Leesfragment: De Revisor, nummer 10 | 2015: Jan van Mersbergen, Cabrito

12 oktober 2015 , door Jan van Mersbergen
| | | | |

15 oktober verschijnt het nieuwe nummer van De Revisor. Wij publiceren 'Cabrito' voor, een nieuw verhaal van Jan van Mersbergen.
'En hij pakt nog een stukje. Vanaf het bot, vanuit het midden. Ook dat eet hij op.
De vrouw kijkt me even aan en knikt. Ook Carlos kijkt. We kijken hoe de Chinees bijna driekwart van de geit achter elkaar opeet. Het is een groot stuk. Tussendoor zegt de vrouw: Toe maar.
Alsof ze in bed liggen. Toe maar.'

 

In het tiende nummer van De Revisor onder de huidige redactie nieuw werk van László Krasznahorkai, Anke Cuijpers, Alfred Schaffer, Jeroen Dera, Charlotte Van den Broeck, Erik Lindner, Jente Posthuma, Sylvie Marie, Jan van Mersbergen, Jowi Schmitz, Daan Stoffelsen, Marieke Rijneveld, Erik Rozing en Gustaaf Peek. Proza, poëzie, essays, met meisjes en mannen en de dood, vogeltjes, tapas in kleine barren, het falen van de poëziekritiek, en veel, veel meer.

N.B. Revisor #10 wordt 20 oktober vanaf 17.00 gepresenteerd bij Kapitein Zeppos. Toegang gratis, aanmelding verplicht.

 

Cabrito

Ze zijn de eersten: een blonde vrouw en een Chinees. Zij ziet eruit alsof ze van haar werk komt, in haar blauwe rok en dat jasje en die panty’s. Ze heeft oorbellen in. Van die witte knopjes.
Ik begroet ze. Ola.
Ze vraagt me of we al open zijn en ik knik, wijs naar de bar. Helemaal leeg.
Carlos is in de keuken, hij kijkt even door de open bovenkant van de deur, de theedoek over zijn schouder, schuursponsje in zijn hand.
De vrouw zegt iets tegen de Chinees, in het Engels waarschijnlijk, ik zal nooit iets begrijpen van Engels en van Duits ook niet.
De Chinees gaat zitten aan het lange stuk van de bar. Hij heeft van dat zwarte piekhaar en een rond gezicht. Zijn jasje iets te groot, zijn broek wijd. Alles grijsblauw, slappe stof. Voor een warm klimaat.
Aan zijn jasje hangt een kaartje. Congres. Meestal de rai. Meestal hebben die congresgangers ergens aan de andere kant van de ringweg een hotel en blijven ze ergens in de Scheldestraat eten, bij de bistro’s daar en die Italiaan en Toetanchamon, zij zijn helemaal hierheen gekomen.
Waarom zijn ze helemaal hierheen gekomen?
De Chinees kijkt naar de flessen achter de bar. Naar de likeurtjes. De vrouw gaat naast hem zitten. Ze heeft lange benen, haar knieën komen waarschijnlijk tegen de onderkant van de bar. Ik vraag ze wat ze willen drinken.
Bier? Wijn? Ook iets te eten?
De vrouw vertaalt het en de Chinees zegt: Bier.
Dat kan ik verstaan. En hij wijst naar de flessen.
En iets lekkers erbij.
Ik kijk mee. Zal ik iets lekkers inschenken voor erbij en ook wat te eten? Dan maak ik een mix. Van alles wat.
De vrouw knikt. Zelf wil ze witte wijn. Droge witte.
Alvast wat stokbrood?
Dat is goed.
Ze is een jaar of dertig. Misschien vijfendertig. De Chinees is ouder maar dat is altijd moeilijk in te schatten bij die lui.
Ik probeer de naam op zijn naambordje te lezen. Pas als ik een biertje tap en het hem voorzet kan ik het lezen.
David Cheung.
Ik schenk een borreltje voor David Cheung in uit de grote fles, de vaste fles om vlot uit te schenken, om cadeautjes te geven als de rekening al betaald is en de fooi goed, dan komen de klanten terug. Goedkoop voor ons, prettig voor de klanten. Sterk ook. Sterk spul. Chinezen, die kunnen totaal niet tegen alcohol.
Ik schenk de borrel goed vol. Ik geef de vrouw haar wijntje en vraag haar waar ze vandaan komen. Waar hij vandaan komt.
Hong Kong, zegt ze. Hij is hier voor zaken en ik laat hem de stad zien.
Ook voor zaken dus, zeg ik en ze knikt en pakt haar wijntje en ze proost met de Chinees, met het borreltje.
Ze neemt een stukje stokbrood, drupt wat olijfolie op een bordje. Ze dept en eet. De man zegt niet veel. Hij kijkt hoe ze eet. Vlakbij.
Waarschijnlijk is zijn Engels wel goed, als hij uit Hong Kong komt, maar hij zegt gewoon niet veel.
Een mix, herhaal ik en ik pak de schaaltjes en schep er wat paella op uit de vitrine, wat gehaktballetjes, wat spinazie en tegen Carlos zeg ik dat de chorizo er ook bij kan.
Hij doet de chorizo in de pan.
Ik zet de schaaltjes in het oventje onder de bar.
De vrouw praat met de Chinees, tegen de Chinees. Hij heeft zijn borreltje al op en gebaart dat hij er nog een wil. Ik schenk bij. Ook leg ik servetjes en bestek op de bar, en een borrelglaasje met prikkertjes.
De schaaltjes zijn warm. Ik schuif ze op de bar en de vrouw zegt iets, zo van: Kijk nou wat heerlijk. Of: Ziet er goed uit.
De Chinees zegt niks. Hij kijkt alleen, en dan neemt hij weer een slok van zijn bier en een slok van zijn borreltje, en Carlos ziet het ook, vanuit de keuken. Carlos let goed op.
De Chinees die David heet kijkt op een manier naar de bordjes die me niet bevalt. Alsof hij er boven staat. Hij ruikt niet, het doet hem niks, ons eten.
Carlos leunt met beide handen op de onderkant van de deur, op het plankje. De chorizo voor hem. Ik pak het schaaltje en zet het ook bij hen op de bar. De vrouw pakt een prikkertje uit het bakje, prikt het in de worst die heet is en pittig en heel erg lekker, de lekkerste van de stad. Ze eet.
Dan wijst de Chinees naar de worst en zegt hij iets, en de vrouw schudt haar hoofd. Pork, zegt ze. Or chicken.
Dat kan ik nog begrijpen.
Carlos kijkt ook toe. We kijken naar de Chinees. Hij doet niks. Hij drinkt zijn glas bier leeg en zet het boven op de vitrine.
Nog eentje.
De vrouw pakt nog een stukje chorizo. Ik pak het glas en zeg: Niet goed? Is het eten niet goed?
De blonde vrouw zegt: Dat is het niet hoor. Dat is het niet.
Maar de Chinees eet nog steeds niks, hij staart naar de flessen.
Wil hij niet eten?
De vrouw zegt dat hij wel wil, later misschien.
Is het te pittig? Kan hij niet tegen pittig? Jawel toch? Zij eten toch ook pittig.
Dat is het niet, zegt de vrouw.
Ik zeg: Anders maak ik alleen voor jou, dus zeg het maar.
Doe maar voor ons allebei.
De Chinees vraagt haar wat er is en ze zegt kort iets en dan kijkt hij naar mij en glimlacht hij, een speciale glimlach, gaat dwars door me heen.
You like? zeg ik.
Hij knikt naar het lege bierglas en zegt yes.
Dat bedoel ik niet. Het eten.
Carlos komt stokbrood snijden, achter me. Via de spiegel kijkt hij naar de Chinees en ook naar de vrouw. Het mes gaat door het brood. Kruimels bij mijn voeten.
Er is iets aan deze man, iets met ons eten, met zijn eten. Hij eet niks. Nog nooit kwam hier iemand die niks at. De burgemeester is hier geweest, voetballers van Ajax en van Barcelona, die ene zanger, iedereen eet hier, iedereen vindt het lekker.
Zij pakt het laatste stukje worst en dan een broodje en ze eet het op samen met wat spinazie en die Chinees kijkt alleen maar. Chinezen eten toch alles? Of eten ze alleen hun eigen dingen?
De vrouw zegt: Mooi, die muziek.
In de standaard staat mijn telefoon, er hangt een kabeltje aan. Spaanse muziek is altijd mooi. Emotioneel, altijd emotioneel.
De Chinees lijkt te luisteren maar dan glimlacht hij weer zo, en het is alsof een miljard Chinezen glimlachen, alsof ze voor het grote raam staan met z’n allen, en ze lachen naar de ham, naar de likeurtjes, naar Carlos in de keuken.
Ik zeg: Moet ik Chinese muziek opzetten? Vindt hij dat leuk?
De vrouw zegt niks terug.
Moeten we rijst bakken? Beetje sojasaus erbij? Buikspek?
De vrouw zegt nee.
Carlos staat weer bij het deurtje, de muziek gaat door. Een vrouw zingt over haar geliefde, klapt in haar handen. Hij speelt gitaar.
Moeten we een hond frituren? Is dat het? Kan hoor. Hij zegt het maar.
De vrouw zegt: Hij heeft geen honger, denk ik.
Ik zeg: Vindt hij het niet lekker?
Ze schudt haar hoofd maar ik zie zijn gezicht nog steeds in die stand staan en ik zeg: Dat moet hij dan maar zeggen. Dan moet hij maar zeggen wat hij wil en niet zo zitten te grijnzen hier aan mijn bar.
De vrouw zegt: Dat is het echt niet hoor, ik denk dat hij iets anders wil.
Wat bedoel je?
Nou, zegt de vrouw, de zaken zijn gedaan maar nog niet helemaal afgerond.
Mijn zaken worden zo ook niet afgerond, zeg ik. Hij houdt plek bezet. Iemand kan daar zitten, en eten. Dit is geen reclame voor mijn zaak.
En ik kijk even naar Carlos die ook naar de Chinees kijkt en in het Spaans tegen me zegt: Laat hem ophouden.
Dat vind ik ook. Ik zeg tegen de vrouw: Ga lekker met hem babi pangang halen of zo. Met stokjes. Maar laat hem hier niet zo zitten. Met z’n biertje en z’n borreltje. We zijn geen café Nol.
En dan zegt de vrouw: Ik denk dat hij wat anders wil, wacht maar.
Ze zegt iets tegen de Chinees. Die knikt. Dan kijkt ze weer naar mij en naar Carlos en zegt: Iets van vlees of zo, wat heb je voor vlees dat lekker is? Heb je geit?
Ze zegt het in één adem.
Geit, herhaalt de vrouw. Ik heb gehoord dat jullie dat hebben.
Ik haal diep adem. Tuurlijk hebben we geit.
Voor het raam staan twee vrouwen, ze lopen door. En dan zegt de Chinees: Bêh bêh.
Ik ben stil, en hij herhaalt: Bêh bêh.
Hij kijkt naar de vrouw en de vrouw zegt: Geit, hij wil geitenvlees. Dat heeft u toch?
Nu begrijp ik het. Cabrito.
De vrouw knikt, maar ik weet zeker dat ze niet weet wat het betekent.
Geit. Oké, zeg ik tegen Carlos. Cabrito.
Hij pakt de pan. Ik leun tegen de bar. David Cheung, denk ik. Uit Hong Kong. Ik zal jou de lekkerste geit laten proeven die je ooit geproefd hebt. Ik ruik het al, Carlos bakt hem al. Een flink stuk, zeg ik tegen hem, en mijn broer knikt en in zijn ogen zie ik zijn gedachten: wat denkt-ie wel?
Even geduld, zeg ik tegen de vrouw. Ze wil nog een wijntje en ze vraagt: Zitten jullie al lang hier?
Altijd als vrouwen het niet meer weten gaan ze vragen stellen. Zij heeft hem meegenomen hiernaartoe, met z’n naambordje. Zij moet hem maar vermaken.
Ik zeg alleen ja. Al heel lang.
Ik zet een ander muziekje op. Gitaren, donkere gitaren. Passen bij de geit.
De vrouw tikt met haar hand op de bar, op het ritme. Ik pak de schoteltjes en geef haar een nieuw servetje.
Er komen een man en een vrouw binnen met twee kinderen, een jongen en een meisje. De vrouw wil aan een tafeltje zitten, zegt ze en ik wijs hen de voorste tafel. Die is nog niet gereserveerd. Ze gaan zitten. De blonde vrouw kijkt naar hen. De Chinees niet, alweer kijkt hij nergens anders naar, alleen naar die flessen. En dan toch ook naar de vrouw. Zijn blik verandert, hij komt iets dichterbij. Ze zegt iets. Hij knikt en wacht, alsof hij de flessen telt.
Ik ga naar het tafeltje en vraag de mensen en de twee kinderen wat ze willen drinken en wijs de mensen het bord met de hapjes en de vitrine. Zelf samenstellen kan ook en ik kan een lekkere mix maken. Ze willen wijn en cola.
Dan tikt Carlos op het plankje. Voor hem staat een mooi bordje met dampend donker geitenvlees. Er steekt een hol botje uit, heel mooi in het midden. Klein vetrandje aan de zijkant. Hij heeft een mooi stuk uitgezocht. Eerst gestoofd, nu even warm gemaakt, heel zacht en mals.
Ik pak het bordje en zet het tussen de vrouw en de Chinees in, iets dichter bij de Chinees. Even wachten. En dan kijkt hij, en dan ruikt hij, en dan bukt hij zich iets voorover en de vrouw wacht ook af en hij pakt het schoteltje van de bar en houdt het bij zijn neus. Zijn gezicht verandert, zoals het net ook veranderde toen hij iets dichter bij de vrouw kwam. Hij zet het bordje weer op de bar en pakt het stuk vlees met beide handen vast en trekt er een stukje vanaf. Het vlees is mals en gaar en heerlijk gestoofd, het laat snel los, hij trekt het zo uit elkaar, en dan eet hij een stukje vlees, propt het in zijn mond, een smal stukje blijft haken achter zijn mondhoek en hij duwt het met zijn duim naar binnen.
Hij kauwt. Hij slikt.
En hij pakt nog een stukje. Vanaf het bot, vanuit het midden. Ook dat eet hij op.
De vrouw kijkt me even aan en knikt. Ook Carlos kijkt. We kijken hoe de Chinees bijna driekwart van de geit achter elkaar opeet. Het is een groot stuk. Tussendoor zegt de vrouw: Toe maar.
Alsof ze in bed liggen.
Toe maar.
En hij eet. Vet aan zijn mond. Hij veegt het weg met de rug van zijn hand. Even kijkt hij naar de vrouw, anders nu, en als zij knikt eet hij door. De gitaren klinken luider en een man zingt over zijn geboortestreek waar hij zo lang niet geweest is en als de Chinees het vlees helemaal op heeft, zeg ik: Lekker hè.
Hij veegt weer zijn mond af en lacht niet meer, hij ademt uit. Kijkt naar de vrouw. Even denk ik dat hij haar aan gaat raken, haar gezicht strelen, maar dat doet hij niet.
Tegen de vrouw zeg ik: Onze cabrito trekt ze allemaal over de streep. Met hun hondenvlees. En hun zaakjes.
Ze bestelt nog wat drinken, iets gerustgesteld en ik maak bordjes voor het gezin aan de tafel en daarna schenk ik ze nog bij.
Twee vrouwen komen binnen en een stel, ze gaan allemaal aan de bar zitten.
Ik heb hem, denk ik, die kerel uit Hong Kong. Hij zat lekker te smikkelen.
De blonde vrouw staat op, trekt haar rok recht en gaat naar de wc. Als ik bij de Chinees sta, bij de vitrine, zegt de Chinees iets. De vrouw is er niet om het te vertalen en hij zegt het nog een keer, duidelijker nu: Boem boem.
Ik houd mijn schoteltje en mijn opscheplepel met de gehaktballetjes stil.
Wat?
Boem boem, zegt hij weer.
Wat nou weer? zeg ik en dan komt Carlos bij me staan en hij gebaart even met zijn handen en dan begrijp ik het.
Ja ja, zeg ik.
En Carlos knikt naar de Chinees en lacht en zegt: Cabrito hè. Goed voor de boemboem.
De Chinees knikt.
Juist! zegt Carlos. Mijn broer heeft het door.
Bêh bêh, zegt de Chinees. Hij praat hard. De vader van het gezin kijkt op.
De Chinees mekkert nogmaals, bêh bêh. En hij doet iets met zijn handen bij zijn gezicht, een hand wappert onder zijn kin, en dan knikt hij in de richting van de wc, en wijst hij naar buiten en zegt hij: Hotel.
Het is een vraag, denk ik. Carlos stoot me aan. Hij wil knallen, zegt hij. Daarom wilde hij cabrito. Geit is daar goed voor, heb ik weleens gehoord. Dat denken ze daar. In het oosten.
Ik kijk naar de wc-deur. Er gebeurt niks. Ze moet haar make-up bijwerken waarschijnlijk. Duurt lang. Duurt altijd lang.
Carlos zegt: Linksaf. Klein stukje.
De Chinees haalt zijn vinger over het schoteltje waar de geit op lag, nu alleen wat vet en jus, en hij steekt zijn vinger in zijn mond.
Nummer zestig, zegt Carlos tegen de Chinees, tegen David Cheung. Sixty.
Hij steekt zes vingers op en dan al zijn vingers. Tien.
Echt hoor, zegt Carlos tegen mij, zachtjes. In Afghanistan geloven ze dat, ik zag het op tv. Ze eten geitenvlees en dan kunnen ze het langer volhouden.
Ik schud mijn hoofd. Ik zeg: Hij komt toch niet van Afghanistan. Hij is van Hong Kong. Dat is verder uit elkaar dan Nederland en Bilbao.
Nou, zegt Carlos, zo te zien denkt hij ook zoiets. Even knallen. Dan komt de vrouw terug van de plee. Ze heeft haar lippen iets bijgewerkt, mooi rood nu. En haar ogen.
De Chinees laat haar weer op de kruk zitten en legt een hand op haar onderrug.
Nog iets te drinken? vraag ik.
De Chinees zegt niks, hij wrijft over haar rug. De vrouw kromt haar rug iets. Dan vraagt ze de rekening.
Komt eraan.
Ik maak de rekening op aan de kassa, rond flink af naar boven, en ik geef de vrouw een schoteltje met het bonnetje erop en wat pepermuntjes. Zaken. Ze zijn hier voor zaken, alleen nog even afronden.
Ze betaalt contant. Briefje van vijftig en een briefje van twintig. Veel te veel.
Laat de rest maar zitten.
De Chinees staat al bij de deur, in zijn jasje. Carlos komt brood snijden maar eigenlijk komt hij kijken hoe ze de straat uit lopen, hoe de Chinees, die een kop kleiner is, zijn hand op haar kont legt. Hoe hij na een paar passen een flinke tik op haar linkerbil geeft.

 

Copyright © 2015 Jan van Mersbergen

Uitgeverij De Bezige Bij

pro-mbooks1 : athenaeum