Recensie: Mertens' schaduw

30 november 2015 , door Daan Stoffelsen
| | | | | |

Stond Anthony Mertens (21 november 1946 - 4 april 2009) decennialang in de schaduw van zijn bewondering voor literatuur? Dat is een van de conclusies die er uit het nieuwe, deels aan hem gewijde nummer van De Revisor te trekken valt. Maar ook dat hij zich er aan onttrokken heeft, de laatste jaren van zijn leven, door zelf te schrijven. De Revisor 2009.3 koestert Mertens' schaduw, maar de bewondering is nooit ongegrond, zegt daan stoffelsen.

Dat risico loopt dit soort uitgebreide In Memoriams wel. De intimiteit (het is een zaak van familie, vrienden, collega's, oud-leerlingen; iedereen mag Anthony zeggen) en eerbied van zulke plechtigheden lijken buitenstaanders nog wel eens buiten en kritiek uit te sluiten. De ceremonie voor Mertens daarentegen enthousiasmeert, verwelkomt. Het welkomstwoord is van de herdachte zelf, in de vorm van het eerste deel van zijn roman-in-wording Wat Alex Boendermaker om zeven uur 's ochtends zag:

'Zijn zintuigen stonden op scherp. Alex moest nu goed opletten. Hij staarde in de kolossale duisternis van het trapgat en kneep in zijn knijpkat. Even meende hij daar een traag krullende tong te zien die hem naar zich toe lokte. Maar hij moest beter kijken. Hij voelde de tocht over zijn huid strijken. Hij huiverde. Om de bocht zag hij iets fluorescerends oplichten. Haar duster. Uit de kamer kwam het zachte geluid van violen. Iemand had de radio laten aanstaan.'

De opeenvolging van korte observaties wekt de indruk van alertheid, maar hoe reëel zijn die indrukken? Er is een spanning tussen de scherpte en het staren, tussen bewustzijn en droom, het soort literaire spanning dat tot doorlezen noopt. De romancier Mertens zal gemist worden - een conventionele, maar terechte vaststelling. Vertrouwde onderdelen van het In Memoriam volgen. De vriend die de mens en lezer beschrijft (Mertens deelde zich op drie soorten lezers: 'de koortslezer, de magneetlezer en de jurylezer', respectievelijk het kind dat koortsing boeken leest, de volwassen man die die toestand nastreeft, en de criticus pur sang); de collega-criticus die, omdat Mertens meer die eerste twee soorten lezer was en amper die laatste, zijn 'schrijvend lezerschap' tot het relativerende analyseert; de redacteur die de inspiratiebron van de schrijver onthult (Michel Tourniers De elzenkoning); de oud-leerling die hem herleest. Dat laatste stuk trof mij het meest, een wat lukrake opeenvolging van leesaantekeningen van Chris Keulemans, waarin hij ruim citeert en interpreteert. Meer dan de analyse en anekdote is hier Mertens zelf aanwezig.

'[Hij zoekt] het anonieme domein op de drempel tussen tekst en zelf waarvan hij het raadsel ooit in een zin gelezen heeft: "Je herinnert me aan iemand die ik nooit gekend heb."
En dus komt hij altijd terug bij schrijvers die hun plot halverwege vergeten, hem ondersteboven halen als de schatkamer van een rommelzolder of er niet eens aan beginnen, omdat elke verhaallijn al bij het eerste het beste kruispunt twee of drie andere opent. Schrijvers die hem op weg helpen naar het antwoord op die orakeltekst - de enige onbekende aan wie hij herinneringen heeft: zichzelf.'

Daar besluit Keulemans niet mee; hij gaat verder met die bewonderde schrijvers, met Barthes, Benjamin, Grimmelshausen, Mutsaers, Möring. Dat lijkt me de juiste strategie: verder lezen. Dit themanummer versterkt mijn waardering voor de man die mij ooit in slechts twee weken de grootsheid van het vak van redacteur, of eigenlijk literatuurliefhebber, voelbaar wist te maken. Hij leerde ons toen de bewondering te volgen, niet onkritisch, niet gemakzuchtig, maar uit interesse en nieuwsgierigheid - de insteek van de liefhebber. Verder lezen: Barthes, Benjamin, Grimmelshausen, Mutsaers, Möring, Mertens. Het weekend is gevuld.

Verder in dit nummer: Arnold Heumakers reageert op Thomas Vaessens' betoog voor geëngageerde literatuur met een overtuigende lezing van Kees 't Harts De keizer en de astroloog waaruit zowel de urgentie van de thematiek als het belang van de literaire vorm blijkt; Bert Natter stelt, in een reactie op diezelfde Vaessens, dat Kellendonks engagement althans niet door hemzelf zo bedoeld is. Rutger Martens leest lemmingen in Siebelinks Suezkade, en er is poëzie van Charl-Pierre Naudé, Peter Theunynck en Sjoerd de Jong, en proza van Fouad Laroui, A.H.J. Dautzenberg en Fenno Groenwold.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Hij volgde ooit de masterclass fictie bij Mertens tijdens de opleiding Redacteur/editor.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum