Recensie: Een weergaloos naslagwerk

21 april 2016 , door Frits Oostvogel
| |

Van Andriessen tot Zappa. Interviews met componisten en andere verhalen, door Parool-muziekjournalist Erik Voermans is een weergaloos boek over muziek. Het is een verzameling van verhalen over de ontwikkelingen in de moderne ‘klassieke’ muziek van de afgelopen honderd jaar. Voermans tekende die ontwikkelingen op in ruim honderd hoofdstukken aan de hand van interviews met componisten en dirigenten, recensies van belangrijke uitvoeringen van nieuw werk, van nieuw uitgebrachte CD’s, necrologieën, portretten, profielen en een paar beschouwingen over de nieuwe muziek.

Het geheel werd in vijfentwintig jaar muziekjournalistiek verzameld, uitgewerkt, gepubliceerd maar speciaal voor dit boek nog eens geredigeerd, waar nodig aangevuld en opnieuw gerangschikt. Die rangschikking is bedrieglijk eenvoudig: de indeling in achtereenvolgende hoofdstukken is een bijna alfabetische lijst van zo’n zeventig componisten die Voermans interviewde, of van wie hij werk op CD of van een uitvoering besprak. Daarmee is Van Andriessen tot Zappa een volwaardig naslagwerk - met als bonus een klein katern met karikaturen van Paul van der Steen.

Een hermetisch systeem

Muziek is ook taal. Niet in woorden maar in noten en klanken die alleen bij het beluisteren ervan betekenis krijgen. Aan het begin van de honderd jaar die het boek bestrijkt kon dat alleen nog maar als muziek daadwerkelijk werd uitgevoerd. Nu, aan het eind van die eeuw, is voor iedereen op ieder moment vrijwel alle muziek onmiddellijk beschikbaar. Dat is een ontwikkeling die onuitwisbare sporen achtergelaten heeft in alles wat met muziek te maken heeft. Ook in de muziek zelf.

Vanaf de middeleeuwen werd vooral in West-Europa met muziek geëxperimenteerd. Dat leidde in de vroeg-negentiende eeuw tot een uniform notenschrift dat voor componisten en uitvoerenden als sluitend werd beschouwd. Maar ondanks vele successen van opera’s en muziekuitvoeringen wilde een aantal componisten de fundamentele discussies over muziek gaande houden. Om buiten de paden te kunnen treden van de hermetisch dichtgetimmerde muziektheorie  en -notatie zoals die was ontstaan. 

Maar met de constante technologische vernieuwingen rond het vastleggen en reproduceren van geluid ging muziek zich nog verder vernieuwen. Tot op de dag van vandaag en – vooralsnog – zonder de bestaande muziektheorie en notenschrift bij het grof vuil te zetten. Hoewel het voor veel muziekliefhebbers soms wel zo klinkt.

Complexe en gecompliceerde muziek

Vernieuwingen in wat nog steeds als ‘klassieke’ muziek wordt aangemerkt gingen snel. Hoe dat ging is met dit boek prima te volgen. Vrijwel alle muziekstukken die in het boek worden genoemd zijn via Spotify te beluisteren. Voor nieuwsgierige muziekliefhebbers, niet gehinderd door gedegen kennis van muziektheorie en – notatie zoals ikzelf is dat een onnoemelijke meerwaarde. Al in de eerste pagina’s van het boek onderscheidt Erik Voermans twee denkstromen, aan de hand van de Amerikaanse muziektheoreticus Fred Lerdahl. Hij maakt een verschil tussen twee totaal verschillende benaderingen van muziek, complexe en gecompliceerde muziek:

‘Complexe muziek is muziek die je op verschillende niveaus hoort. Er is een oppervlakte en er is een diepte en die kun je met elkaar in verband brengen.
Gecompliceerde muziek kenmerkt zich tot door een hoge dichtheid van gebeurtenissen, veel informatie.
Strawinsky en Mozart versus Carter en Boulez.’

Dat onderscheid lijkt in alle hoofdstukken de toon te zetten waarmee Voermans in gesprekken met componisten en dirigenten muziek benadert – en soms licht analyseert. Daarbij is zijn voorkeur voor gecompliceerde muziek vrij duidelijk.

De interviews met de belangrijkste personen die in de loop der jaren werden opgetekend, staan in aparte hoofdstukken achter elkaar. Zo krijg je de belangrijkste vernieuwingen tussen de regels en hoofdstukken als vanzelf mee.

Kijkjes in de keuken

Dat begint al met de vier hoofdstukken gewijd aan Louis Andriessen, die – wars van veel ongeschreven regels –  heel intuïtief en met veel nadenken zijn muziek in notenbalken weet te vangen. Zodat hij weet  hoe een uitvoering, waar, wanneer of door wie dan ook, moet klinken. In interviews met componisten als Michel van der Aa, Rovert Heppener, Jan van Vlijmen en Klaas de Vries krijg je een kijkje in de keuken van het ontstaan van muziek. Met muzieknotatie op papier of op een computer? Dat is niet meer relevant. Het gaat om het denkproces.

Voor sommige jonge componisten, die soms pas op het conservatorium serieus met muzieknotatie en de ‘klassiekers’ kennis maken, is notatie niet eens meer voorwaarde. Het organiseren en reproduceren van geluid en klank als muziek gebeurt met digitale technieken. Terwijl elementen uit de klassieke traditie bewaard blijven om de (muzikale) herkenbaarheid van een stuk te kunnen vergroten. Ook voor geoefende oren is gecompliceerde muziek in de vorm van puur abstract georganiseerd geluid niet altijd even toegankelijk. Uitvoeringen lijken dan eerder als evenement ervaren te moeten worden dan als muziek.

Stromingen en namen

In de loop van de afgelopen vijftig jaar  hebben veel componisten zich geprofileerd binnen stromingen die in ‘moderne klassieke’ muziek zijn ontstaan. Atonale muziek, twaalftoonsmuziek, en impressionistische muziek bestonden al voor Strawinsy’s doorbraak met Sacre du Printemps in 1913. Met een classificering door de muziekwetenschap ontstond daarna een nieuwe reeks stromingen: diatonische muziek, musique concrète, seriële muziek, moderne muziek, elektronische muziek, minimal music, ambient music, Russisch symbolisme, nieuwe spiritualiteit en nog meer.

Doorspekt met kleine anekdotes uit de muziekpraktijk komen in interviews en besprekingen van CD’s, muziek- en opera-uitvoeringen veel namen voorbij. Namen waarvan je nog nooit gehoord hebt (Tristan Murail met zijn spectralisme), componisten die je van naam en muziek kent en al lang zijn overleden, nog levende, gevestigde namen en namen van componisten die onterecht bijna zijn vergeten (Jacob van Domselaer).  Ook van jonge – veelal Nederlandse – muziekkunstenaars die met al hun toewijding muziek verder proberen te brengen. Opmerkelijk is dat voor vrijwel alle componisten van moderne muziek het schrijven van een opera het hoogst haalbare is. Dat dat met geld te maken heeft zal niemand verwonderen. Componeren is voor de meesten een moeizaam proces dat een uiterst mager bestaan oplevert.

Op diverse plekken in het boek wordt duidelijk hoe Nederland de laatste vijftien jaar de steun aan serieuze en ambitieuze componisten – van welke stroming dan ook – heeft wegbezuinigd. Desondanks  ontstaan er in de uitvoeringspraktijk en dankzij jonge ambitieuze componisten nog steeds nieuwe werken die een groter publiek verdienen.

Voor Erik Voermans ten slotte blijft Frank Zappa de grote held van het verhaal. Met zijn complexe popmuziek vol ironie gaf Zappa hem (en mij ook!) toegang tot de muziek van componisten die zich van de B-categorie (Bach, Beethoven, Brahms) hadden losgemaakt. Dat moderne klassieke muziek op allerlei manieren blijft uitwaaieren maakt deze muziek alleen maar meer urgent en – later – misschien nog mooier. Volgens Voermans kun je met Zappa’s muziek, luisterend in omgekeerd chronologische volgorde...

‘... voordat je het wist ook luisteren naar Strawinsly, Varèse, Webern (en naar Miles Davis, Eric Dolphy en John Coltrane) omdat dat nu eenmaal de componisten en musici waren over wie Zappa altijd met bewondering sprak.’ 

Voor de geïnteresseerde, serieuze en nieuwsgierige muziekliefhebber is Van Andriessen tot Zappa. Interviews met componisten en andere verhalen een heerlijk naslagwerk om kennis te maken met allerlei achtergronden van moderne en eigentijdse klassieke muziek in Nederland. Met of zonder de muziek erbij kun je in dit boek blijven bladeren, lezen en luisteren.

Frits Oostvogel schreef voor OOR en werkte als filmarchivaris bij Beeld en Geluid. Daar was hij betrokken bij het digitaliseren van Nederlandse films.

pro-mbooks1 : athenaeum