Leesfragment: De wraak van Poetin

22 november 2015 , door Hubert Smeets
| | |

25 november verschijnt De wraak van Poetin van Hubert Smeets. Wij publiceren voor.

Maart 2014: gewapenderhand wordt de Krim gescheiden van Oekraïne en ‘herenigd’ met Rusland. Die actie van Rusland is in strijd met het Helsinki-akkoord dat in 1975 de territoriale integriteit van alle staten in Europa heeft vastgelegd. Het blijft niet bij de Krim. Rusland wil zijn oude glorie als supermacht terug. Sindsdien woedt er oorlog in Europa.

Hoe heeft het zover kunnen komen? Zonder oog voor personen als Gorbatsjov, Jeltsin en Poetin is de assertiviteit van dit nieuwe Rusland niet te begrijpen. Gorbatsjov opende met zijn glasnost een doos van Pandora. Jeltsin hervormde het land niet echt. Poetin profiteerde van hun falen en kon de staat weer in het centrum van de macht zetten. Maar er zijn ook structurele oorzaken voor het feit dat Rusland zich nu hard tegen Europa keert. Ondanks de privatiseringen en de opmars van een middenklasse in deze eeuw is Rusland een neofeodale maatschappij. De mens is er onderdaan gebleven en nooit staatsburger geworden. Vandaar dat de ontvoogding, waar Oekraine en andere voormalige satellieten nu naar streven, voor het Kremlin zo’n groot gevaar is dat het alles op alles zet om zijn invloedssfeer terug te winnen en zo Europa diep verdeelt.

Hubert Smeets, die Rusland vanaf 1990 op de voet volgt, beschrijft de breuklijn in de Russische samenleving met een scherpe pen en een goed oog voor detail.

 

11

Roesski Mir

 

Met de Russische wereld voorwaarts naar vroeger

De gewapende mannen die vanuit het provinciehuis in Donetsk hun afgescheiden volksrepubliek Novorossija aanvuren, hebben goede banden met de parochianen van de Heilige Transfiguratie-kathedraal en andere orthodoxe kerken in de Donbas in oostelijk Oekraine. Vanaf het begin van de separatistische opstand tegen de pro-Europese regering in Kiev biedt de orthodoxe kerk hier de pro-Russische rebellen religieuze bemoediging. Ook op wereldlijke hoogtijdagen staat de geestelijke macht in Donetsk paraat. Tijdens de jaarlijkse Dag der Overwinning op nazi-Duitsland trekt op 9 mei 2014 een stoet mannen en vooral vrouwen vanuit de gloednieuw gerenoveerde kerk in de stad in processie, biddend, zingend en met iconen in de hand, op naar het provinciegebouw, dat nog stamt uit de tijd van partijleider Leonid Brezjnev.
De Heilige Transfiguratie-kathedraal aan de Artjomaboulevard in Donetsk valt hierarchisch onder het Patriarchaat van Moskou. De complete renovatie van de kerk begin deze eeuw is mede betaald door de plaatselijke notabel Viktor Noesenkis. Deze kolen. en staalmagnaat is hier in 1954 geboren, toen de stad nog Stalino heette. Noesenkis is naar eigen zeggen dermate diep geraakt door de christelijke orthodoxie dat hij na zijn vijftigste een lange baard heeft laten staan en een groot deel van de winsten uit zijn kolenmijnen in de Oekraiense Donbas en het Russische Koeznetskibekken wegschenkt aan kerkelijke caritas. Voor de oorlog in Oekraïne in de lente van 2014 begon, zou Noesenkis goed zijn geweest voor een vermogen van maximaal 1,5 miljard dollar. Volgens zijn vader is zijn zoon zo vrijgevig dat hij ‘zichzelf vergeet’.
Maar zijn gulheid is wel strikt politiek. Noesenkis, die naast zijn Oekraïense staatsburgerschap ook een Russisch paspoort heeft, schenkt niet aan zijn geboorteland Oekraïne. Hij doet alleen goed voor zijn tweede vaderland Rusland. Noesenkis is daarom ook louter mecenas voor het patriarchaat in Moskou. De kerkleiding in Rusland werkt volgens Noesenkis namelijk aan de eenheid van het orthodoxe oosterse christendom. Het Patriarchaat in Moskou bekommert zich om de hereniging van de ‘Russische wereld’, de Roesski Mir, die door de val van de Sovjet-Unie verscheurd is geraakt.
Russische wereld is de naam van de politiek-culturele stichting Roesski Mir, die is opgericht tijdens de tweede ambtstermijn van president Vladimir Poetin. ‘Roesski Mir kan en moet allen verenigen voor wie het Russische woord en de Russische cultuur kostbaar zijn, waar ze ook wonen, in Rusland of buiten zijn grenzen. Gebruik deze woordcombinatie vaker: Russische wereld,’ luidde de oproep van Poetin in 2006 aan een zaal vol intellectuelen in Sint-Petersburg.
Nog geen tien jaar later is de verenigende kracht en macht van Rusland in deze Roesski Mir in vol ornaat zichtbaar.
De Roesski Mir doet zich allereerst op de Krim gelden. Eind februari 2014 bezetten anonieme mariniers en andere ‘groene mannetjes’ van de Russische militaire inlichtingendienst GROe het parlementsgebouw van het ‘autonome’ Oekraïense schiereiland en laten de plaatselijke volksvertegenwoordigers vervolgens onder schot een nieuwe lokale regering kiezen. President Vladimir Poetin ontkent aanvankelijk dat hij het is geweest die de Roesski Mir op de Krim, na zestig jaar ‘historische anomalie’, in ere heeft hersteld. Maar na de succesvolle operatie is hij er zo trots op dat hij er een jaar later in de televisiedocumentaire Krim – De weg naar het moederland openlijk over praat hoe hij zelfs de inzet van kernwapens heeft ingecalculeerd.
Dit assertieve wereldbeeld herhaalt zich vervolgens in de Donbas. Daar wordt begin maart 2014 het provinciehuis in Donetsk bezet door licht gewapende activisten die volgens de plaatselijke gouverneur, net als op de Krim, ook zouden hebben geopereerd onder commando van Moskou-mannen. Drie maanden later barst rond en in Donetsk een openlijke oorlog los. Iets oostelijker in Loegansk gebeurt hetzelfde. ‘Russische Lente’ is het voorjaar van 2014 dan inmiddels gedoopt.
De Roesski Mir beperkt zich niet tot Oekraïne. Het blikveld van het Kremlin is breder. Bijna de hele voormalige Sovjet-Unie ligt in zijn vizier. In theorie strekt de Roesski Mir zich zelfs uit tot alle Russen waar ook ter wereld. Het Kremlin bepaalt of Russen bij Rusland horen. Niet omgekeerd.
De Roesski Mir is historisch voorbeschikt. In zijn overwinningsrede ter gelegenheid van de annexatie van de Krim zegt president Poetin bijvoorbeeld: ‘De bekering tot het orthodoxe christendom was de voorbeschikking van een gemeenschappelijke cultuur, van waarden en beschaving die de volkeren van Rusland, Oekraïne en Belarus hebben verenigd. [...] We kunnen hoe dan ook niet zonder elkaar.’
Die Russische wereld dient te worden verdedigd tegen westerse dreiging. Het burgerprotest op de Maidan in Kiev in de winter van 2013-2014 is zo’n aanval. Maar verdedigen is niet voldoende. Die wereld moet ook weer uitdijen binnen haar oude en vanzelfsprekende grenzen. Allereerst naar de buurlanden die Aleksandr Solzjenitsyn in 1990 in zijn essay Hoe we Rusland herbouwen? tot de Slavische Unie rekende. En vervolgens mogelijk verder.

*****

In het ‘nabije buitenland’ wordt daarom elke uitspraak van Poetin of andere mannen rond het Kremlin met exegetische precisie beluisterd en geanalyseerd.
In Wit-Rusland, al twintig jaar allesbehalve een westerse democratie, baart dit perspectief van die ene Russische wereld ook president Aleksandr Loekasjenko wel eens zorgen. De ‘laatste dictator van Europa’ wil niet onderhorig worden aan Moskou. Hij wil de vrije hand houden in zijn balanceeract tussen West en Oost. Loekasjenko weet hoe Poetin hem graag het graf in prijst. De man in het Kremlin zei ooit flemerig: ‘Alles wat Rusland in tientallen jaren heeft gedaan om de economie en de sociale sfeer van Wit-Rusland te steunen, deden we in het belang van het Wit-Russische volk. En dat was niet weinig. Maar we moeten ook eerlijk zeggen dat de Wit-Russische leiding een heldere en stevige koers vaart om de economie met Rusland te integreren. Deze keus verdient steun en respect.’
Voor de Wit-Russische leider bevatten dergelijke dubbele bodems geen geheimen. Hij kan uit dit soort lofprijzingen niets anders concluderen dan dat een economische oriëntatie op de Europese Unie, waarmee de ideologisch toch zeer antiwesterse Loekasjenko bij wijze van risicospreiding graag flirt, bij Poetin het omgekeerde van hulp en achting zal oproepen. In een gesprek met journalisten zei Loekasjenko een jaar na de annexatie van de Krim: ‘Ik begrijp niet wat die Russische wereld eigenlijk is. Kunnen we ook spreken van een Wit-Russische en Oekraïense wereld? En zijn dat tegengestelde werelden? Ik denk niet dat deze domme thesis veel steun heeft onder Wit-Russen maar bij velen juist waakzaamheid oproept.’ Niet toevallig is Loekasjenko zijn presidentiële verkiezingscampagne in het najaar van 2015 daarom ingegaan met een andere toonzetting dan al zijn andere presidentsverkiezingen sinds 1994. Niet langer is het parool dat alleen Loekasjenko staat ‘voor een sterk en welvarend Wit-Rusland’. De leuze is nu: ‘Voor de toekomst van een onafhankelijk Wit-Rusland’.
Poetin heeft in augustus 2014 zijn autoritaire collega Noersoeltan Nazarbajev van Kazachstan eveneens de stuipen op het lijf gejaagd. Tijdens het jaarlijkse zomerkamp van zijn jeugdbeweging Nasji (De Onzen) op het eiland Seliger tussen Veliki Novgorod en Tver heeft de Russische leider gezegd: ‘De Kazachen hebben nooit een staat gehad. Hij heeft ’m gesticht. Nazarbajev is een heel kundige leider, in de hele voormalige Sovjetruimte misschien wel de kundigste.’ Voor Nazarbajev, sinds 1991 president van die voorheen onbeduidende Kazachen, bevat deze opmerking geen raadsels of geheimen. Poetin zegt tussen de regels door: als Nazarbajev er niet meer zou zijn, aan de macht of in het leven, dan is ook de soevereiniteit van de staat Kazachstan geen wet van Meden en Perzen meer. Om elke twijfel meteen weg te nemen, organiseert Nazarbajev in april 2015 daarom tussentijdse presidentsverkiezingen. Die wint hij met 97,7 procent bij een opkomst van 95,2 procent. Als het gaat om manipulatie en almacht is Nazarbajev niet voor een kleintje vervaard.
Poetin zet met dit soort terloopse opmerkingen, zoals bij Nasji, de hoofdlijnen voor het beleid uit. Zijn medewerkers tasten de grenzen van de Roesski Mir eveneens met liefde af.
Over Moldavië zegt minister Sergej Lavrov van Buitenlandse Zaken in de herfst van 2104: ‘Als Moldavië zijn soevereiniteit verliest en wordt opgeslorpt door de andere kant, of als Moldavië zijn neutrale militair-politieke status wijzigt, dan heeft Transnistrië het volste recht om te beslissen over zijn toekomstige zelfstandigheid.’ Met andere woorden, Moldavië mag geen aansluiting zoeken bij de Europese Unie, zoals de regering in dat jaar wil, laat staan bij de navo. Het quasirepubliekje Transnistrië, de Russischsprekende enclave aan de oostelijke oever van de Dnjestr, is het breekijzer waarmee Moskou de regering in Chisinau onder druk wil houden.
Politiek-economisch adviseur Sergej Glazjev heeft een jaar eerder Georgië met Russische liefde overdonderd. ‘Tweehonderd jaar geleden kwam Rusland op voor een orthodox Georgië en was het nodig een honderdjarige Kaukasische oorlog te beginnen.’ Daarmee zinspeelt Glazjev op de vijfdaagse oorlog die Rusland om Zuid-Ossetië voerde en won. ‘Dat conflict van augustus 2008 was een episode die misschien een schram heeft opgeleverd, maar de eeuwenoude broederlijke banden niet heeft gesloopt,’ zegt de adviseur met het soort dwingende liefde dat de oude broer voor de jongere voelt, niet omgekeerd. Lees: Georgië mag dan wel denken dat het in het jaar 337 zes eeuwen eerder tot het christendom is bekeerd dan Rusland (988), zonder de geloofsbroeders in het noorden kan het niet bestaan.
De minst belangrijke Kremlin-man van allen windt er ook de minste doekjes om. Sergej Markov, een politicoloog die een blauwe maandag diplomaat is geweest en Poetin adoreert, zegt vlak voor de winter van 2014: ‘In een grote oorlog zal er van Estland en Letland niets overblijven.’ Het lidmaatschap van de navo is geen reden voor terughoudendheid aan Russische zijde.
De grootste gemene deler van allen is het idee dat Rusland nog steeds de hoeder is van het territorium dat ooit tot de Sovjet-Unie behoorde. In de documentairefilm De President die de Russische televisie in april 2015 uitzendt, legt Vladimir Poetin het zelf zo uit: ‘Na de val van de Sovjet-Unie had iedereen bij ons illusies. Zelfs ik dacht dat alles na deze ideologische ineenstorting kardinaal zou veranderen. Nee dus. Het veranderde niet kardinaal omdat geopolitieke belangen niets te maken hebben met welke ideologie dan ook.’

Waar komt dit verlangen naar eerherstel vandaan? De oorsprong ligt in het koloniale trauma dat Rusland na 1991 niet heeft willen verwerken. Het verlangen naar verloren grondgebied is sindsdien daarom niet afgenomen, maar juist gegroeid.
De eerste vijftien jaar had Rusland alleen aan kleine traumaverwerking gedaan. Denk aan de steun voor de afscheidingsbewegingen en regeringen in Zuid-Ossetië (1991-1992), Transnistrië (1992) en Abchazië (1992-1993). Dat viel in Europa en Amerika niet echt op. Als de Verenigde Staten hun eigen western hemisphere als zone hebben, was de redenering, dan vallen deze kleine provincies, die altijd op Moskou waren georiënteerd, maar nu deel zijn van nieuwe soevereine staten, in het oostelijk halfrond van de Russische invloedssfeer.
In 2008 zette de Russische regering in deze zone een stapje verder. De vijfdaagse veldtocht tegen Georgië, dat door de provocaties van president Michail Saakasjvili zelf overigens een stevige duit in het zakje deed om de eerste schermutselingen uit te lokken, was een echte oorlog. Ook die oogde nog beperkt qua omvang. De Russische krijgsmacht beschoot wel Gori, de geboorteplaats van Stalin in het noorden van Georgië, maar annexeerde het mausoleum van de oude leider in die stad niet.
Met de ‘hereniging van de Krim’ in maart 2014 betreedt het Kremlin echter een nieuw toneel: dat van het militair terugpakken van terrein dat Moskou eerder onterecht had moeten prijsgeven. Deze openlijke heroveringsjacht is een middel om de geschiedenis terug te draaien. Maar het jagen op oude glorie is tegelijkertijd ook een verhaal om voor de toekomst eindelijk een Russische natie te creëren.

*****

Nieuwe natievorming in het oude Rusland? Jazeker. Rusland weet niet of en hoe het een natie is. Door zijn koloniale verleden is de nationbuilding er in het imperiale Rusland eigenlijk altijd bij ingeschoten. Het Russische Rijk en de Sovjet-Unie waren geen etnisch min of meer homogene natiestaten maar ‘veelvolkerenstaten’. De Russen moesten immers ook een beetje rekening houden met Oekraïners, Tataren, Polen, Duitsers, joden, Finnen, Letten, Litouwers, Oezbeken enzovoort.
In het Rusland van de eenentwintigste eeuw kan die weeffout worden rechtgezet. Maar wat is een Rus? En wie bepaalt dat? Dat zijn serieuze identiteitskwesties met ideologische implicaties. Het antwoord bepaalt immers de omvang van de Russische wereld en dus de reikwijdte van het Kremlin.
President Poetin geeft daarop een maand na de annexatie van de Krim al een eerste antwoord. Rusland is een ‘stofzuiger die verschillende etniciteiten opzuigt’ en daarom ‘zeer flexibel’ kan opereren, zegt hij in april 2014 tijdens zijn jaarlijkse televisieoptreden Directe lijn, waar het volk de president vragen kan stellen. Een westerling denkt vooral aan zichzelf. Een Rus niet, die wordt gedreven door ‘hogere morele waarden’, door ‘wij-gevoel’, aldus Poetin.
Het is vervolgens de Russisch-orthodoxe kerk die de cruciale vraag ‘Wat is een Rus?’ verder en systematischer beantwoordt. In november 2014 komt in de kathedraal van Christus de Verlosser in Moskou, de hoofdzetel van de orthodoxe kerk, hetxviii Mondiale Russische Volksconcilie bijeen. Daar bij het belangrijkste altaar van de orthodoxie wordt dé identiteit van dé Rus vastgesteld.
Het moet een emotioneel beraad zijn geweest. Het jaar 2014 is volgens het concilie een ‘keerpunt in de hedendaagse Russische geschiedenis’ geweest. ‘We konden ons niet voorstellen dat tanks, vliegtuigen en artillerie zouden worden ingezet tegen burgers, dat ouders, vrouwen en kinderen in vredige steden zouden worden blootgesteld aan beschietingen en bombardementen,’ zeggen de deelnemers. Mobilisatie is daarom geboden. De soevereiniteit van Rusland en de eenheid van zijn volkeren staan immers op het spel, aldus de slotverklaring. ‘In deze situatie moet het Russische volk als nooit eerder zijn moed, beslistheid en saamhorigheid tonen.’
Maar hoe ziet die identiteit van het Russische volk eruit? Volgens de kerkelijk leiders in 2014 in Moskou bijeen is die ingewikkeld. ‘Het Russische volk heeft van oudsher een gecompliceerde genetische structuur, met Slavische, Fins-Oegrische, Scandinavische, Baltische, Iraanse en Turkse stammen.’ Die complexiteit is echter geen bedreiging voor de eenheid van het Russische volk. De kerk formuleert het iets minder plastisch dan de president met zijn stofzuigerbeeldspraak: ‘de uniciteit van de etnogenetica van het Russische volk’ wordt mede gevormd door zijn vermogen tot assimilatie van andere etnische groepen, zoals ‘Tataren, Litouwers, joden, Polen, Duitsers, Franse en andere nationaliteiten’, postuleert het finale communiqué in de Christus de Verlosser.
Dat die mengelmoes niet uit elkaar valt, komt door een paar krammen die de boel stevig bij elkaar houden. Ten eerste de gemeenschappelijke Russische taal, die als lingua franca verheven is boven alle andere talen. De cohesie wordt ten tweede gesmeed door het orthodoxe geloof, dat, ondanks de religieuze verscheidenheid, meer dan alle andere godsdiensten een ‘enorme rol’ speelt in staat en maatschappij. En tot slot is er de gemeenschappelijke geschiedenis. Want ‘iedere Rus voelt een diepe emotionele verbondenheid met de belangrijkste gebeurtenissen van zijn geschiedenis’: de kerstening van Rus tot het christendom (988), de slag bij Koelikovo, waar de Tataren werden verslagen (1380), de kracht om de chaos van de tsaarloze Tijd der Troebelen te boven te komen (1604-1613), plus uiteraard de militaire overwinningen op Napoleon (1812) en Hitler (1945).
Iedereen, concludeert het concilie in Moskou, kan Rus zijn: iedereen die ‘zichzelf als Rus beschouwt, die geen andere etnische voorkeur heeft, die praat en denkt in het Russisch; die het orthodoxe christendom erkent als basis van de nationale geestelijke cultuur, die solidariteit voelt met het Russische volk’.
In één zin: de Russische identiteit wordt niet door ras of etniciteit bepaald, wordt niet door bloed en bodem gedetermineerd, maar wordt gedreven door cultuur en religie. Het Rus-zijn is in die zin een vrijwillige keuze, vergelijkbaar met Amerikaan-zijn. Het verschil is dat de Russische existentie iets noodlottigs heeft, terwijl de Amerikaanse optie een individuele is.
Het aantal Russen dat volgens het Kremlin Rus zou moeten zijn, is intussen niet verwaarloosbaar. Qua taal kan Moskou, dat nu regeert over ruim 140 miljoen zielen, aanspraak maken op een groep van ruim 250 miljoen. De schattingen lopen uiteen, maar over de hele wereld spreken 230 tot 280 miljoen mensen die ene gemeenschappelijke identiteitstaal van de Roesski Mir. Ruim 160 miljoen mensen gebruiken het Russisch als moedertaal, de rest als tweede taal.
Grof geschetst woont bijna de helft van al die Russisch-sprekenden (moedertaal plus tweede taal) dus buiten de huidige Russische staat. In de meeste niet-Russische landen, waar een grote meerderheid wel Russisch spreekt, maar niet als moedertaal, is het Russisch een dwingende minderheidstaal. Zoals in Kazachstan (24 procent), Letland (28 procent), Estland (25 procent), Oekraïne (17 procent), Moldavië (10 procent), Wit-Rusland (8 procent) en Oezbekistan (8 procent).
Qua religieus engagement doen de pretenties uit de kathedraal van Christus de Verlosser daar niet voor onder. De Russisch-orthodoxe kerk beschouwt het eigen Moskouse Patriarchaat als leidende geestelijke kracht voor maximaal 300 miljoen orthodoxen, die zich op hun beurt qua anciënniteit weer de eerste christenen ter wereld voelen. Deze oosterse christenheid beperkt zich in geografische zin niet alleen tot de ‘Slavische Unie’ (Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland en noordelijk Kazachstan) die Solzjenitsyn in 1990 bepleitte. De Russische wereld die het kerkelijke concilie voor ogen heeft, kan zich ook uitstrekken naar regio’s die geen Oost-Slavische achtergrond hebben, maar door hun geopolitieke lot of oorlogsgeschiedenis ooit onder Russische invloed zijn gekomen dan wel door Moskou zijn bezet, zoals de Baltische landen, Moldavië, Armenië en Georgië. Of zelfs naar Bulgarije en Servië.
‘Roesski Mir is niet alleen onze diaspora in het verre en nabije buitenland. Roesski Mir is dat deel van de mensheid dat leeft onder invloed van de Russische idee en zich bevindt in de cirkel van de Russische invloed,’ dichtte de nationalistische schrijfster Lidia Sytsjeva in 2007 al in een lofzang op Poetin. De president was volgens haar de enige die begreep dat het Russisch nu eindelijk eens moet worden ‘verdedigd’, ook tegen de ‘vijanden’ en ‘vijfde colonne’ in eigen land, die doen alsof ze Russisch spreken en denken maar in feite de Roesski Mir ‘haten’.
Het idee is niet nieuw. De negentiende-eeuwse schrijver Fjodor Dostojevski (1821-1881) had het er reeds over. Russen zijn de ware Europeanen. Waarom? Omdat Europeanen zijn gefixeerd op consumptie. Russen daarentegen zijn georiënteerd op de echte menselijke waardigheid en zijn bereid zichzelf daarvoor op te offeren. Dat was de theorie van de romancier. Anderhalve eeuw later manifesteert die Russische ‘opofferingsgezindheid’ zich in verdraaid praktische politiek.
Iedereen had kunnen weten dat het zover zou komen. Het uitgangspunt ‘Wie aan een Rus komt, komt aan het Kremlin’ was geen geheim, maar is keurig zwart op wit verankerd als beleid: in de alomvattende doctrine die president Poetin in februari 2013 heeft vastgesteld. In dit Concept voor de buitenlandse politiek van Rusland staat dat alle ‘landgenoten in staat moeten zijn om hun rechten in hun landen van verblijf effectief te schragen’. Niet alleen in Rusland zelf, maar ook in den vreemde. Het gaat daarbij niet alleen om de economische handelsbelangen die Rusland van oudsher heeft in die buitenlanden en die de afgelopen halve eeuw steeds meer worden bepaald door olie, gas en andere grondstoffen die Moskou als hefboom inzet. Het draait evenmin louter om militaire presentie langs oceanen en wereldzeeën. Nee, er is meer. Het Kremlin moet er volgens de doctrine van Poetin voor zorgen dat ‘de Russische diaspora zijn culturele en etnische identiteit kan bewaken’.
Daarmee onderscheiden de huidige Russische pretenties in het buitenland van nu zich van de Sovjetambities van een halve eeuw geleden. In beide gevallen werden de aspiraties aangekleed met anti-Amerikaanse retoriek en sentiment. Dat is een overeenkomst. Maar broederhulp van de Sovjet-Unie werd niet alleen gerechtvaardigd met een beroep op nationale belangen. Het communisme was mondiaal georiënteerd – althans, het deed alsof. Het communisme moest dus lippendienst bewijzen aan zijn opdracht om de hele wereld te veroveren op het ‘grootkapitaal’. De Russische wereld van nu heeft die internationalistische pretenties niet meer. Broederhulp van Rusland heeft alleen nationale dekking nodig. De Roesski Mir staat niet voor een superieur politiek systeem, maar voor een superieure cultuur.
Leonid Brezjnev deed in de jaren zestig en zeventig alsof hij de wereld wilde bevrijden van het yankeekapitalisme. Poetin wil alleen zijn eigen nationale ideaal uitdragen en opdringen. Het Russische neo-imperialisme van nu is zowel een Primat der Innenpolitik als een Primat der Aussenpolitik. Voorwaar een unieke ambitie.

 

© Hubert Smeets, 2015

pro-mbooks1 : athenaeum