Recensie: De rijke geschiedenis van een gebouw

30 november 2015 , door Nina Kuin
| | | | | |

Gelegen aan de rand van Amsterdam-Zuid torent het machtige gebouw van het Rijksmuseum hoog boven de stad uit. Na tien jaar is het eindelijk uit de steigers en in haar volle glorie te bewonderen. Over de verbouwing van dit nationale monument is de afgelopen tijd veel gepubliceerd. Zoveel, dat een keuze tussen de boeken moeilijk was. Nu, ongeveer een jaar na de heropening, kan eindelijk het kaf van het koren gescheiden worden. Het Rijksmuseum heeft er namelijk met de recente publicatie Rijksmuseum, restauratie en transformatie van een nationaal monument, een goede monografie bij. Door nina kuin.

Toen de Franse schrijver Paul Verlaine in 1893 het Rijksmuseum bezocht, beschreef hij het als een kathedraal. In het midden van het gebouw bevond zich het schip met aan het einde daarvan de Nachtwacht, schitterend als een altaarstuk. Verlaine legde met zijn uitspraak een verband tussen het gebouw en de collectie van het museum. De architectuur droeg bij aan zijn ervaring van de kunstwerken. Bij de recente verbouwing van het Rijksmuseum hadden de opdrachtgevers dat ook voor ogen. Ambitieuzer nog: het museum moest een balans vormen tussen stad, monument, museum, collectie en publiek.

Die ambitie toetsen Paul Meurs en Marie-Thérèse van Thoor in Rijksmuseum, restauratie en transformatie van een nationaal monument. In tegenstelling tot eerder verschenen boeken waarin of alleen het restauratieproces of alleen de visie van de architecten wordt behandeld, beschrijft dit boek de transformatie van het gebouw in zijn totaliteit. Van de tekentafel tot de bouwplaats, van de ruzies en teleurstellingen naar een compromis, en van een verouderd museum naar een moderne totaalervaring waarin dagelijks bezoekers uit binnen- en buitenland zich vergapen aan de belangrijkste stukken uit de vaderlandse (kunst)geschiedenis.

Polderlandschap

Logisch is dat bij zo een nationaal project verschillende belangen meespeelden. Landelijke politiek, gemeentepolitiek en museumbestuur bepaalden allemaal mee in het proces. Ook werd voor elk onderdeel van de bouw een nieuwe hoofdverantwoordelijke aangenomen. De verbouwing stond afwisselend onder leiding van de directie, de architecten, de interieurontwerper en een restaurator. Het is dus vanzelfsprekend dat het boek net als de veelbekeken NTR-documentaire van Oeke Hogendijk, Het nieuwe Rijksmuseum, ook de vele twisten volgt die gepaard gaan met zoveel belangengroepen.

Maar waar de documentaire alleen de conflicten toont, geeft het boek op een bijzondere manier antwoord op de achterliggende vragen. Waarom was het ontwerp- en bouwproces zo moeilijk? En waardoor? Wat bijvoorbeeld niet hielp was het feit dat Nederland tijdens de verbouwing zeven kabinetten kende en het museum tegelijkertijd drie directeuren, vijf Rijksbouwmeesters en drie Programmadirecteuren versleet. En hoe is het museum dan in zijn huidige vorm tot stand gekomen? Daarvoor grijpen de auteurs terug op primaire bronnen zoals bouwtekeningen, interviews met betrokken, maar beschrijven de huidige situatie voornamelijk vanuit de historie van het gebouw. Het is vooral deze uitgebreide werkwijze dat het boek zo uniek maakt. Het gebouw en haar geschiedenis komt tijdens het lezen voor je ogen tot leven.

Uit: Rijksmuseum, restauratie en transformatie van een nationaal monument

De Amsterdamse fietser

Toen de negentiende-eeuwse architect Pierre Cuypers in 1875 met zijn museumontwerp de prijsvraag won voor de bouw van het Rijksmuseum, kreeg hij vrijwel meteen te maken met enkele complicerende factoren. Een daarvan was de Gemeente Amsterdam. Zij eiste een doorgang in het museum te incorporeren om de nog onontwikkelde achterliggende gebieden te verbinden met de stad. Na veel discussie ontstond de zo bekende - en meteen al controversiële - onderdoorgang. Eerst was het een doorgang voor al het verkeer, inclusief auto's, maar vanaf 1931 alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers.

Deze onderdoorgang bleef bij de recente verbouwing een angel in het proces. Met als argument structureel ruimtegebrek voor de collectie, pleitte het museum voor de sluiting van de tunnel. Maar ook in de eenentwintigste eeuw speelde de gemeente een cruciale rol. De verbindingsweg tussen Zuid en het Centrum van Amsterdam moest onder het museum door. Het Rijksmuseum en daarmee het Spaanse architectenbureau Cruz y Ortiz trokken aan het kortste eind en paste het ontwerp aan.

Vijftig tinten grijs

Het project stond daarna nog geregeld onder vuur. De discussie, verdeeld in de kampen 'Terug naar Cuypers' en 'Verder met Cuypers', bereikte bij de twist rondom het interieur een climax. Het 'Terug naar Cuypers'-kamp wenste een volledige restauratie van de historische decoraties. Het Spaanse architectenbureau wilde vooral verder met Cuypers en stelde een nieuwe stijl voor, waarin rekenschap werd gegeven aan de historie van het gebouw maar het interieur zou worden aangepast aan de huidige interieurtrends.

Na veel gesteggel besloot de Stichting Restauratie Atelier Limburg, ingehuurd door de Rijksgebouwendienst, het gebouw te onderzoeken op de oorspronkelijke kleuren van het museum. Op basis van dit resultaat werd een beslissing genomen. Dit leidde tot een opvallende keuze. De Franse interieurontwerper Wilmotte stelde naar aanleiding van het onderzoek een eigen kleurenpalet samen. De muren van het Rijksmuseum werden niet wit geverfd zoals voor de verbouwing, maar in verschillende tinten grijs. Het kamp 'Verder met Cuypers' won deze slag.

Uit: Rijksmuseum, restauratie en transformatie van een nationaal monument

Verder met Cuypers

Toch gaat het boek niet alleen in op dit soort smeuïge discussies. Naast de fijne soapy details wordt het proces van de verbouwing tot in detail beschreven. Met mooi, vaak historisch beeldmateriaal geven de auteurs een inkijk in het proces van transformatie. Voor elk uiterlijk detail van het huidige Rijksmuseum is er een beschrijving én een verklaring. Hierdoor springt dit boek boven de andere publicaties uit. Paul Meurs en Marie-Thérèse van Thoor geven met hun werkwijze de ziel terug aan het gebouw.

Vanaf het prille begin op Cuypers' tekentafel volgt de lezer de transformatie van het vandaag de dag zo populaire nationale monument. Het boek is daarmee veeleer een ontstaansgeschiedenis van het Rijksmuseum dan een verslag van de restauratie, zoals de auteurs terecht opmerken. Deze insteek maakt dat de publicatie alle andere voorbij streeft en zich onmisbaar bewijst voor architecten, erfgoedspecialisten, stadshistorici, museologen, interieurontwerpers, designers maar bovenal voor kunstliefhebbers.

Het boek is zowel in het Nederlands als Engels verschenen en is verkrijgbaar in ons filiaal in het Rijksmuseum.

Nina Kuin is werkzaam als boekverkoper in het Rijksmuseum.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum