Recensie: Van gezagsherstel tot abandonnering: het einde van Indië

25 november 2015 , door Esther Wils
| | | | |

Het is nu al zeventig jaar geleden dat Indonesië zichzelf onafhankelijk verklaarde en er zijn 65 jaar verstreken sinds de daaropvolgende strijd werd gestaakt. Wat er in die vijf tussenliggende jaren gebeurde is moeilijk te vatten; de situatie was bijzonder complex en historische opvattingen werden lange tijd sterk door emoties gekleurd. Oud-medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken J.J.P. de Jong, die al eerder zijn sporen verdiende in de geschiedschrijving van de kolonie, vatte zijn in de loop der jaren groeiend inzicht samen in een voornamelijk politiek-technisch boek: De terugtocht. Door esther wils.

Joop de Jongs achtergrond laat zich aflezen uit de oriëntatie van zijn dekolonisatiestudies: het zijn vooral de politiek en haar interne strubbelingen die hem interesseren. Al jaren is hij daarmee bezig; in 1988 publiceerde hij Diplomatie of strijd, over de jaren ‘45/’47, in 2011 verscheen Avondschot als vervolg. [Beide boeken zijn niet meer leverbaar, red.] De terugtocht herneemt het thema – goed getimed vanwege het herdenkingsjaar – met dezelfde inzet: een eerlijke weging van de feiten en een genuanceerd beeld van de betrokken politici, met hun twijfels, tegenstrijdig gedrag en veelal integere bedoelingen, al kon de uitkomst desastreus zijn.

‘Hoe tem je een revolutie?’

Men had dan ook weinig notie van wat er in Indonesië aan de hand was, stelt De Jong.

‘De problematiek was zeker in de beginfase te complex voor het kabinet in Den Haag, voor de pers en de publieke opinie. […] Men leefde in een cocon van eigen morele overtuiging, koloniale zelfrechtvaardiging en een immens gebrek aan inzicht in de realiteit van internationale machtsverhoudingen. Maar dat gebrek aan inzicht gold ook voor de internationale media. Daar was, signaleerde BBC-correspondent Johan Fabricius, van meet af aan het paradigma dominant van een nationale opstand tegen een reactionaire oud-kolonisator.’

De Jong heeft zichzelf de opgave gesteld alle – inmiddels in de geschiedschrijving grotendeels verlaten – politiek correcte standpunten betreffende Nederlands benepenheid te ontkrachten en zo exact mogelijk te tonen hoe die cocon langzamerhand openscheurde. Hoe Nederland terugkwam van de missie de vooroorlogse verhoudingen te herstellen en overging op de wens een langzame, begeleide dekolonisatie te realiseren – landvoogd Van Mook liep daarbij ver voor de troepen uit. Dat was niet zo’n slechte gedachte: de Engelse en Franse voorbeelden hadden geleerd dat ‘abandonnering’, het ad hoc verlaten van een kolonie, kon leiden tot enorme, al dan niet religieus geïnspireerde bloedbaden onder elkaar bestrijdende bevolkingsgroepen, met een nasleep die tot op heden voelbaar is.

Krakende achterbannen

De diplomatieke inspanning van Van Mook en zijn Indonesische tegenspelers om tot een vreedzaam vergelijk te komen, werd zwaar bemoeilijkt door de wankele grondslag van de Revolutionaire partij; zij kraakte onder de druk van de ongeregelde strijdtroepen en het leger, die stonden op ‘100% Merdeka’. Ook in Nederland was het de achterban die steeds roet in het eten gooide: de KVP wilde niet loslaten, mederegeerder PvdA wilde de binnenlandse politieke stabiliteit niet in gevaar brengen maar weigerde ook militair ‘door te pakken’ toen dat wellicht een doorbraak in de diplomatie had kunnen forceren. De Jong doet er alles aan de wankelmoedigheid van de PvdA in perspectief te plaatsen – hij praat niets goed maar laat zien hoe onder anderen de veel gelaakte Drees op bepaalde momenten toch zijn poot stijf hield.

Ook benadrukt hij dat het Nederland zelf was dat uiteindelijk de omslag maakte en alle uitstel staakte: niet de VN maar minister Beel doorbrak de impasse met zijn voorstel voor een Rondetafelconferentie; Nederland gaf het mislukte vertragings- en controlebeleid op en stoomde, geassisteerd door begaafde diplomaten, op eigen initiatief door naar een snelle onafhankelijkheid. Het cliché dat internationaal heerste dat Nederland mokkend en wel onder dwang zijn kolonie had prijsgegeven, wordt dus door De Jong ondergraven. Die instelling om vooroordelen en snelle conclusies uit de weg te ruimen is prijzenswaardig; historici weten waarschijnlijk onderhand beter maar in het nationale debat en de pers worden – zoals De Jong ook opmerkt – tot vervelens toe ‘verborgen schandalen’ herontdekt terwijl de historische praktijk van terreur en contraterreur weerbarstiger was.

‘Luchtsteun’

De militaire kant van het verhaal blijft bij De Jong rudimentair uitgewerkt, al heeft hij wel contact gezocht met de betrokkenen. Behalve aan de Indonesische politicus Soetan Sjahrir, de belangrijkste Indonesische architect van de dekolonisatie en directe tegenspeler van Van Mook, kent hij ook een belangrijke rol toe aan de chef-staf van de TNI, Simatupang, die hij persoonlijk gesproken heeft. Simatupang schreef een cruciale notitie waarin hij in bedekte termen de patstelling schetste: vanwege het militaire evenwicht begin 1949 was diplomatie de aangewezen weg.

‘Dat oorlog geen oplossing bood was een pikante opstelling. Met zijn pleidooi voor een vreedzame oplossing ging Simatupang niet alleen in tegen onderbevelhebber Nasution […] maar ook en vooral tegen panglima besar (opperbevelhebber) Sudirman die, van een diep wantrouwen vervuld, van geen wapenstilstand wilde weten...’

De Jong stelt met zo veel woorden dat eerst de Britse en later de Nederlandse militaire druk onontbeerlijk was om tot overleg te komen; de vechtlustige, grotendeels door de Japanners opgeleide strijdgroepen die de revolutie aanjoegen lieten de politiek nauwelijks ruimte. Die bloeddorstige component van de revolutie heeft zich ook na 1950 doen gelden; op de geschiedenis van het onafhankelijke Indonesië hebben de militairen een groot stempel gedrukt.

De Jong schuwt het dus bij alle nuancering niet om conclusies te trekken. Niet altijd nieuw, wel zeer goed onderbouwd.

Meer lezen

Meeslepender dan het gedegen werk van De Jong en toch zeer wetenschappelijk verantwoord zijn de recente biografieën van generaal Spoor en landvoogd Van Mook door respectievelijk Jaap de Moor en Tom van den Berge. Zeer scherpzinnig en lezenswaardig is nog altijd de sociologische ooggetuigenstudie Ontsporing van geweld van veteranen J.A.A. van Doorn en W.H. Hendrix, die in 1970 verscheen en is herdrukt door de Walburg Pers. Aangrijpend en verhelderend is Liefde in tijden van oorlog van Stef Scagliola en Annegriet Wietsma, dat de verhoudingen van militairen met Indonesische vrouwen tot thema heeft maar ook een heldere eerste introductie tot deze oorlog bevat. Lambert Giebels’ boeiende biografie van Soekarno is alleen tweedehands nog te krijgen, en dat geldt ook voor de fascinerende studies van oud-militair en historicus Ben Bouman; beider werk geeft dieper inzicht in de Indonesische kant van de zaak, minstens even complex en bevolkt met opmerkelijke figuren, zowel aan de militaire als aan de intellectuele kant. Van Soetan Sjahrir verschijnt waarschijnlijk volgend jaar een biografie van de hand van Kees Snoek, die ook zijn brieven bezorgt. Om in de gaten te houden!

Bij Athenaeum Boekhandel is de gratis krant op te halen die verscheen bij de tentoonstelling Oorlog! Van Indië tot Indonesië 1945-1950 die nog tot 3 januari te zien is in Bronbeek, Arnhem. Daarin staan bijdragen van Tom van den Berge, Barend Blom, Anne-Lot Hoek, Herman Keppy, Bart Luttikhuis, Jaap de Moor, Remco Raben, Stef Scagliola en andere deskundigen.

Esther Wils is als freelance publicist al decennialang actief op het gebied van Indische cultuur en geschiedenis.

pro-mbooks1 : athenaeum