex liepen het hotel uit, het uitgestorven, winderige Tribeca in. Ze had uit gewoonte het Lassimo voorgesteld; het was vlak bij Sow’s Ear Records, waar ze al twaalf jaar werkte als assistente van Bennie Salazar. Maar ’s avonds had ze de pest aan de buurt, zonder het World Trade Center. De oogverblindende snelwegen van licht hadden haar altijd met hoop vervuld. Ze had genoeg van Alex. In slechts twintig minuten waren ze van het gewenste ‘betekenisvolle contact door gedeelde ervaring’ aanbeland in het minder aantrekkelijke stadium van ‘elkaar te goed kennen’. Alex had zijn wollen muts diep over zijn voorhoofd getrokken. Zijn wimpers waren lang en zwart. ‘Dat was raar,’ zei hij uiteindelijk.
‘Ja,’ zei Sasha. Na een korte pauze vervolgde ze: ‘Dat ik hem terugvond, bedoel je?’
‘Alles eigenlijk. Maar ja, inderdaad.’ Hij bleef staan en keek haar aan. ‘Lag hij, zeg maar, uit het zicht of zo?’
‘Hij lag op de grond. In de hoek. Soort van achter een plantenbak.’ Door het uitspreken van deze leugen voelde Sasha de zweetdruppels op haar door de Xanax verdoofde schedel parelen. Ze wilde zeggen: er stond helemaal geen plantenbak, maar ze bedacht zich gelukkig.
‘Het lijkt wel alsof ze het met opzet heeft gedaan,’ zei Alex. ‘Om aandacht te trekken of zo.’
‘Zo’n type leek ze me niet.’
‘Dat weet je nooit. Als er iets is wat ik hier in nyc leer dan is het wel dat je er geen fokking idee van hebt hoe mensen echt in elkaar zitten. Ze zijn niet echt hypocriet – het zijn, zeg maar, meervoudige persoonlijkheden.’
‘Ze kwam niet uit New York,’ zei Sasha, geïrriteerd door zijn vergeetachtigheid, al probeerde ze dat wel te verbergen. ‘Weet je nog? Ze moest met het vliegtuig.’
‘Klopt,’ zei Alex. Hij zweeg even, hield zijn hoofd schuin en keek naar Sasha aan de andere kant van het slecht verlichte trottoir. ‘Maar snap je wat ik bedoel? Wat ik zei over mensen?’
‘Ik snap wel wat je bedoelt,’ zei ze behoedzaam. ‘Maar volgens mij wen je daaraan.’
‘Ik ga liever ergens anders heen.’
Het duurde een paar seconden voordat Sasha het begreep. ‘Er is nergens anders om heen te gaan,’ zei ze.
Alex draaide zich geschrokken naar haar om. Toen begon hij te grijnzen. Sasha grijnsde terug – niet het ja/nee-lachje, maar wel zoiets.
‘Dat is belachelijk,’ zei Alex.

[...]

Copyright © 2010 Jennifer Egan
Copyright Nederlandse vertaling © 2011 Ton Heuvelmans / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam
© Auteursfoto Pieter M. van Hattem

Uitgeverij De Arbeiderspers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum