Leesfragment: Geluk is een jurk

27 november 2015 , door Cécile Narinx
| |

Een van de succestitels bij het Athenaeum Nieuwscentrum dit voorjaar was Geluk is een jurk, door ELLE-hoofdredacteur Cécile Narinx. Vanavond op Athenaeum.nl een fragment uit de introductie en het eerste hoofdstuk.

Vijftien jaar geleden begon ze op de redactie van de Nederlandse ELLE; inmiddels geldt Cécile Narinx, die niet terugschrikt voor hakken van vijftien centimeter, als een van de mode-iconen van het land.

In Geluk is een jurk biedt ze ons een vrolijke blik achter de schermen van de internationale modewereld. Zo spreekt ze het orakel Lagerfeld en het echtpaar Beckham en ondervindt ze bij Jan Taminiau de weelde van couture aan den lijve. Daarnaast brengt ze odes aan smaakbepalers als Carine Roitfeld en Suzy Menkes, maar ook aan evergreens als de LBD, Le Smoking en het Chanel-jasje.
Met aanstekelijk enthousiasme en kennis van zaken laat Narinx zien dat kleren wel degelijk de man en vrouw maken, en zelfs levens kunnen veranderen. Geluk is een jurk bewijst dat mode niemand onberoerd laat.

Geluk is een jurk

Er zijn succesvolle tijdschriftrubrieken waarin meer en minder bekende mensen hun levensverhaal vertellen aan de hand van hun platenkast. De plaat van hun jeugd, de single waarop ze voor het eerst schuifelden of zoenden, het nummer van hun eerste liefdesverdriet, de ideale begrafenismuziek – dat soort dingen. Er zijn ook rubrieken gewijd aan boeken die iemands leven hebben bepaald of veranderd. Journalist Gay Talese kondigde zelfs eens aan een biografie te schrijven gebaseerd op de restaurants waar hij ooit gegeten heeft.
Het zegt natuurlijk veel over de geportretteerde, alsof je in zijn boeken- of platenkast mag kijken, of zelfs in zijn ijskast of creditcardafschriften. Heeft-ie smaak? is-ie ontwikkeld? in welk jaar is-ie zo ongeveer geboren? Zou het klikken tussen ons?
Geweldig idee, zo’n bio-rubriek, en wat ik me dan graag afvraag: zou het ook werken met kleren als rode draad? Stel: je zou willen weten wie ik ben, willen weten of het kan klikken tussen ons. Zou het dan helpen als ik mijn levensverhaal uit de doeken doe aan de hand van, zeg, de jurken die ik droeg op een aantal sleutelmomenten in mijn leven?
Vast wel.
ik zou beginnen met mijn doopjurk, gemaakt van de verherbouwde trouwjurk van mijn moeder en daarvoor al gedragen door mijn oudere zussen, ter ere van hun doopfeesten uiteraard. En dan zou ik vertellen over mijn kleuterschooljurk: een jurkje met een lijfje van knalgele katoen en een rokje en pofmouwtjes van gemêleerd donkergrijs, met oranje en gele bloemetjes. Mijn zussen hadden ongeveer dezelfde jurken, want mijn moeder naaide zelf en had stof genoeg.
Komen we bij mijn eerste heilige communie, in 1977: ik mocht zingen en voorlezen in de kerk in een donkerblauw Laura Ashley-jurkje met witte bloemetjes. We laveren verder via de roodzijden jurk met blote rug die ik droeg toen mijn oudste zus ging trouwen, naar mijn eerste galajurk, van wijnrood fluweel. om dan via mijn trouwjurk (een goedkoop stretchding, want zwanger, blut en stiekem getrouwd) uit te komen bij mijn eerste dure jurk van Versace: de jurk die de overgang naar mijn nieuwe baan als hoofdredactrice van ELLE markeerde. Een jurk zo knap van snit dat-ie me betoverde toen ik hem aantrok. Een model dat mijn taille accentueerde en elke ronding naar behoren deed uitkomen. Een jurk die me deed beseffen dat je echt en diep gelukkig kunt worden van kleren. omdat ze je laten zien zoals je bent, of zou moeten, willen of kunnen zijn.
En als je dan zou lezen dat ik gelukkig kan worden van een jurk, zou je dan stiekem denken: wat een oppervlakkig wezen, zeg! of zou je denken: zo is het! Zo is het precies. omdat ook jij herinneringen hebt aan bepaalde jurkjes of door je oma gebreide truitjes van vroeger. omdat als je een jeugdfoto ziet je de zachte stof van dat ene nieuwe bloesje bijna weer op je huid voelt, en de opwinding van het feest dat volgen zou erbij. omdat je nog precies weet hoe de aanschaf van sneakers van merk zus en jeans van merk zo je entree op een nieuwe school markeerde, en tegelijkertijd het afscheid van de brave smaak van je moeder. om nog maar te zwijgen van de pure euforie die je voelde toen je die ene jurk droeg (ja, die!), die knalrode, of die in de kleur van je ogen, met heel veel knoopjes, waarin je hem als een blok voor je liet vallen.
Wat ik zeggen wil: kleren, jurken dus ook, zijn herinneringen, landmarks, tickets naar een nieuwe baan of een nieuwe wereld soms. Proeven van bekwaamheid. Een jurk kan het verschil maken tussen een meisje en een vrouw, tussen een muurbloem en een vamp, tussen indruk maken of onopgemerkt voorbijgaan.
Wat je draagt en gedragen hebt vertelt je levensverhaal tot in de finesses, meer nog dan de platen die je draait en de boeken die je leest – want die gaan niet met je mee naar buiten, die zitten niet zo dicht op je huid. En als boeken en platen en restaurants niet oppervlakkig of dom zijn, dan zijn kleren dat ook niet. in een knappe jurk of een perfect zittend pak zit minstens zo veel talent, liefde, ambacht, vakmanschap en techniek als in een mooie cd, in je lievelingsboek of in een sterrengerecht. Een jurk kan historie bevatten, een ode of een referentie zijn, een stralende toekomst beloven. Het begin zijn van een nieuw leven.
Wat mijn jurkenbiografie betreft: na die eerste Versace was het hek van de dam. Eenmaal aangeraakt door de grote jurkenmakers was ik voorgoed verslaafd. ik droeg een perfecte little black dress van Thierry Mugler om de twintigste verjaardag van ELLE te vieren. Een zeegroene prachtrobe van Klavers van Engelen naar een gala in Shanghai. Liet een zachtgele jurk op mijn lichaam maken door Jan Taminiau. ik gleed in een feestjurk van Prada alsof-ie voor me gemaakt was en ik ging in een ivoorkleurige Paul Smith groots fuiven in Venetië en Rome. ik telde fluitend een klein fortuin neer voor een Lanvin met panterprint om hem mee te nemen naar Hôtel du Cap Eden Roc, het allermooiste hotel van de Côte d’Azur.
Zo’n jurk, zo’n perfecte jurk, is de gedroomde +1 voor welke gelegenheid dan ook. Gezelschap dat maakt dat je op je plek bent, nooit verveeld en nooit alleen. Zo’n jurk laat zien dat je zin hebt in het leven, dat je weet hoe je je kleden moet, dat je je best doet. Zo’n jurk onderstreept en verfraait je persoonlijkheid, draagt je en tilt je op.
Geluk ligt voor het grijpen, heel soms. Want geluk is een jurk.

Van couture tot confectie

Voordat er in de volgende hoofdstukken allerhande termen voorbij komen rollen, is het wellicht handig om een paar van die termen te duiden. Allereerst de belangrijkste van allemaal: mode. Volgens Van Dale is mode een ‘tijdelijk, voorbijgaand gebruik in kleding, manieren en uiterlijk’. Klare taal, waarmee in één klap duidelijk wordt dat mode vluchtig en vergankelijk is en een tijdsbeeld weergeeft. een trend, nog zo’n voorbijgaande jongen, is een kleiner deel van die mode, die aangeeft welke kant het op gaat wat betreft silhouet en snit. ‘ontwikkelingen, neiging, richting,’ zegt de dikke Van Dale. Als we dus bijvoorbeeld opeens allemaal losse pantalons op de catwalk zien, dan ontwaren we een flodderbroekentrend. Worden de flodderbroeken vervolgens en masse omarmd en gekopieerd door de confectiemerken, en worden ze vervolgens ook nog driftig gekocht en gedragen door trendgevoelige dames en meisjes, dan komt de flodderbroek in de mode.
Komen we bij het volgende belangrijke begrip: stijl. 'Fashion fades, style is eternal,’ zei zowel Yves Saint Laurent als Coco Chanel al, en als de twee grootste ontwerpers ooit het beweren, dan is dat zo. stijl overstijgt mode, is moeilijker te verkrijgen en nergens te koop. Iemand kan van top tot teen volgens de laatste mode gekleed gaan en toch stijlloos voor de dag komen. Andersom kan iemand ook in kleding van tien of vijftig jaar geleden het toppunt van stijl zijn. Wat stijl precies is? ‘Wijze van handelen, goede manier,’ maken ze zich er bij Van Dale met een jantje-van-leiden van af. Het zij ze vergeven, want stijl is niet in woorden te vatten, stijl is ongrijpbaar. sommigen beweren dat je ermee geboren wordt. en zo niet, dan kan het een half leven kosten om het te ontwikkelen, net als smaak, wat volgens Van Dale neerkomt op: ‘schoonheidsgevoel, kunstzin’. stijl en smaak hebben veel, zo niet alles met elkaar te maken, maar wat volgens mij het verschil is: iemand met stijl laat ook uiterlijk zíén dat-ie smaak heeft.

Komen we bij de wat technischer termen. Te beginnen met ‘couture’ en ‘haute couture’, te pas en te onpas gebruikt om mode als geheel aan te duiden, of om alles wat er maar ergens op een catwalk of aan een dure hanger voorbijkomt te beschrijven. Dat gaat iets te ver natuurlijk. Vooruit, het begrip ‘couture’ betekent simpelweg knipkunst, maar al kan elke kleuter stof knippen, kunstknippen is heel wat anders. ‘Haute couture’ (volgens de dikke Van Dale niet meer dan ‘exclusieve damesmode’, waarna we alle drie de delen maar even voor straf in de hoek zetten) is nog een tandje moeilijker en chiquer, want letterlijk wil het zeggen: hogere knipkunst. en dat is dus niet het eerste het beste broddelwerk, het is de nok van het modecircus, waarin ontwerpers hun allermooiste trucs en kunsten vertonen. De beste materialen worden gebruikt, de duurste garens, pailletten en knoopjes, de ingewikkeldste technieken, de mooiste stoffen. De meest briljante patronen van de meest begaafde ontwerpers, in elkaar gezet door de beste naaisters, les petites mains, die het geduld en talent hebben om uren, nee, dagen aan een jurk te vouwen en te stikken, er kraaltjes op te rijgen of er veertjes aan te bevestigen. Het is de speel- en proeftuin van de ontwerpers: ideeën en modellen die ze in de haute couture uitproberen vinden later vaak in vereenvoudigde vorm hun weg naar de prêt-à-porter-catwalks. De modellen die tijdens de show getoond worden, kunnen worden nabesteld en aan de wensen van de klant aangepast, zodat het stuk niet alleen precies op maat wordt gemaakt, maar ook volstrekt uniek is. Van vaste klanten hebben couturiers daarom een eigen paspop met exact dezelfde maten als de vrouw in kwestie – dat scheelt een hoop doorpassessies. Goedkoop is dat allemaal niet natuurlijk, vandaar dat alleen de meest vermogende vrouwen ter wereld zich haute couture kunnen veroorloven. De koningin van Spanje bijvoorbeeld, en onze eigen prinses Máxima.

De haute couture zoals we haar nu kennen is – hoe kan het anders – ontstaan in Parijs, maar werd heel verrassend uitgevonden door een van origine Britse ontwerper: Charles Frederick Worth, die in 1845 als twintigjarige naar Parijs kwam en in 1858 in de rue de la Paix zijn eigen modehuis opende. Wat hij bedacht was het volgende: niet de klanten bepaalden wat hij voor ze moest maken, hij bedacht elk jaar een nieuwe collectie waar zijn klanten vervolgens wat van na konden bestellen. Voor het eerst in de modegeschiedenis kwamen de dames naar de ontwerper toe, en niet vice versa (behalve keizerin Eugénie, die bezocht de slimmerik dan weer wel zelf). Daarbij was hij de eerste die zijn creaties showde op modellen, en niet op poppen. Al is Worth al lang dood, begraven en bijna vergeten, de haute couture leeft nog, zij het op kleine schaal en volgens strenge regels. Want niet elke ontwerper mag zichzelf een hogere kunstknipper noemen. Het is de Chambre Syndicale de La Couture in Parijs die sinds 1868 bepaalt aan welke eisen een haute couturier moet voldoen, zoals de voorwaarde dat de kleding in eigen ateliers gemaakt wordt, daar minstens twaalf personen werken, er halfjaarlijks een nieuwe collectie getoond wordt en dat de klanten een eigen ruimte hebben om te passen.
Vandaag de dag zijn er dertien modehuizen die erkende haute couture maken. Uiteraard horen daar grote namen bij als Valentino, Chanel, Dior, Armani, Givenchy en Gaultier, maar op de lijst staan en stonden ook Nederlanders: Viktor & Rolf bijvoorbeeld, die in 1999 hun debuut maakten in het fraaie rijtje, maar tegenwoordig helaas alleen maar prêt-à-porter maken. en sinds mei 2011 schittert Iris van Herpen uit het Gelderse Wamel in de galerij der modegroten, als gastlid vooralsnog. Want alleen wie vijf jaar gastlid is geweest, mag zich haute couturier noemen.

Zo klein als de groep haute couturiers is, zo oneindig groot is de groep ontwerpers die prêt-à-porter maken. Voor wie geen Frans begrijpt: prêt-à-porter is ook wel bekend als ready-to-wear. en voor wie ook het Engels niet machtig is: dat zijn dus designerkleren die klaar zijn om gedragen te worden, in standaard kledingmaten, en dus niet op bestelling helemaal op één lichaam zijn toegesneden. elk jaar komt er wel ergens op de wereld weer een nieuwe fashion week bij (Mumbai bijvoorbeeld, Istanbul, Amsterdam, Buenos Aires, São Paulo, Tbilisi of Lodz), waardoor het leger prêt-à-porter-ontwerpers hand over hand toeneemt. maar al borrelt het in sommige landen werkelijk van het talent, de echt grote designers showen voornamelijk tijdens de grote fashion weeks in New York, Londen, Milaan en uiteraard Parijs. Wie uittelt dat er gedurende die vier modeweken per dag zo’n tien shows gegeven worden, realiseert zich dat er dus honderden prêt-à-porter-designers zijn die er serieus toe doen.
Voor wie het nu al duizelt: dat was nog lang niet het complete modeaanbod. Behalve prêt-à-porter en haute couture is er nóg een soort collectie die een gerenommeerd ontwerper maken kan: de cruise- of resortcollectie– oorspronkelijk bedoeld voor rijke dames die in de wintermaanden een luxe boottocht gingen maken of een zonnig land opzochten. Kenmerkend voor cruisecollecties zijn dan ook geklede, chique vrijetijdskleren. een avondjurk en cocktailjurk zit er meestal wel in, net als een badpak en een comfortabele doch deftige pantalon. Cruisecollecties van grote huizen zijn inderdaad zeer welbesteed aan de vermogende klanten die hartje winter elders gaan zomeren. De cruise collectie van Chanel bijvoorbeeld, die ook nog eens steevast in een zonnig decadent oord geshowd wordt, met een knalfuif waar het wemelt van de wereldsterren toe. maar voor het merendeel van de cruise- of resortcollecties geldt dat het niet zozeer luxe vakantiekleren maar vooral tussencollecties zijn – zonder dure catwalkshows bovendien. Die tussencollecties zijn voorboden van de zomer, bedoeld om het gapende gat tussen uitverkoop eind herfst en nieuwe aanvoer van de zomercollecties in februari te dichten, en de verwende consument toch weer wat nieuws te bieden om zich aan te verlustigen.

Van de cruisende dames dalen we af naar het lagere echelon van de mode, dat voor de massa gemaakt wordt en dus in groten getale geproduceerd wordt: de confectie. een rekbaar begrip trouwens, want het omvat alles van Wibra tot Mango, van markt tot H&M. Om nog enig onderscheid te maken tussen lowbudgetmassatextiel en betaalbare hippe kleren wordt voor die laatste categorie ook wel de Britse term high street gebruikt, wat eigenlijk slaat op alle modieuze ketens die je in de Kalverstraat in Amsterdam of in Oxford street in Londen tegenkomt: River Island, Only, Zara, Bershka, dat werk. Tegenhanger van high street is high-end, wat dan weer slaat op de Gucci’s en Louis Vuittons van de stad.

Tot slot een term die eigenlijk anti-mode is, omdat hij verwijst naar een lang gepasseerd verleden: vintage. Letterlijk betekent het: een goed wijnjaar, maar in kledingtermen komt het neer op uitzonderlijk goede oude stukken, veelal van echte modehuizen, die hun waarde behouden hebben. sterker nog: in enkele gevallen is vintage even duur of duurder dan nieuwe kleding. en om het cirkeltje rond te maken: vintage is zo gewild (want uniek) en zo hip geworden dat het weer in de mode is gekomen, vandaar die absurd hoge prijzen soms. En vandaar ook dat de term zo vaak misbruikt wordt voor elk soort minder chique eerder gedragen kleren. In gunstige gevallen hebben we het dan gewoon over tweedehandskleren, in het geval van muffe, zweetzure lappen uit grootmoeders kast is het eigenlijk niks minder dan vieze ouwe troep. En van stinkende ouwe jurken wordt niemand gelukkig.

[...]

© Cécile Narinx 2012

© Bertram De Leeuw Uitgevers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum