Recensie: Een onvervalste geschiedenis van India

31 mei 2010 , door Lodewijk Brunt
| | |

De Kasjmiervallei, met al die fraaie meren en bergen, geldt als de mooiste streek van India. Het is ook de locatie van felbegeerde ambachtelijke producten, zoals zijde en wol, en van een verfijnde keuken (het verrukkelijke lamsgerecht rogan josh is wereldberoemd). Sinds de onafhankelijkheid van India en Pakistan in augustus 1947 is dit gebied een steen des aanstoots, een broeinest van terrorisme en een levensgevaarlijke frontlinie tussen zwaarbewapende vijandelijke legers. Kasjmier hoort samen met Palestina en Afghanistan tot de hardnekkigste brandhaarden van de wereld; om het gebied zijn verschillende oorlogen gevoerd, maar een oplossing van de ‘kwestie’ is niet in zicht. Wat is precies de achtergrond? Niemand schijnt het te weten en de meeste historici zien er vanaf de kluwen van gebeurtenissen en ontwikkelingen te ontwarren; er is geen beginnen aan. De publicist, columnist Ramachandra Guha doet in zijn recente studie van het onafhankelijke India — India After Gandhi, onlangs in het Nederlands vertaald als India — een serieuze poging, maar ook hij moet het uiteindelijk laten afweten. 

Toen de Britse koloniale overheersers uit het Indiase subcontinent vertrokken, moest er nog een groot aantal problemen uit de wereld worden geholpen. Het belangrijkste was ongetwijfeld de positie van de moslims, die bang waren dat ze in een hindoestaat onvoldoende bescherming zouden krijgen. De Partition was een knullige poging hieraan tegemoet te komen: het subcontinent werd rigoureus in tweeën gehakt. De moslims kregen een eigen staat — Pakistan, verdeeld over een westelijk deel en een oostelijk deel, dat zich korte tijd later na een bloedige strijd zou afscheiden als Bangla Desh. Maar er moest ook iets gebeuren met de honderden kleinere en grotere min of meer zelfstandige vorstendommen in het gebied. De vuistregel was dat overwegend islamitische staatjes zich bij Pakistan voegden, overwegend hindoeïstische bij India. Meer dan vijfhonderd lokale prinsen en koningen sloten zich, al dan niet onder zware druk, bij India aan, maar sommigen dachten er anders over. Maharadja Hari Singh van Jammu en Kasjmier, een hindoe, maar tevens een berucht gokker en schuinsmarcheerder, droomde van een zelfstandige staat. Zijn gebied lag precies ingeklemd tussen beide nieuwe staten en hoewel het voor de hand zou liggen dat Kasjmier bij Pakistan zou komen — het merendeel van de bevolking bestond uit moslims — hield Singh voet bij stuk. Hij beschouwde zijn koninkrijk (oppervlakte: een kwart miljoen vierkante kilometer; aantal inwoners: vier miljoen) als het ‘Zwitserland van het Oosten’. Ondanks verzet uit Kasjmier zelf — zijn felste tegenstander was ironisch genoeg de moslimsjeik Abdullah die alle vertrouwen had in een ‘seculier India’ en niets moest weten van een fundamentalistisch Pakistan — zou zijn droom vermoedelijk zijn gerealiseerd als zich niet een totaal onverwacht incident had voorgedaan.

Een paar maanden na de onafhankelijkheid werd Kasjmier geïnfiltreerd uit het noorden door een legertje van duizenden gewapende mannen, die in sneltreinvaart oprukten naar de hoofdstad Srinagar. Uit angst riep Singh de hulp in van de Indiase strijdkrachten — het Pakistaanse leger dat onder bevel stond van een Britse generaal, waagde zich er niet aan. Het pleit werd toen snel beslecht, Kasjmier werd een Indiase deelstaat. Pakistan heeft zich er nooit bij neergelegd en beschuldigt de Indiase overheid (en de Britse koloniale overheid) van vuil spel.

Wie waren de mysterieuze invallers? In India hoor je dat het Pakistaanse huurlingen waren, in Pakistan spreken ze van Indiase agents provocateurs. Guha merkt op dat het ging om Pathanen, maar dat het allerminst zeker is waarom ze Kasjmier binnenvielen en door wie ze werden geholpen. ‘Deze twee vragen raken de kern van het geschil rond Kasjmier, maar zestig jaar later kunnen de historici er nog steeds geen definitief antwoord op geven’, zegt hij. Het vereist moed om zoiets op te schrijven in het hedendaagse India, Guha zal door velen als een halve landverrader worden aangemerkt. Ook elders neemt hij flinke standpunten in, gebaseerd op grondig bronnenonderzoek. India After Gandhi is een waardevol boek, omdat het de recente geschiedenis van India (na 1947) onder de loep neemt zonder de vele vervalsingen en verdraaiingen die helaas maar al te gebruikelijk zijn in het door religieuze en andere tegenstellingen verscheurde land.

De Nederlandse vertaling van Chiel van Soelen en Pieter van der Veen is redelijk — dat mag uitdrukkelijk worden gezegd omdat er bij Nederlandse uitgeverijen soms met de pet wordt gegooid naar vertalingen van Indiase auteurs, ook schrijvers van fictie. Sommige begrippen doen wat vreemd aan: de beroemde protesttocht die Gandhi in 1930 naar Dandi organiseerde heet de ‘zoutmars’, niet de ‘zout-satyagraha’; Lord Mountbatten was inderdaad de laatste viceroy van India, maar in het Nederlands zeg je ‘Gouverneur-generaal’, geen ‘onderkoning’; volgelingen van het Jainisme noem je ‘jains’, geen ‘jaina’s’. Maar een kniesoor die daarop let.

Lodewijk Brunt is stadssocioloog, met als specialisatie India.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum