Recensie: Vrijheid in de maatschappij, door de kunstenaar

30 november 2015 , door Leonhard de Paepe
| | | | |

Waarom Lacan nog lezen, vraagt Steven Z. Levine zich af in zijn studie Lacan Reframed. Al in de inleiding geeft hij het antwoord: 'In order to try to be free!'
Is dit een restje van de inmiddels failliete American Dream, achtergebleven in het DNA van een bejaarde professor? Geenszins. Want het betreft hier niet de vrijheid in de maatschappij maar de vrijheid van de maatschappij. De maatschappij? Nee, nog fundamenteler; het gaat om vrijheid van ‘the verbal meanings of the symbols with which our languages address us and attire us’. En dan ben je inderdaad bij Lacan aan het goede adres. Als er één reden is waarom Freud nog in het collectieve geheugen zit en nog altijd wordt gedoceerd aan de universiteit, dan is dat niet in de laatste tijd de verdienste van Jacques Lacan (1901-1981) die zich zijn leven lang Freudiaan bleef noemen en met schier eindeloze creativiteit en durf de diepten van de menselijke drijfveren doorvorste. Door leonhard de paepe.

N.B. Dit weekend nog zijn de delen uit de 'Reframed'- en 'For Architects'-series met korting te krijgen.

Lacan Reframed draagt als ondertitel A Guide for the Arts Student. Betekent dat dat dit boek voor een groot publiek toegankelijk is? Nou, het is vooral één lang geconcentreerd college over het gehele oeuvre van de Franse psycho-analyticus. De luie lezer die zich met wat bon mots hoopt te prikkelen, komt bedrogen uit. Levine is niet scheutig met anekdotes, verklarende voorbeelden of biografische achtergronden. Hij gaat in razende vaart over bekende Lacaniaanse leerstellingen als ‘het spiegelstadium’, ‘de paternale en maternale fallus’ en de ‘imaginaire, symbolische en reeële orde’.

Levine begint met een intensieve uitleg over de tegenstelling tussen Freud en Lacan. In tegenstelling tot Freud ziet Lacan het onderbewuste als een functie van de taal, (en niet de hersenen) en daarmee breekt hij de theorie open om niet het individu, maar veeleer de maatschappij waarin het individu functioneert, onder de loep te nemen. Zo vreemd is dat niet. Want als we dromen, kunnen we de beelden pas duiden door ze de volgende morgen in taal te analyseren. Ook al bij Freud bleek het onderbewuste pas analyseerbaar in versprekingen, op het moment dat men onbedoeld het achterste van de tong liet zien.

The Arts omvatten zowel de talige en literaire vakken, als de sociale wetenschappen en de kunstgeschiedenis, en het lijkt op het eerste gezicht een uitdaging voor studenten in die laatste richting om dit primaat van de taal (symbolische orde) boven het beeld (imaginaire orde) te verkroppen. Toch hoeft het niet problematisch te zijn. We leven in een wereld van betekenis. Die betekenis leggen wij door middel van taal op de werkelijkheid, maar taal is nooit een uitputtende beschrijving. Taal versluiert onherroepelijk delen van de werkelijkheid en het is knap lastig om achter die sluier te kijken. Voor de meeste mensen – die overigens hun leven lang dik tevreden blijven met de betekenissen die hen worden aangereikt – is het zelfs onmogelijk. Maar juist hier komt de kunstenaar om de hoek kijken. Hoewel zijn medium niet noodzakelijk het woord is, speelt hij een spel met de werkelijkheid. Hij lost het raadsel niet op, maar vergroot het juist door het gat tussen taal en werkelijkheid in te vullen. Of, in de woorden van Levine:

‘According to Lacan, religion avoided this primal emptiness by filling it with God. Science rejected this void, attempting to fill it with the equations of natural law. Art alone manifested the emptiness of the Thing, in the illusoriness of its form.’

Als het boek van Levine bovendien één verdienste heeft, dan is het wel dat hij laat zien hoezeer Lacans leven, zowel intellectueel als persoonlijk, verweven is met de kunst. Lacan behandelde de maîtresse van Picasso - met wie hij bevriend was. Hij kende André Breton goed, André Masson was zijn zwager, en Salvador Dali schrijft in zijn biografie The Secret Life of Salvador Dali (1942) over de ontstellende overeenkomst in psychologisch inzicht tussen hen beiden. Lacan meende net als Dali dat paranoia veel eerder dan dromen aanzet tot artistieke creatie.

In het nawoord zegt Levine het opnieuw: Lacan is een sleutel naar de vrijheid. Hoe die vrijheid van de maatschappij dan moet, vult Levine verder niet in. Paranoia? De burgerman spoedt naar de koelkast bij zulke woorden, maar de geesteswetenschapper die zin heeft in verdieping, spoede naar de winkel!

Leonhard de Paepe studeerde aan de kunstacademie en is filosoof. Hij is docent Esthetica aan de de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag (KABK).

pro-mbooks1 : athenaeum