Recensie: De universele woede van de moderniteit

23 februari 2017 , door Boris van Haastrecht
| | |

Het einde van de Koude Oorlog luidde geen tijdperk van universele vooruitgang en constant stijgende welvaart in, maar was het startschot voor de mondiale doorbraak van maatschappelijk en politiek ressentiment. Dit wordt nu wereldwijd zichtbaar in zulke uiteenlopende politieke fenomenen als gewelddadig Hindu-nationalisme in India, het terrorisme van IS in het Midden-Oosten, rechts-extremistische partijen in Europa en de verkiezing van de anti-liberale president Trump in de Verenigde Staten.

Helaas wijzen westerse waarnemers die een botsing zien tussen beschavingen, tussen Oosterse en Westerse waarden, of tussen moderne en primitieve samenlevingen niet naar de juiste oorzaken, betoogt de Indiase auteur Pankaj Mishra in zijn indrukwekkende, originele nieuwe boek Age of Anger: A History of the Present. Die oorzaken moeten we zoeken in het westerse moderniseringsproject.

‘Radical Islamists are customarily described as anti-modern and anti-Western fanatics today; but their intellectual forefathers emerged from the modern West, along with those of many Western nationalists, from Hungary to the United States, who demand authentic freedom today from metropolitan elites.’

De erfenis van Voltaire versus Rousseau

De diverse radicale groeperingen en eenlingen van vandaag plaatst Mishra in een lange traditie die terug voert naar de ideologische botsing tussen de elitaire Voltaire en de plebejische Rousseau. De Verlichting rekende in de achttiende eeuw in Europa meedogenloos af met alle vormen van traditie op religieus, sociaal, economisch en politiek vlak. Zonder steun van een God, en door het verlies aan bestaande sociale structuren werd de mens zelf verantwoordelijk voor zijn individueel geluk en succes. Voltaire vertegenwoordigt het ideaalbeeld van het rationeel handelende individu in de moderniteit. Deze voorvechter van vrijheid en vooruitgangsidealen liet zijn nederige afkomst achter zich en klom op tot gelauwerd adviseur van autoritaire heersers die hun landen ten koste van alles wilden moderniseren.

Rousseau daarentegen beschreef uit persoonlijke ervaring wat moderniteit voor de grote meerderheid van de mensen betekent: een ontworteld bestaan als eeuwige buitenstaander in een abstracte en onverschillige door economische impulsen gedreven maatschappij. Tegenover de complexiteit, verfijndheid en oppervlakkigheid van de Franse elite waar Voltaire deel van uitmaakte, stelde Rousseau het ideaal van de klassieke Griekse stadstaat Sparta: eenvoud, mannelijke kracht en de puurheid van gevoel moesten aan de basis van elke sociale en politieke orde liggen.

De spanning die oorspronkelijk in de achttiende eeuw in Frankrijk ontstond tussen de verheven beloften van vooruitgang, vrijheid en welvaart enerzijds en de maatschappelijke realiteit waar grote delen van de bevolking een van betekenis beroofd bestaan leidden anderzijds, is nooit verdwenen.

De teleurstelling van tsaristisch Rusland tot nu

De teleurstelling en woede die onherroepelijk het gevolg zijn van deze spanning hebben juist mondiale proporties aangenomen. Hoog opgeleide jongeren uit de middenklasse van landen die zich in de periferie van de wereld bevinden profiteren niet van de vooruitgang. Dat doet slechts een kleine groep, hun eigen toekomst is uitzichtloos. Al in de negentiende eeuw was dit proces zichtbaar toen de falende modernisering van tsaristisch Rusland de ruimte schiep voor de literaire figuur van de ‘overbodige mens.’ In afwezigheid van aansprekende toekomstbeelden was ditzelfde Rusland vervolgens een vruchtbare voedingsbodem voor het moderne anarchisme van Bakoenin en zijn talloze volgelingen.

Teleurgesteld door de mislukking van diverse revoluties en geradicaliseerd door toenemende statelijke repressie, werd destructie een creatief ideaal op zichzelf. Vernietiging van de bestaande orde werd belangrijker dan het opbouwen van een nieuwe orde. Vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw reisden anarchisten van divers pluimage kriskras door Europa, complotten smedend, aanslagen plegend en op zoek naar een ideaal om voor te sterven.

Radicale verwantschappen

Mishra vergelijkt dit vervolgens met intrigerende verbanden tussen radicalen in het heden. Leden van de links-extremistische Baader-Meinhof groep volgden hun militaire training in Jordanië bij het Palestijnse Al-Fatah. Anders Breivik documenteerde voor hij zijn aanslagen pleegde zijn bewondering voor Hindu-fanatici in India, die zich inmiddels onder premier Modi in het centrum van de macht bevinden. Breivik inspireerde op zijn beurt de Iraans-Duitse tiener die op 22 juli 2016, exact vijf jaar na de aanslagen in Noorwegen, negen mensen dood schoot uit protest tegen de multiculturele samenleving.

Mishra behandelt ook de opmerkelijke vriendschap die in een Amerikaanse gevangenis ontstond tussen de radicaal rechtse Timothy McVeigh, bekend van de ‘Oklahoma City bombing’, een aanslag die in 1995 aan 168 mensen het leven kostte en de door Osama bin Laden getrainde Ramzi Yousef, verantwoordelijk voor de bomaanslag op het World Trade Centre in 1993. Klaarblijkelijk herkenden zij ondanks hun ogenschijnlijke ideologische tegenstellingen een gemeenschappelijk motief in hun daden. Kort voor zijn executie nog verdedigde de atheïstische McVeigh, zelf een Amerikaans oorlogsveteraan, de daden van islamitische terroristen zoals Bin Laden als zelfverdediging. Op zijn beurt verklaarde Yousef dat hij zich nooit eerder qua persoonlijkheid zo verwant had gevoeld aan iemand als aan McVeigh.

Het begin van begrip in een tijdperk van woede

Mishra schrijft levendig en uitbundig. Soms neemt dat wat vermoeiende proporties aan. Zo geeft een blik op de inhoudsopgave van het boek met hoofdstuktitels als ‘Loving oneself through others’, ‘Losing my religion’ en ‘Regaining my religion’ in eerste instantie het gevoel in een zelfhulpboek terecht te komen. Daartegenover staan veel prachtige zinnen en taalkundige vindingen zoals ‘Gangsta Islam’, ‘DIY Jihad’ en ‘selfie individualism’ om bijvoorbeeld de bijzondere mix van ideeën te analyseren die IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi ertoe aanzette om het kalifaat uit te roepen met een Rolex om zijn pols.

Age of Anger is een bijzonder origineel werk, dat zich niets van traditionele grenzen aantrekt: Mishra’s eruditie is indrukwekkend en op vloeiende wijze vermengt hij politieke, literaire, filosofische en journalistieke bronnen, hij verbindt soepel de actualiteit met het verleden, en politieke ontwikkelingen op alle continenten met elkaar. Dit boek biedt geen eenvoudige oplossingen voor ons tijdperk van woede, maar wel een begin van nieuw begrip.

Boris van Haastrecht volgt de onderzoeksmaster geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur van Skript Historisch Tijdschrift

pro-mbooks1 : athenaeum