Recensie: De lijfwachten van de Romeinse keizers

10 maart 2017 , door Roel Salemink

Tijdens de Romeinse Republiek was het gebruikelijk dat consuls en generaals op veldtocht een tijdelijke groep lijfwachten aanstelden, die bestond uit de beste en de meest betrouwbare manschappen: de Praetorianen. Na de strijd werden legers, en dus ook deze Praetoriaanse eenheid weer ontbonden. Keizer Augustus was de eerste die van de Praetoriaanse garde een permanente instantie maakte, die hem en zijn keizerschap moesten verdedigen. Deze geprivilegieerde groep mannen kreeg steeds meer macht en invloed. De Britse historicus Guy de la Bédoyere schreef hierover het degelijke en razend-interessante Praetorian: The Rise and Fall of Romes Imperial Bodyguard.

De Praetoriaanse garde bestond uit enkele duizenden mannen, verdeeld over een tiental cohorten die in en rond Rome waren gelegerd. De gardisten kregen meer betaald dan de gewone legionairs, hoefden hiervoor een stuk minder hard te werken en konden bovendien relatief onder luxe-omstandigheden leven. Het was een gewilde baan.

De Praetorianen werden aangevoerd door een prefect die functioneerde als de eerste luitenant van de keizer. Onder Augustus hadden ze nog twee prefecten om machtsblokvorming te voorkomen, en hadden ze ook nog geen vaste plek in Rome zelf. Augustus hield ze nog op afstand om geen ‘koninklijk’ gedrag te vertonen, een doodzonde onder de nog Republikeins ingestelde Romeinen. Onder zijn opvolger Tiberius, inmiddels was het Republikeinse sentiment minder geworden na meer dan dertig jaar keizerlijke heerschappij, kreeg de Praetoriaanse garde wel haar eigen kampement binnen de stadsmuren, het Castra Praetoria. Dit bracht de gardisten in het centrum van de macht, en het zou tot in de vierde eeuw hun uitvalsbasis zijn.

Interessant is dat de keizers in de eerste eeuw naast de Praetorianen ook nog een eenheid van persoonlijke lijfwachten hadden die bestond uit Germanen, de Germanis Corporis Custodis. Meer specifiek bestond de eenheid uit Bataven afkomstig uit onze streken in het uiterste noordwesten van het Romeinse Rijk. Naast het feit dat Augustus de Praetorianen nog geen vaste plek in de stad durfde te geven en hij toch bescherming nodig had, was het voordeel van deze soldaten dat ze geen politieke affiliaties in Rome hadden en dus echt afhankelijk waren van de keizer om hun bevoorrechte positie te kunnen behouden. Bovendien boezemden deze ‘barbaren’ de gemiddelde Romein nogal wat angst in. De eenheid zou ook onder Augustus’ opvolgers blijven bestaan.

Loyaliteit

De keizer was natuurlijk erg gebaat bij de steun van de Praetorianen, daar betaalde hij hen voor, maar dit zorgde er ook voor dat deze groep elitesoldaten nogal wat macht hadden. Zij konden, als ze dat wilden, grote invloed uitoefenen op politieke gebeurtenissen in Rome en konden een keizer die hen niet zinde uit de weg ruimen. Keizers waren zich bewust van deze situatie, maar gelukkig voor hen kwam de liefde zeker niet van één kant:

Conversely, the Guard could not do without the emperor. Without him, the guard had no identity, no purpose and – crucially – no pay. The Praetorian soldiers had to back the emperor, or an emperor, or else they would cease to exist, or at the very least find themselves returned to the garrisons whence they had come. In this respect, so long the Guard existed there would, by definition, be an emperor whom they supported. This loyalty, however, was conditional and transferable.

Uiteraard waren de Praetorianen voor hun positie en hun salaris afhankelijk van de keizer en het was daarom in hun eigen belang om een stabiele situatie te creëren of te behouden.

Het was gebruikelijk dat de keizers donativa uitkeerden bij speciale gelegenheden, giften ter behoud van tevredenheid. Normaal gesproken werden deze bijvoorbeeld bij het aantreden van een nieuwe keizer uitgekeerd aan alle soldaten en dus ook de Praetorianen. Een extreem voorbeeld hiervan, door de la Bédoyère het dieptepunt uit de geschiedenis van de Praetoriaanse garde genoemd, vond plaats na de regering van Commodus in het jaar 193. Zijn opvolger Pertinax was na drie maanden door de Praetorianen uit de weg geruimd omdat hij had geprobeerd discipline terug te brengen waar het onder Commodus was verdwenen. De Praetorianen boden het keizerschap daarna te koop aan de bieder van het hoogste donativum. Een senator genaamd Didius Julianus kwam met het hoogste bedrag, maar bleek later niet in staat zijn belofte te vervullen en werd successievelijk vermoord.

Machtsverschuiving

De Senaat, de raad van magistraten, had al veel aan zijn macht had ingeboet onder het bewind van de eerste keizers, die de meeste besluiten uiteindelijk toch zelf maakten. Het kan zelfs worden beargumenteerd dat de prefect van de Praetoriaanse garde, en de Praetorianen zelf, meer invloed hadden op de politiek in keizerlijk Rome dan de Senaat dat nog had. Dit is ook wat de la Bédoyère doet en zijn voornaamste voorbeeld van deze machtsverschuiving is de opkomst van Praetoriaanse prefect Lucius Aelius Sejanus onder keizer Tiberius (14-37). Deze opportunistische politicus was een vertrouweling van de keizer en wist zijn positie in de loop van diens regering dusdanig te consolideren dat hij steeds meer keizerlijke functies kreeg toegespeeld. Het ging zelfs zo ver dat terwijl Tiberius zich op het eiland Capri had teruggetrokken, Sejanus feitelijk het Romeinse rijk bestuurde. Tiberius liet Sejanus uiteindelijk ombrengen, maar de episode maakt duidelijk dat de Praetorianen een grote machtsfactor in Rome waren geworden.

Een ander goed voorbeeld van deze Praetoriaanse macht is de moordaanslag op Tiberius’ opvolger Caligula (37-41), die na vier stormachtige jaren, op aanstalten van enkele Praetorianen (met steun van senatoren) werd omgebracht. Ook waren ze in dit geval verantwoordelijk voor het naar voren schuiven van een keizerlijke kandidaat van eigen voorkeur, Claudius (ook al beschrijft Suetonius dat deze zich na de moord op Caligula achter een gordijn had verscholen en daar bibberend vandaan werd gesleurd om ad hoc tot keizer gemaakt te worden). Het boek van de la Bédoyère zit vol met dit soort anekdotes en illustreert uitstekend hoe de Praetoriaanse garde van grote invloed was op de politieke gang van zaken in hart van het Romeinse rijk. In alle situaties wordt duidelijk dat het voor de keizers een tweesnijdend zwaard was met even zoveel voor- als nadelen.

Neergang

Het hoogtepunt van de Praetoriaanse garde lag in de eerste eeuw na christus, en de la Bédoyère laat goed zien hoe het na de stabiele jaren van de tweede eeuw bergafwaarts ging. Dit had ook te maken met maatschappelijke veranderingen en met wat we de militarisering van de samenleving zouden kunnen noemen. Steeds vaker bevochten verschillende troonpretendenten elkaar en was het aantal loyale legioenen belangrijker dan de paar cohorten Praetorianen. Onder keizer Constantijn werd de Praetoriaanse garde uiteindelijk als instantie opgeheven. Dit betekende niet dat er geen lijfwachten meer waren, maar de machtspositie van een instituut dat eeuwen had gefunctioneerd en zijn stempel had gedrukt op de geschiedenis van Rome was hiermee gebroken.

Guy de la Bédoyère heeft met dit boek op uitstekende wijze de geschiedenis van Rome vanuit het perspectief van de Praetoriaanse garde beschreven en heeft vooral aangetoond dat deze geschiedenis er zonder de garde heel anders had uitgezien. Door zijn chronologische aanpak, zijn grondig onderzoek naar het vaak versnipperde bronnenmateriaal en de vele anekdotische voorbeelden van de Praetoriaanse inmenging in de Romeinse politiek maken het boek tot verplichte kost voor iedereen die is geïnteresseerd in de Romeinse keizerlijke geschiedenis.

 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum