Recensie: De mislukking voorbij

25 november 2015 , door Claudia Zeller
| | | | |

Na het verschijnen van De mislukkingskunstenaar, het eerste deel van Willem Otterspeers biografie over Willem Frederik Hermans, ontspon zich een voor Nederland Letterenland ongekend felle polemiek die onder meer in De Gids werd uitgevochten. Nu De zanger van de wrok, het lang verwachte en tot twee keer toe uitgestelde tweede deel er eindelijk ligt, is het tijd om de balans op te maken. Was De mislukkingskunstenaar, zoals Laurens Ham in zijn bespreking op De Reactor hoopte, misschien slechts ‘de opmaat […] voor een fascinerend tweeluik’?

Alle grote romans, de academie, intermezzo's, vrienden

Laat ik voorop stellen dat De zanger van de wrok ondanks – of zelfs: dankzíj – zijn omvang van een kleine 1200 pagina’s een vermakelijk boek is. Het begint waar De mislukkingskunstenaar ophoudt, in 1953, en eindigt met de dood van Hermans in 1995. Al Hermans’ grote romans komen aan bod, net als zijn academische ‘carrière’ in Groningen, zijn tijd in Parijs en zijn uiteindelijke verhuizing naar Brussel.

Aan de hand van acht ‘intermezzo’s’ die de chronologische opzet onderbreken gaat De zanger van de wrok nader in op een aantal belangrijke thema’s en obsessies in het leven en werk van Hermans. In deze intermezzo’s gaat het om de intieme relatie van Hermans tot katten, auto’s en schrijfmachines, maar komen ook zijn verhouding tot Mulisch en zijn fascinatie voor Multatuli aan de orde. Met deze opzet wijkt dit tweede deel enigszins af van De mislukkingskunstenaar, dat naast een meer thematische indeling slechts één intermezzo (‘Canadees intermezzo’, tevens hoofdstuk vijf) had.

Ook de vriendschappen met Rudy Kousbroek, Frida Balk en Frans Janssen komen aan de hand van brieven uit het archief aan bod. In het geval van Janssen mocht Otterspeer zelfs diens persoonlijke dagboekaantekeningen raadplegen. De meeste langdurige vriendschappen liepen uiteindelijk op de klippen, en ook met Geert van Oorschot, tot 1970 uitgever van Hermans’ werk, raakte Hermans gedurende zijn leven in onmin. Eenzaam, dat was Hermans volgens Otterspeer, zowel in Groningen als later in Parijs.

Naast het persoonlijke leven van Hermans is ook de ontstaansgeschiedenis en de receptie van al Hermans grote werken, van De donkere kamer van Damokles tot Au Pair, nauwkeurig gedocumenteerd. Ook Erosie, een populairwetenschappelijk boek – over, jawel, erosie – dat Hermans op zijn academische publicatielijst zette, wordt door Otterspeer gerelateerd aan het literaire werk van Hermans. Die koppeling is boeiend, omdat Otterspeer in het wetenschappelijke werk van Hermans dezelfde motieven ontwaart als in zijn literair werk, waarbij erosie als een soort ‘kosmische mislukking’ wordt gepresenteerd. Op dit motief van de mislukking dat ook in het eerste deel van de biografie centraal stond, borduurt Otterspeer voort.

Wrok en wraak

Toch is er sprake van een accentverschuiving. Net als in De mislukkingskunstenaar kiest Otterspeer ervoor om het leven en werk van Hermans vanuit een psychoanalytisch kader te benaderen waarbij hij de focus op wrok en wraak legt. ‘Wrok is het woord waarmee onze westerse literatuur begint,’ stelt Otterspeer op de allereerste pagina. Na de inleiding waarin de begrippen wrok en wraak vanuit de antieke filosofie en van Homerus via Nietzsche naar Sloterdijk worden benaderd, raken deze twee termen echter snel op de achtergrond en komt Otterspeer er nauwelijks nog op terug.

Ook lijkt er sprake van een dissonantie tussen de titel en het motto, dat aan Het grote medelijden is ontleend: ‘Ik heb geschreven om wraak te nemen – wat is daar bijzonder aan?’ Waarom Otterspeer in de titel heeft gekozen voor wrok in plaats van wraak wordt niet helemaal duidelijk. Ook de vraag die Otterspeer in zijn inleiding opwerpt, namelijk of het werk van Hermans ‘een rancunebank in de omschrijving van Sloterdijk’ is, blijft onbeantwoord.

Maar hoe zit het dan met de wrok? Die komt bijvoorbeeld naar voren in Otterspeers interpretatie van Ik draag geen helm met vederbos, de tweede essaybundel die Hermans publiceerde toen hij in Parijs woonde. Doordat Otterspeer de ontvangst van de bundel als ‘lauw’ typeert, slaat Hermans als ‘zanger’ hier een nogal komisch figuur. Ook is een zeker gevoel voor dramatiek Otterspeer niet vreemd. Als smakelijke opmaat naar de moordpoging van Daniel Bonne op Hermans schrijft hij: ‘Wrok en wraak smeedden zijn werk en leven aaneen tot een steenkoolslak in een ziedende haard.’

Herhalingskunstenaar

Otterspeer moest het na de ophef die het verschijnen van De mislukkingskunstenaar teweeg heeft gebracht zonder de medewerking van het Huygens-Instituut (en dan in het bijzonder Raymond Benders, Jan Gielkens en Peter Kegel) stellen. Die worden dan ook niet in de dankbetuiging vermeld. Of het hierdoor komt of niet, De zanger van de wrok bevat een aantal bijna letterlijke herhalingen van hele zinnen en alinea’s uit De mislukkingskunstenaar en het in 2012 verschenen ‘biografisch essay’ Dorbeck, waar ben je?

Wie De zanger van de wrok leest, krijgt Otterspeers drie jaar oude biografische schets er dus als het ware gratis bij. Hiervoor valt wel iets te zeggen. Dorbeck waar ben je? was immers een soort voorstudie, een amuse die de lezer de smaak te pakken moest laten krijgen. Kwalijker zijn de bijna letterlijke herhalingen van een aantal passages dat ook al in De mislukkingskunstenaar staat. Bijvoorbeeld:

‘In een land als Nederland, waar alles om geld draaide, bood de literatuur geen maatschappelijk aanzien. Literaire roem was er verdacht en naar ‘een originele, eigen literatuur […] die zich door authentieke behoefte vernieuwt’ was geen vraag. “Onze literaire stormen zijn geen beeldenstormen, maar stormen in dorpen van kaartenhuizen.” De literatuur in Nederland leefde uit tweede, buitenlandse hand en schrijvers waren mensen met bijbaantjes of broodschrijvers met geleende ideeën.’ (De zanger van de wrok, p. 853)

Eenzelfde passage is ook in De mislukkingskunstenaar te vinden (p. 556). Niet alleen gebruikt Otterspeer dezelfde citaten (inclusief dezelfde omissies), ook heeft hij zijn eigen woorden slechts spaarzaam herschreven.

Hermans op de divan

Een ander centraal begrip in het leven en werk van Hermans was ontmaskering. Hermans zag die ontmaskering (trouwens zonder zich expliciet op Sartre te beroepen die dévoilement – ontsluiering – als kerntaak van de publieke intellectueel definieerde) als de voornaamste taak van de schrijver én de intellectueel. Met de affaire Weinreb maar ook met alle andere polemische interventies die Hermans pleegde streefde hij steeds dit waarheidsideaal na: het zichtbaar maken van wat ‘achter de borden verboden toegang’ – een favoriet citaat van Otterspeer – schuilt.

Na het verschijnen van De mislukkingskunstenaar verweet Max Pam Otterspeer een gebrek aan orale bronnen. Het lijkt alsof Otterspeer zich iets van deze kritiek heeft aangetrokken. Veel zijn het er nog steeds niet, maar in een tiental gevallen beroept Otterspeer zich op gesprekken die hij met onder meer Frans Janssen, Emmy Hermans-Meurs en Louis van Gasteren heeft gevoerd. Een enkele keer levert dit een vrij hilarisch portret van Hermans op, zoals in de anekdote van de zoon van de deurwaarder die Hermans’ woning in Groningen moest ontruimen:

‘Hermans lag op een divan met een kat aan het hoofdeinde. Van daaraf overlaadde hij mijn vader met kleinerende opmerkingen, hem steevast ‘deurwaardertje’ noemend. Vader was in die situaties altijd zeer tolerant, maar toen begon hij zich te ergeren. Inmiddels was de hele inboedel op straat gezet, behalve die divan. Hermans werd beleefd verzocht op te staan, zodat ook het ligmeubel kon worden afgevoerd. Dat verdomde hij. “Oké,” zei mijn vader tegen de beide kleerkasten, “help meneer een handje, hij is kennelijk te zwak om te lopen.” De kat maakte zich uit de voeten en de divan werd de trap af gedragen, waarbij Hermans er natuurlijk af gleed, van de trap viel en een onzachte landing maakte bij de voordeur.’

Dit zijn nou juist die stukjes die van De zanger van de wrok zo’n vermakelijk boek maken. Ook doen dit soort levendige scènes waar ik graag meer van had willen zien Hermans, volgens Otterspeer een vergaarbak van tegenstrijdige emoties, in zijn alledaagsheid wat meer uit de verf komen.

Otterspeer is een gedegen historicus die het tegendraadse karakter van Hermans van alle kanten belicht. Dit levert zo nu en dan spannende vondsten op. Als literatuurwetenschappelijke studie schiet de biografie echter tekort. Maar ja, ‘De kritiek kwam van de neerlandici’. Zo typeert Otterspeer althans de reactie vanuit letterkundige hoek op Hermans’ De raadselachtige Multatuli. De komende weken zal blijken of dat ook nu het geval zal zijn.

Claudia Zeller studeerde Nederlandse Letterkunde en Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam. Nu is ze lectrice aan de Sorbonne.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum