Recensie: ‘Die bal moet die werk doen’

30 november 2015 , door Sanne Ruhaak
| | |

Een fenomeen dat zich ieder keer voordoet wanneer een voetbalevenement nadert, is het plotseling verschijnen van boeken over voetbal. En dan niet over speltechnieken, -strategieën en -analyses, maar over de taal rondom het spel: voetbaltaal. De Nederlandse voetbaltaal is door deze boeken inmiddels in kaart gebracht, maar hoe zit het eigenlijk met de voetbalwoordenschat van het gastland van het komende WK? Het taalblad Onze Taal grijpt deze maand het evenement aan om een ons nauwelijks bekende Zuid-Afrikaanse taal te introduceren: ‘de Tsotsitaal’. Door sanne ruhaak

Een van de kwaliteiten van Onze Taal is de geringe normativiteit van het blad; er wordt geen taalpuristerij in bedreven, maar het beschrijft zonder oordeel onze taal aan de hand van verrassende taalfenomenen en –veranderingen. Dat maakt het toegankelijk, en interessant voor iedereen die net iets meer van taal wil weten zonder zich bezig te willen houden met de serieuzere taalwetenschap. Zoals elke maand is er plaats voor taalvragen, een kleine taaltest en zijn er nog wat kortere stukken over taalfenomenen, zoals het ontstaan van nieuwe woorden door de migratie van de afgelopen decennia. Maar het blad gaat verder dan taal alleen, en betrekt ook de culturele en politieke achtergrond erbij, zoals deze maand met het uitstapje naar Zuid-Afrika.

‘Een stoere mannentaal met een toefje Nederlands’ zo omschrijft Berthold van Maris de Tsotsitaal in zijn openingstuk van dit themanummer. In het stuk geeft hij een beschrijving van het ontstaan en de ontwikkeling van de taal. ‘Een ruige mengtaal die vooral door zwarte mannen gesproken wordt’, lijkt Maris de beste beschrijving. Voor woorden als zon, sterren, vuur en gras, zijn geen eigen varianten, voor dingen die te maken hebben met eten, drank, seks, criminaliteit, auto’s, politie en uitgaan juist weer heel veel.

Zuid-Afrika kent elf officiële talen waarvan het Afrikaans er één is. Nog wel, want het Engels verovert veel domeinen zoals het onderwijs en het bestuur. Frank Jansen schenkt aandacht aan hulpkreten die hij uit Zuid-Afrika ontving: ‘Ondersteun asb my taal, wat doodgedruk word op elke moontlike vlak van die samenlewing.’ Hij vraagt zich af of Nederland het Afrikaans moet steunen en maakt een afweging of het Afrikaans onze steun waard is, hoeveel zin het heeft om de taal te steunen en wat de (politieke) gevolgen hiervan zijn. Tot een antwoord komt hij nauwelijks in zijn stuk, maar de discussie is aangezwengeld.

Een nummer over taal en voetbal, dat kan uiteraard niet zonder een opsomming van de meest recente voetbalwoorden. Kees van der Zwan heeft voor dit nummer een mooie selectie gemaakt van dagelijkse woorden die in de voetbalwereld een net wat andere betekenis krijgen: ‘Toen Feyenoord-trainer Mario Been dit voorjaar zijn nieuwe aankoop Adil Auassar voorstelde, zei hij: ‘‘hij heeft veel diepgang.’’’ Bedoeld werd hier niet dat Auassar een slimme jongen was, ‘nee, diepgang is een in de voetbalwereld heel gebruikelijk woord om duidelijk te maken dat een speler het vermogen heeft om diep op de helft van de tegenstander door te dringen.’ Ook woorden als creëren, achteroverleunen en inzakken krijgen op die manier een nieuwe betekenis in het voetbaljargon.

Niet alleen Nederlanders maken zo hun eigen voetbaltaal, ook Afrikaners hebben hun eigen voetbalidioom. Schrijver Kees ’t Hart, Jan ’t Hart en de Zuid-Afrikaanse doelman Hans Vonk stelden een Nederlands-Afrikaans voetballexicon samen: Onvermijdelijke voetbaltaal.  Zij geven een voorproefje op hun, naar wat het lijkt, vermakelijke boekje: ‘Ek stuur nounou Van Bommel na jou. (Straks stuur ik Van Bommel op je af.) Die keer sing ons die hele Wilhelmus saam. (Deze keer zingen we het hele Wilhelmus mee.) As dit ’n strafdoel is, is ek die pous. (Als die een penalty is ben ik de paus.)

Het slotstuk van dit themanummer vertelt over de vernederlandsing van Engelstalige voetbaltermen. Free kick is vrije trap geworden, offside werd buitenspel en zelfs het woord football is tegenwoordig gewoon voetbal. Jurryt van de Vooren legt uit hoe de taal heeft bijgedragen aan de populariteit van voetbal, en andersom. Hij noemt zijn stuk een vooronderzoek dat aanleiding geeft tot een groter onderzoek. Ik ben benieuwd naar de resultaten maar blijf me ondertussen verwonderen over de grote aandacht voor voetbaltaal. Zullen boeken over tennistaal bij het volgende Wimbledon ook zo populair worden? En hoe zit het eigenlijk met de nationale schaatstaal?

 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum