Recensie: Een fantastische oppas en een onvoorstelbare nachtmerrie

09 januari 2017 , door Arjen van Meijgaard
| |

Chanson Douce - nu als Een zachte hand vertaald door Gertrud Maes - is alles behalve een zacht wiegeliedje of liefdesliedje. Deze tweede roman van Leïla Slimani, waarvoor zij de Prix Goncourt 2016 kreeg, is een subtiel en indringend verhaal over zorg en verwaarlozing over arm en rijk, over egoïsme en altruïsme. In een luchtige en zeer toegankelijke stijl begint het verhaal post rem: de lezer krijgt direct het  dramatische einde van het verhaal voorgeschoteld en in de hoofdstukken erna wordt duidelijk hoe het zo ver heeft kunnen komen.

De oppas

Op de vijfde verdieping van een mooi ‘immeuble’ in het tiende arrondissement zijn twee kinderen vermoord. Een baby, Adam, en zijn iets oudere zusje Mila. De moeder van het jonge gezin, een advocate die carrière maakt, is eerder dan andere dagen naar huis gegaan en heeft nog wat lekkers voor haar kinderen en de oppas gekocht. Thuis treft zij geen blije kinderen aan die verheugd zijn over haar vroege thuiskomst, maar een onvoorstelbare nachtmerrie.

Ondanks deze wetenschap weet Slimani bij de lezer toch enige sympathie op te wekken voor Louise, de oppas die voor het drama gezorgd heeft. Myriam, de moeder van Adam en Mila, komt er al snel achter dat thuiszitten geen optie is voor haar. Ze krijgt de kans om op het advocatenkantoor van  een oud-studiegenoot te gaan werken en omdat haar man Paul ook een drukke baan heeft, moet er een oppas gezocht worden. Na een sollicitatieronde springt Louise er met kop en schouders bovenuit. Ze heeft bovendien goede referenties.

Een fee met vreemde trekjes

‘Ma nounou est une fée. Mijn oppas is een fee,’ zegt Myriam wanneer ze het tegen anderen over haar oppas heeft. Louise ontpopt zich niet alleen tot een bij de kinderen geliefde oppas en een voortreffelijke huishoudster voor het drukke koppel, maar ook een begenadigd kok: ze weet zelfs wat de vrienden van Paul en Myriam lekker vinden. Omdat ze niet te beroerd is om na een lange dag met de kinderen ook de avond nog op te passen, blijft ze van tijd tot tijd slapen. Zo nestelt ze zich geruisloos in het gezinsleven.

Het lijkt te mooi om waar te zijn. En dat sijpelt ook langzaam het verhaal binnen. Af en toe vertoont Louise vreemde trekjes. Zo speelt ze graag plotseling verstoppertje met Adam en Mila. En Louise blijft verstopt, zelfs wanneer Mila haar huilend smeekt weer tevoorschijn te komen.

Eenzaam en arm

Beetje bij beetje krijgt de lezer steeds completer beeld van Louise. Hoe ze in haar eenkamerappartement met niet meer dan een slaapbank en een kapotte douche de eenzaamheid probeert te trotseren. ‘La solitude lui sautait au visage au crépuscule, quand la nuit tombe et que les bruits  montent des maisons où on vit à plusieurs. Zodra de schemering inviel, besprong de eenzaamheid haar, want als het donker wordt, komen er geluiden uit de huizen waar mensen met elkaar wonen.’

En dan is er nog de armoede die ze ondergaat door de schulden van haar overleden man. Ze kan weinig anders dan op andermans kinderen passen. Maar dat kan ze ontzettend goed. Te goed.

‘Plus les semaines passent en plus Louise excelle à devenir à la fois invisible et indispensable. Naarmate de weken voorbijgaan excelleert Louise er steeds meer in zich onzichtbaar en onmisbaar te maken.’ Louise offert zich op om te zorgen, hangt haar hele bestaansrecht daaraan op en cijfert zichzelf weg om vooral niet in de weg te lopen, niemand voor het hoofd te stoten. Tegelijkertijd maakt ze zichzelf onmisbaar, juist door er altijd te zijn voor Paul en Myriam en alles en zelfs meer te doen dan ze van haar vragen.
Slimani is karig met metaforen maar als ze die gebruikt, zijn ze treffend en dragen ze wezenlijk bij aan het vervolmaken van het beeld dat ze schetst.

‘La nounou est comme ces silhouettes qui, au théâtre, déplacent dans le noir le décor sur la scène. Elles soulèvent un divan, poussent d’une main une colonne en carton, un pan de mur. Louise s’agite en coulisses, discrète et puissante.
De oppas is als die schimmige gestalten die in het theater op het toneel in het donker decorstukken verplaatsen. Ze tillen een bank op, verschuiven met één hand een kartonnen zuil of een muurdeel. Onopvallend maar heel bepalend is Louise in de coulissen druk in de weer.’

Medelijden

Het zichzelf wegcijferen wil niet zeggen dat ze niet jaloers is. Ze hoort niet in de wereld van Paul en Myriam, maar maakt er wel deel van uit. Zij is arm en zij zijn rijk, zij heeft geen eigen gezin om voor te zorgen, maar wel het gezin van een ander. Juist dat contrast zet Slimani krachtig neer. Louise verwaarloost zichzelf en laat ook toe dat anderen haar verwaarlozen, terwijl ze diep van binnen niets liever wil dan meedoen en erbij horen. Door deze wrange constatering ontstaat mededogen en medelijden met Louise en tegelijk afkeer en weerzin tegen haar. En langzaam bekruipt de lezer het unheimische gevoel dat uitmondt in het ontnuchterende einde.

Arjen van Meijgaard schrijft korte verhalen en bespreekt Nederlandse en Franse fictie, voor onder andere NBD/Biblion en zijn eigen blog.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum