Recensie: Het enigma op de troon

30 november 2015 , door Patrick Gouw
| | | |

­­Amateurarchitect, uitmuntend legeraanvoerder, onvermoeibaar reiziger, dichter en filosoof, openlijke homoseksueel. De Romeinse keizer Hadrianus was een niet alledaagse vorst en kan het beste worden gekarakteriseerd als een ‘goede Nero’. Na de dood van de Romeinse keizer Trajanus besteeg in 117 n.Chr. een eigengereide heerser de troon van het imperium Romanum. Publius Aelius Hadrianus (76-138 n.Chr.) was een ervaren militair die hernieuwde stabiliteit gaf aan het geplaagde rijk en die een stevig fundament legde voor de veelgeprezen bloeiperiode van de tweede eeuw n.Chr. patrick gouw leest een van de Week van de Klassieken-actietitels.

Tegelijkertijd onderscheidde hij zich door zijn opvallende voorkeuren en gedragingen duidelijk van zijn voorgangers en opvolgers. Hadrianus was een vurig pleitbezorger van de Griekse cultuur, een pepaideumenos die zich meer thuis voelde in de filosofische scholen van Athene dan in de senaat van Rome. Maar waar een illustere voorganger als Nero zijn voorliefde voor antiqua Graeca liet ontsporen, zorgde Hadrianus ervoor dat zijn Griekse cultuurpolitiek door de traditionele elite geaccepteerd werd.

Zijn openlijke verhouding met de Griekse jongeling Antinous deed wel menig wenkbrauw fronsen in Rome. Hadrianus prefereerde onder alle omstandigheden het gezelschap van zijn mannelijke geliefde boven dat van zijn wettige echtgenote Sabina. Hun verstandshuwelijk, gekenmerkt door een diepe wederzijdse afkeer, bleef dan ook kinderloos. Zijn vrouw Sabina zou naar verluidt zelfs hebben opgemerkt dat eventueel nageslacht van haar echtgenoot een ramp voor de mensheid zou zijn geweest.

Lange tijd werd de nagedachtenis aan Hadrianus gedomineerd door de visie van de Franse schrijfster Marguerite Yourcenar, die in haar fictieve biografie Herinneringen aan Hadrianus (1950) het beeld opriep van de immer twijfelende en levensmoede filosoof-keizer. Haar hoofdpersoon, overigens zeer consciëntieus geconstrueerd uit het toentertijd beschikbare bronnenmateriaal, werd lange tijd gezien als een waarheidsgetrouwe weergave van de echte Hadrianus.

Anthony Everitt zet daar in zijn nieuw verschenen biografie een ander, realistischer beeld tegenover. Hij completeert daarmee een drieluik over de Romeinse geschiedenis, waarin hij de gebeurtenissen uit de late republiek en keizertijd ophangt aan drie sleutelfiguren. Na eerder met enig succes te hebben gepubliceerd over de redenaar Marcus Tullius Cicero en de eerste princeps Augustus, waagt hij zich – meer dan tien jaar na het verschijnen van Anthony Birley’s gezaghebbende studie Hadrian. The Restless Emperor (1997) – nu aan één van de meest enigmatische van alle Romeinse keizers. Everitt maakt daarbij gretig gebruik van de talloze inscripties die de afgelopen decennia door archeologen zijn ontdekt en die een blik werpen op de dagelijkse gang van zaken aan het keizerlijke hof. Terecht merkt hij op dat we hier feitelijk te maken hebben met ‘een in marmer gebeitelde biografie’, een andersoortig venster op de keizer waarin voor de filosofische bespiegelingen van Yourcenar veel minder ruimte is. Uit de inscripties komt het beeld van een krachtdadig en onvermoeibaar vorst naar voren die continue streefde naar een harmonieuze samensmelting van de Griekse en Romeinse cultuur en die zich, voor zover mogelijk, wenste te bemoeien met bestuurlijke aangelegenheden die tot in de verste uithoeken van zijn rijk plaatsgrepen.

Een man ook die, tegen de heersende opvattingen in, een einde durfde te maken aan de desastreuze expansiepolitiek van Trajanus, wiens persoonlijke eerzucht en emulatie van Alexander de Grote tot imperial overstretch had geleid. In plaats daarvan trachtte Hadrianus de grenzen beheersbaar te maken en de verschillende rijksdelen, die tot dan toe hoofdzakelijk als wingewesten werden beschouwd, binnen het imperium te integreren. Zijn inspanningen op dit terrein, alsmede zijn vermogen voor goede opvolgers (in de personen van Antoninus Pius en Marcus Aurelius) te zorgen, leidden ertoe dat de absolute bloeiperiode van het Romeinse Rijk nog minstens een halve eeuw zou aanhouden.

Hadrianus blijkt in de visie van Everitt bovenal een kundig bestuurder te zijn geweest, die praktisch alle delen van zijn uitgestrekte rijk bezocht en in niet minder dan 130 steden imposante bouwwerken liet oprichten en overal infrastructurele projecten in gang zette. Van geen enkele andere Romeinse keizer zijn zoveel aquaducten, bruggen en badhuizen geattesteerd als van Hadrianus. Het is dan ook geen wonder dat enkele van de meest tot de verbeelding sprekende overblijfselen uit de Oudheid (zoals het Pantheon in Rome, Hadrian’s Wall in Noord-Engeland, de Villa Adriana in Tivoli) zijn signatuur dragen.

Dat Hadrianus het uiteindelijk tot keizer zou brengen, lag in het eerste deel van zijn leven overigens niet direct voor de hand. Zijn familie was afkomstig uit de elite van Italica, een klein stadje in de Romeinse provincie Baetica (het huidige Andalusië), waar de grootschalige export van olijfolie naar Rome voor grote rijkdom had gezorgd. De Aelii hadden zich hierdoor weliswaar geleidelijk weten op te werken tot de senatorenstand, maar hun aanzien binnen die kringen bleef – als vertegenwoordigers van het ‘nieuwe geld’ – beperkt.

Met de dood van Hadrianus’ vader Afer kwam daar echter verandering in. Hadrianus werd op tienjarige leeftijd onder de voogdij geplaatst van Marcus Ulpius Trajanus, een veelbelovende stadsgenoot die niet veel later voor het keizerschap bestemd bleek te zijn. In diens kielzog kwamen de militaire en bestuurlijke talenten van Hadrianus al snel bovendrijven en werd hij klaargestoomd voor het hoogste ambt. Toen Trajanus in 117 n. Chr. aan uitputting bezweek, stond er direct een opvolger klaar die de ideale vooropleiding had genoten.

Everitt weet het levensverhaal van Hadrianus boeiend te vertellen en een helder beeld te schetsen van ‘the emperor at work’. Dat ook hij in zijn studie niet tot een volledige rehabilitatie komt van de persoon Hadrianus, heeft te maken met de bij tijd en wijlen wrede inborst van de keizer. Berucht is de zogenaamde affaire met de vier consuls, die aan het begin van zijn regering rücksichtslos uit de weg geruimd werden, een daad die hem zijn hele regering werd nagedragen. Zijn keiharde onderdrukking van de Joodse Opstand (132-135 n. Chr.), waarbij volgens de geschiedschrijver Dio Cassius niet minder dan 580.000 Joden werden gedood en derhalve niets minder dan een doelbewuste etnische zuivering, tonen waar de zo gecultiveerde keizer ook toe in staat kon zijn. Hadrianus moet, zo stelt Everitt aan de hand van andere voorbeelden, een bijzonder onaangename man zijn geweest. Maar als staatsman was hij onovertroffen en behoort hij tot de beste keizers die het Romeinse Rijk ooit heeft voortgebracht.

Het is prettig om na lange tijd weer over een nieuwe biografie van Hadrianus te beschikken, die recente inzichten weet te verbinden met het traditionele beeld van de keizer. Everitt schrijft voor een breed publiek en daarom zij het hem vergeven dat hij op sommige plekken wel heel ver van zijn directe materie afdwaalt. Een minder dik boek had absoluut geen afbreuk gedaan aan de kwaliteit ervan. Maar ook met die nuancering verdient dit slotstuk van zijn Romeinse drieluik een applaus.

Patrick Gouw is boekverkoper Klassieke Oudheid bij Athenaeum Boekhandel en oudhistoricus. Hij promoveerde onlangs op Griekse atleten in de Romeinse Keizertijd.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum