Recensie: ‘They are coming to take me away ha haa’

30 november 2015 , door Kees 't Hart
| | | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu op Athenaeum.nl: Kees 't Hart over A.H.J. Dautzenbergs En dan komen de foto's: 'In deze bundel komt Dautzenbergs onweerstaanbare literaire talent al met al tot grote bloei. Zowel in de verhalen over verschrikkingen als in de andere. Overslaan van het eerste type kan niet. Verrukking en afgrijzen, het hoort in dit werk bij elkaar.'
Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop en een tweede gezamenlijke bijlage.

Je weet bij A.H.J. Dautzenberg nooit zeker of het allemaal waar is wat hij schrijft. Veertig verhalen bevat deze bundel, het staat er niet voor niks bij, het zijn echt verhalen. Fictie dus. Ook al presenteert de schrijver ze af en toe als ‘waar gebeurd’. Het kortste ‘verhaal’ staat op pagina 216: ‘ZKV. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras geslacht of op welke grond ook, is niet toegestaan.’ Een letterlijk citaat van artikel 1 van de grondwet, tja, fictie natuurlijk. Een ready made dus, doeltreffend en geestig, laat die Dautzenberg maar schuiven. Waarheid is fictie en fictie is waarheid, onder meer dit adagium, dat sinds de Romantiek tot een belangrijk uitgangspunt van literatuur hoort, drijft deze zeer ambitieuze schrijver voort. Wat dit betreft is zijn werk verwant met dat van W.F. Hermans, overigens ook wat ambitie betreft. Sinds 2010 publiceerde hij een verhalenbundel, twee romans en verschillende essays, of liever pamfletten, die veel opzien baarden. En hij liet zich niet onbetuigd in allerlei praatprogramma’s die nu eenmaal haarfijn aanvoelen wanneer iemand een goed of overtuigend verhaal heeft.
Neem het verhaal 'Porno als dialectisch proces'. Alleen de titel al doet sterk denken aan titels van artikelen uit de socio-wetenschappelijke hoek. Dautzenberg begint met een paar spottende opmerkingen over de keurige beschouwingen van Kousbroek over pornografie in diens De troost der pornografie en die lopen al snel uit op zijn eigen ‘louterende kijkervaringen’ rondom een ‘aantrekkelijke niche’ uit de pornowereld: de squirtende vrouw.
We krijgen dit en detail voor de kiezen (de lezer pesten!) en net als we denken dat het allemaal alleen provocatie is, schakelt Dautzenberg over op een hoogst serieus ogende beschouwing over de relatie tussen ‘het hebben van seks’ en conflictbeheersing. Hij laat met hulp van gedegen ogende studies zien dat vrouwen in de overgang die in een bepaalde week seks hebben duidelijk relativerender over een terroristische aanslag oordelen dan vrouwen die geen seks hadden. Waar of niet waar? Het klinkt goed en hij zet er ook nog vreeswekkende grafieken bij waar wij alfa’s direct in geloven. Maar als je op Google de geciteerde artikelen terugzoekt, wat ik meteen deed, kom je bedrogen uit. Roos Vonk (ze kwam in opspraak bij het Stapel-schandaal) schreef volgens hem in het verzamelboek Social Judgments: Implicit and Explicit Processes een artikel over de relatie tussen seks en ruzie maken. Maar Roos Vonk komt in dit werkelijk bestaande boek uit 2011, waarin het niet over de bovengenoemde correlatie gaat, helemaal niet voor. Wel stond er een artikel in van Diederik Stapel, met wie Dautzenberg al een tijdje aan de weg timmert. Vind ik dit geestig? Ja, ik wel.
Dautzenberg plaagt graag (provoceren kun je het ook noemen) en tegelijkertijd is hij zo sentimenteel als de pest. Zo ver liggen deze gebieden overigens niet van elkaar af. Aan de ene kant zet hij ons weerzinwekkende (en soms melige) verhalen voor rondom martelingen en verkrachtingen. Dit uiteraard om ons de stuipen op het lijf te jagen. Moet je eens kijken wat ik allemaal weet te bedenken over narigheid. Hij zet ons voor het blok, misschien is dat de kern van dit deel van zijn werk: hij verzorgt een aanbod van verschrikkingen. Niet alleen om óns aan het schrikken te krijgen, maar ook zichzelf, want buiten schot blijft hij niet. Dat is een belangrijk verschil met andere verschrikkingenschrijvers. Die willen zich nog al eens verheffen boven de onbenullen, sadisten en kwelduivels die ze ons voorzetten (‘zo ben ik zelf niet’), maar Dautzenberg heeft het altijd over zichzelf. Kijk goed en begrijp dat dit ook kan horen tot mijn verder zo ‘gewone’ en ‘nette’ optreden, al kun je het niet aan me zien. Laten we elkaar niet voor de gek houden.
Ook hiermee hoort dit deel van zijn werk tot een veelbeproefde traditie van de westerse literatuur. Hij laat de duistere en kwaadaardig opborrelende bronnen van onze o zo burgerlijke verschijning in ons en zichzelf zien. Want dat die er zijn staat voor hem, geheel volgens deze traditie, helemaal vast. Dautzenbergs werk is duidelijk schatplichtig aan dat van Edgar Allan Poe, De Sade, E.T.A. Hoffmann en Freud. Toch dringt af en toe in zijn verder zo afschuwwekkende angst- en schrikverhalen een lachbui door. Neem het verhaal van de vrouw die ontwaakt wanneer ze in een totaal hulpeloze houding aan kettingen aan het plafond is vastgebonden, haar hoofd rust op het parket. Dit terwijl de kaartclub van haar man rustig doorgaat met kaarten. Het nieuwe kaartclublid komt zich aan haar voorstellen: ‘Mariëtte, zo heet je toch? Ik wil me even voorstellen: Joris. Aangenaam kennis te maken.’ Vervolgens plast deze Joris zeer ongezellig over haar heen. Het ligt aan mij, ik bied alvast mijn verontschuldigingen aan, maar hier moest ik dus verschrikkelijk om lachen. Mij viel direct het refrein in van een beroemde hit van ene Napoleon XIV uit 1975: ‘They are coming to take me away Ha Haa Ha Haa Ha Haa, they are coming to take me away.’
Aan de andere kant van het uiterst inventieve en weinig behaagzieke Dautzenbergse verhaalspectrum bevinden zich zijn wonderbaarlijk fraaie verhalen rondom jeugd, vriendschap en rouw. Dan is hij niet meer de Bürgerschreck, een pose die hij verder graag aanneemt, maar slaagt hij erin ons uitermate fraaie en gevoelige beelden en verhalen voor te toveren. Bijvoorbeeld het verhaal 'Het glazen' waarin iemand naakt in de sneeuw ligt. Of dat over de jongeman die na de dood van zijn vader bij zijn moeder slaapt. Er zijn er heel wat meer. In deze bundel komt Dautzenbergs onweerstaanbare literaire talent al met al tot grote bloei. Zowel in de verhalen over verschrikkingen als in de andere. Overslaan van het eerste type kan niet. Verrukking en afgrijzen, het hoort in dit werk bij elkaar. In een gefingeerd interview achter in de bundel typeert Dautzenberg zijn werk als een ‘zelfregulerende combinatie van angst en bravoure’. Ik ben het er niet helemaal mee eens: dit werk formuleert een niet-aflatend gevoel van angst en verlangen.

pro-mbooks1 : athenaeum